II. Weerstandsvermogen

Algemeen

Terug naar navigatie - Algemeen


Voor een adequate bedrijfsvoering is het belangrijk dat we risico’s en onzekerheden tijdig in beeld hebben en ze op een gestructureerde wijze beheersen. We nemen deel aan een samenleving die complex en aan verandering onderhevig is en dit vraagt om een verdere verscherping van ons risicobewustzijn. De uitgangspunten van ons risicobeleid en de wijze waarop we dit beleid uitvoeren zijn beschreven in de ‘Nota risicomanagement (2018)’. Een van die uitgangspunten is dat er twee keer per jaar, bij de jaarstukken en de begroting, een integraal beeld geschetst wordt van de risico’s, de aanwezige weerstandscapaciteit en de ratio voor het weerstandsvermogen.

In 2020 richten we ons op de (brede) toepassing van risicomanagement. Dit zal moeten leiden tot een verdere professionalisering op dit gebied en een andere manier van presenteren van onze risicoanalyse. In voorliggende paragraaf zijn de risico’s nog op de gebruikelijke manier beschreven en gekwantificeerd.

In deze paragraaf informeren we u over:
- het gemeentelijke risicobeleid 
- de hoogte van onze weerstandsratio met een toelichting op de omvang van onze risico’s
- de “BBV indicatoren” en conclusies over de financiële positie van onze gemeente

Risicobeleid

Terug naar navigatie - Risicobeleid

Met het risicobeleid willen we inzicht krijgen in de risico’s die we lopen. Dit inzicht helpt om:
- Maatregelen te treffen die voorkomen dat het risico zich voordoet.
- Te toetsen of er voldoende financiële ruimte is om de risico’s daadwerkelijk op te vangen, zonder dat dit leidt tot beleidswijzigingen.

De mate waarin we in staat zijn om risico’s op te vangen brengen we tot uitdrukking in een score van ons weerstandsvermogen.

Weerstandsvermogen = de verhouding tussen de risico’s en de weerstandscapaciteit.

Op grond van de nota Risicomanagement streven we naar een ratio voor het weerstandsvermogen  tussen de 1,4 en 2. Deze ratio kent de kwalificatie “ruim voldoende”.


We maken onderscheid tussen incidentele- en structurele weerstandscapaciteit. Onder de incidentele weerstandscapaciteit verstaan we de algemene reserve. Onze structurele weerstandscapaciteit bestaat uit het structurele begrotingsoverschot, de begrotingspost onvoorzien en de onbenutte belastingcapaciteit. Indien er sprake zou zijn van heroverwegingen behoren die ook tot de structurele weerstandscapaciteit.

Met de onbenutte belastingcapaciteit bedoelen we de ruimte om de OZB-tarieven te verhogen volgens de normen die het Rijk hanteert voor gemeenten met zware financiële problemen. Het inzetten van deze ruimte is een politiek zwaar middel. Aangezien onze financiële positie daartoe geen aanleiding geeft, nemen we deze ruimte niet mee in onze berekening van de structurele weerstandscapaciteit.

Weerstandsratio

Terug naar navigatie - Weerstandsratio

Ratio’s Weerstandsvermogen
Op basis van de begrotingscijfers 2020 is ons incidentele weerstandsvermogen voldoende en het structurele weerstandsvermogen ruim voldoende.

De ratio van ons incidentele weerstandsvermogen komt uit op 1,3 en is daarmee gedaald ten opzichte van voorgaande jaren. Dit is het gevolg van de vorming van een BR tekorten Sociaal Domein ter grootte van ca. € 9 miljoen per 1-1-2020. Een ratio van 1,3, met daarbij de kwalificatie “voldoende”, is dus lager dan de minimale streefratio van 1,4. In september 2019 heeft de raad besloten om een bedrag van € 1 miljoen over te hevelen vanuit de BR Materieel naar de Algemene Reserve. Na de verwerking ervan zal de ratio weer uitkomen op 1,4, de minimale streefratio.

We constateren dat de meerjarige ontwikkeling van de algemene reserve is verslechterd. In de begroting 2019 was nog sprake van een omvang richting de € 40 miljoen in 2023. Dit is niet meer aan de orde. Voor de komende periode 2020-2023 is de omvang geprognosticeerd op € 12 miljoen oplopend naar afgerond € 16 miljoen. Er is geen sprake meer van forse begrotingsoverschotten, opbrengsten grondexploitatie zijn al grotendeels genomen en ook de (meer)opbrengsten precariobelasting komen te vervallen.
De algemene reserve is er om als financiële buffer risico's op te kunnen vangen. Het inzetten van de algemene reserve ter dekking van niet geraamde uitgaven vergt derhalve een zorgvuldige afweging.

Het structurele weerstandsvermogen bedraagt € 895.000. Dit bedrag is gelijk aan het begrotingsoverschot 2020 van € 895.000.
Dit overschot zal waarschijnlijk lager uitvallen als gevolg van enkele voorstellen waarover de raad op 1 oktober a.s. besluit. Dit betreft onder andere de het voorstel over de  collectieve verzekering minimabeleid waarmee structureel ongeveer € 250.000 is gemoeid.
Het is noodzakelijk om het begrotingsoverschot niet aan te wenden maar in stand te houden als buffer voor eventuele structurele tegenvallers. Zo kunnen we bijvoorbeeld geconfronteerd worden met een lagere Algemene Uitkering en uitzetting van lasten als gevolg van de nieuwe Omgevingswet en het nieuwe IBOR (Integraal Beheerplan Openbare Ruimte).
Op grond daarvan heeft u ook besloten om te streven naar een gemiddeld in stand te houden begrotingsoverschot van € 1 miljoen per jaar. Dit uitgangspunt is echter losgelaten in de Kadernota 2020 en ook de begrotingsoverschotten in deze Programmabegroting 2020 zijn lager dan het streefbedrag van € 1 miljoen.
Voor 2020 houden we rekening met diverse prijsstijgingen. De jaarlijkse stelpost die we hiervoor in onze begroting opnemen, hebben we daarom structureel verhoogd. Voor de jaren 2021 en verder is de prijsontwikkeling nog onzeker. Bij de Kadernota 2021 zullen we op basis van dan beschikbare informatie het meerjarenperspectief indien nodig hierop bijstellen.

 

(Bedragen x €1.000) Begroting 2020 Begroting 2019 Rekening 2018 Incl. rek. saldo
Eenmalig weerstandsvermogen      
Eenmalige risico's 9.400 13.700 10.800
Eenmalige weerstandscapaciteit 12.400 23.900 19.300
Ratio 1,3 1,7 1,8
Kwalificatie Voldoende Ruim voldoende Ruim voldoende
       
Structureel weerstandsvermogen      
Structurele risico's p.m. p.m. p.m.
Structurele weerstandscapaciteit 885 2.200 n.v.t.
Kwalificatie Ruim voldoende Goed  


 
Toelichting op het incidenteel weerstandsvermogen
Onderstaand beschrijven we bij onderdeel A de actuele stand van zaken van grote (ruimtelijke) projecten en bij B gaan we in op de grondexploitatie. De overige incidentele risico’s benoemen we bij onderdeel C.

A. Grote projecten
We hebben een diverse grote projecten in voorbereiding en uitvoering. Wij informeren u onderstaand kort over de stand van zaken. Hieruit blijkt dat de eenmalige risico’s die we op dit moment voorzien binnen de projecten zijn gedekt. Risico’s als gevolg van prijsstijgingen schatten we in op € 0,5 miljoen.

Spoorzone/Ontsluiting Heinz
Het project Spoorzone is (vrijwel) afgerond. Momenteel worden de subsidies vastgesteld door de subsidieverstrekkers (Provincie Gelderland en Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat). Per saldo hebben de lagere uitvoeringskosten en de lagere subsidies geen nadelige impact op het gemeentelijk aandeel van € 5,5 miljoen. Er worden geen risico’s verwacht die niet vanuit de beschikbare budgetten kunnen worden gedekt.


Verbeteren infrastructuur Elst Noord
De infrastructuur (spoorkruisingen) Elst Noord bevat naast de onderdoorgang Rijksweg-Noord tevens het viaduct en de fietsverbinding 1e Weteringsewal en de flankerende maatregelen. De kosten voor het totale project zijn globaal geraamd op € 20 miljoen. Deze kosten worden voor een deel gedekt uit bijdragen van Prorail, ministerie van I&M, de provincie en Park Lingezegen. Voor Overbetuwe resteert een (netto) investering van € 6,55 miljoen. Het afgelopen jaar is onder andere ingezet op verwerving van gronden voor realisatie van dit project. De bestemmingsplannen zijn begin 2019 aan de raad ter besluitvorming voorgelegd. We hebben te maken met een verwachte kosten overschrijding die voor een deel gedekt kan worden met het overschot van het project Spoorzone. Het tekort wordt voornamelijk veroorzaakt door toegevoegde scope, ProRail-kosten, onvoorziene zaken en de ongekende stijging in bouwkosten. Voor de onderdoorgang geldt dat er vooral een toename is vanwege de bouwkostenstijging en de kosten van ProRail. Naast deze zaken hebben bij het viaduct ook onvoorziene zaken als de bovenleidingverlaging en rioolpersleiding grote invloed. In de kadernota is een PM-post opgenomen omdat de hoogte van het netto tekort nog onzeker is. De aanbestedingen van enkele deelprojecten hebben meer zekerheid verschaft. Daarnaast zijn we in gesprek met zowel de provincie als het ministerie over de dekking van het tekort. De definitief extra benodigde reservering volgt uit de lopende afstemming met provincie en ministerie die in de 2e helft van 2019 wordt afgerond.


Ontsluiting Park 15
Overbetuwe draagt in financiële zin bij aan een goede verkeerskundige ontsluiting van Park 15. Om dit goed te regelen, is een bestemmingsreserve afslag 38 gevormd ter grootte van € 4,5 miljoen waarvan momenteel nog € 2,3 miljoen resteert. Deze middelen worden ingezet ter dekking van de kosten volgende fase Afslag 38. Daarnaast lopen er nog diverse subsidieaanvragen voor dit project.


Land van Tap
In 2015 is door de gemeente het “Land van Tap” aangekocht. Op dit moment is er nog geen inzicht in het ontwikkelprogramma. Daarmee kan de bijbehorende potentiële grondwaarde nog niet bepaald worden en is het risico aanwezig dat (een deel van) de gronden afgewaardeerd moet worden. Zodra de ontwikkelvisie gereed is zal ook een voorstel worden gedaan om hiervoor een grondexploitatie te openen. De inrichting van deze grondexploitatie is afhankelijk van de inhoudelijke keuzes die bij de ontwikkeling worden gemaakt. In afwachting van inzicht in het ontwikkelprogramma hebben we hieraan nog geen concreet risicobedrag gekoppeld.


Schil Zetten Hemmen
Als onderdeel van een landschappelijke bufferzone met daarbij de realisatie van een algemene begraafplaats in Zetten is in de Programmabegroting 2017 voor dit project een taakstellend budget van € 350.000 opgenomen. De procedure voor het bestemmingsplan loopt. Het bestemmingsplan is vastgesteld en er is beroep ingesteld bij de Raad van State. De verwachting is dat de Raad van State eind 2019 uitspraak zal doen. Na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan wordt het werk voorbereid en in uitvoering genomen. Op dat moment wordt bezien of het project haalbaar is binnen het taakstellende budget.


De Danenberg
Voor de ontwikkeling van landschapspark de Danenberg zijn gemeentelijke bijdragen beschikbaar gesteld van totaal € 1,1 miljoen. De komende periode wordt dit project met de partners nader uitgewerkt en wordt bezien of het project haalbaar is binnen dit taakstellende budget.


MFC Valburg
De raad heeft op 26 februari 2019 het krediet vanwege sterk gestegen bouwkosten en duurzaamheidsmaatregelen verhoogd met € 715.000. Het ontwerp van het MFC Valburg wordt uitgewerkt in bouwtekeningen en een bestek. In mei 2019 zijn diverse overeenkomsten gesloten met de gemeente, de stichting MFC Valburg en de eigenaar van het Wapen van Valburg. Het streven is er op gericht nog in 2019 met de bouw van het MFC te starten waardoor oplevering eind 2020 mogelijk kan zijn. In overleg met de dorpsraad Valburg en bewoners wordt een inrichtingsplan Molenhoekplein opgesteld waardoor ruimtelijk en functioneel het MFC Valburg en het Molenhoekplein één geheel wordt. Voor deze extra kosten zal een subsidie SteenGoed benutten van de provincie Gelderland worden aangevraagd.


MFC Herveld
Met de vereniging ‘Ons Dorpshuis’ heeft de gemeente begin 2019 overeenkomsten gesloten. De aanbestedingsprocedure wordt/is eind augustus afgerond. Omdat deze procedure vertraging heeft ondervonden is het onzeker of in de december met de verbouw (Hoendrik) / nieuwbouw (sportzaal) kan worden begonnen. Een inrichtingsplan Jupiterplein is vastgesteld. Een subsidie ‘SteenGoed benutten’ van de provincie Gelderland, ter financiering van het Jupiterplein, ad. € 500.000 is toegekend.


MFA Randwijk
Eind 2018 heeft de raad het beschikbare budget opgehoogd (van € 1,8 naar € 2,1 miljoen). Dit vanwege de sterk gestegen bouwkosten en de te treffen duurzaamheidsmaatregelen. De bouw van het MFA Randwijk is inmiddels gestart. Realisatie is gepland eind 2019 / begin 2020.


Huisvesting OBC
In 2017 is besloten dat de nieuwbouw voor het OBC zal plaatsvinden op de locatie De Vinkenhof te Elst. Voor de realisatie van de nieuwbouw inclusief de 1e inrichting en de gymzaal is een krediet beschikbaar gesteld van € 9,2 miljoen. Door de gestegen bouwkosten is in deze begroting (zie PNL 2020) een verhoging van het krediet opgenomen van € 3.116.000. Hierdoor zijn er voldoende dekkingsmiddelen aanwezig. De oplevering van het schoolgebouw staat gepland in de zomer van 2021.


Knoop 38 (RTG)
Onderdeel van het project vormt de aanvullende aankoopregeling die per amendement door de gemeenteraad is aangenomen (24 oktober 2017).Na de zomer zal ten behoeve van de aankoopregeling aan de raad een voorstel worden gedaan om krediet beschikbaar te stellen. De hoogte daarvan zal mede afhankelijk zijn van de uitkomsten van de schadecompensatieregeling die op dit moment door de provincie wordt uitgewerkt. Het inpassingplan (IP) zal naar verwachting in het najaar 2019 door GS worden vastgesteld.

Gebiedsmaatregelen Knoop 38
De gebiedsmaatregelen worden door de gemeente gerealiseerd met een door de provincie Gelderland beschikbaar gesteld budget (€ 4,5 miljoen). Bij de keuze van de uit te voeren maatregelen is het beschikbare budget een harde randvoorwaarde. Mochten er meer maatregelen wenselijk blijken dan gaat het om en uitbreiding van de scope en zal daarvoor aan de gemeenteraad aanvullend budget worden gevraagd. Een eindvoorstel voor de gebiedsmaatregelen wordt na de zomer 2019 verwacht. Er wordt op dit moment geen aparte risicopost opgenomen in deze paragraaf.


Nieuwe gemeentelijke huisvesting
De interne verbouwing van twee kantoorvleugels van het bestaande gemeentehuis is medio augustus 2019 afgerond. In de kantoorvleugels die nog niet gerenoveerd zijn, starten in september de interne sloopwerkzaamheden. De fundering voor de nieuwbouw is gereed en na de bouwvak start de opbouw van de staalconstructie. De bouwkundige oplevering van de nieuwbouw zal in april 2020 plaatsvinden. Na bouwkundige oplevering volgt een periode van inhuizing meubilair, ICT apparatuur en audiovisuele middelen.

Er is in november 2018 een akkoord bereikt over de bouwkostensom, waardoor er een grotere mate van prijszekerheid over de bouwkosten is. Het geprognosticeerde tekort bedraagt op dit moment zo’n 2,5% van het totale krediet, wat gezien de ontwikkelingen in de markt zeer beperkt is. Om dit tekort gedeeltelijk op te lossen, zetten we eenmalig een deel van de beschikbare dekkingsmiddelen voor de kapitaallasten in 2019 in.


B. Grondexploitatie algemeen
Risicoanalyse
Voor de grondcomplexen wordt elk jaar een gewogen risicoanalyse opgesteld. De gewogen risicobedragen per 1-1-2019 van de actieve en passieve (in exploitatie en nog in exploitatie te nemen) complexen over de periode 2019-2023 bedragen in totaal afgerond € 1,5 miljoen. Voor dit bedrag wordt met ingang van 2016 geen afzonderlijke voorziening meer opgenomen. Tijdens het boekjaar vindt monitoring plaats van alle gewogen risicoanalyses uit het oogpunt van risicobeheersing en planoptimalisatie.

Vennootschapsbelasting (Vpb)
Per 1 januari 2016 zijn gemeenten vennootschapsbelastingplichtig. In 2017 heeft een onderzoek plaatsgevonden naar optimaliseringsmogelijkheden. In het eerste kwartaal 2018 is uit overleg met de belastingdienst gebleken dat de gemeente Vpb-plichtig is voor de grondexploitatie. Om die reden wordt jaarlijks in de begroting / jaarrekening een inschatting opgenomen voor te betalen Vpb.


Ruimtelijke initiatieven en passieve grondcomplexen
De gemeente faciliteert een aantal ruimtelijke initiatieven en passieve grondcomplexen die voor rekening van initiatief nemende partijen worden uitgevoerd. We noemen het een passief grondcomplex als er een overdracht van nieuwe openbare ruimte naar de gemeente plaats vindt. Het uitgangspunt bij al deze projecten is dat de gemeentelijke kosten bij de initiatiefnemer worden verhaald. Hiervoor worden privaatrechtelijke afspraken gemaakt en zekerheden in de vorm van een bankgarantie of concerngarantie gevraagd. Voor het deel van de kosten dat mogelijk niet verhaald kan worden wordt jaarlijks een voorziening gevormd of deze kosten worden afgeboekt.

Regionaal Programma Werklocaties regio Arnhem Nijmegen (RPW)
In de regio Arnhem Nijmegen is al geruime tijd sprake van overaanbod van bedrijfsterreinen, kantoren en perifere detailhandel. Het bestaande, deels verouderde en deels versnipperde aanbod, staan gewenste en nieuwe ontwikkeling in de weg. De regio kan dit uitsluitend oplossen door in onderlinge samenwerking dit overaanbod terug te brengen. De provincie Gelderland heeft de regiogemeenten de ruimte geboden om deze oplossing gezamenlijk uit te werken. In 2015 is de regio hiermee aan de slag gegaan en gezamenlijk is toegewerkt naar een definitief RPW. Het definitieve RPW is in oktober 2017 aangeboden aan de gemeenten. De raad heeft ingestemd met het RPW. In februari 2018 hebben de Gedeputeerde Staten het RPW vastgesteld.


Overbetuwe mag 5,2 hectare (ha.) lokale bedrijventerreinen hebben. In de ruimtelijke uitwerking van de provincie Gelderland van 4 juni 2019 (vastgesteld door het college van Gedeputeerde Staten) staat dat er in Overbetuwe een voorraad van lokale bedrijventerreinen is van 7,03 ha., dit betekent een overaanbod van 1,83 ha. Op bedrijventerrein de Merm is 1,83 ha. aan bedrijfskavels voorzienbaar gemaakt. Dat betekent dat indien er minder dan 1,83 ha. is verkocht/uitgegeven aan lokale bedrijventerreinen voor 1 januari 2021 dat op de aangewezen kavels (de Merm) de ‘harde’ plancapaciteit (deels) geschrapt moet worden. Dit kan leiden tot een kostenpost voor de gemeente Overbetuwe. Het mogelijke verlies moet in 2021 (na de gevolgde procedure voor transformatie) genomen worden.

Overbetuwe heeft op 1 augustus 2019 een overschot van 1,4 ha. aan lokale bedrijventerreinen. Dit zou maximaal een kostenpost zijn van afgerond € 1 miljoen. Kijkend naar de uitgifte van bedrijventerreinen de afgelopen twee jaar dan is de verwachting dat er in gemeente Overbetuwe per 1 januari 2021 minder dan 5,2 ha. aan voorraad van lokale bedrijventerrein is en dat er geen harde plancapaciteit geschrapt dient te worden.

Nog te realiseren opbrengsten grondverkoop
Conform de voorschriften (BBV – Besluit Begroting en Verantwoording) dienen winsten als gerealiseerd te worden beschouwd indien en voor zover het resultaat op de grondexploitatie betrouwbaar kan worden ingeschat. De hoogte van deze verplichte winstneming- volgens de zogenaamde POC-methode (percentage of completion) – is gerelateerd aan het feit dat nagenoeg alle kosten zijn gemaakt, opbrengsten een gelijkmatig verloop hebben en er geen signalen van onzekerheden zijn. Dit neemt echter niet weg dat deze opbrengsten nog gerealiseerd moeten worden; de betreffende gronden zijn immers nog niet verkocht. Uitgangspunt is dat de opbrengsten conform de prognose vanuit de grondexploitatie worden gegenereerd. Echter, vanuit het oogpunt van voorzichtigheid, benoemen wij de voorgeschreven winstneming in deze paragraaf als een risico en nemen wij € 0,9 miljoen mee in de berekening van het incidenteel weerstandsvermogen.


Woningbouwprioritering
Sinds 2017 hebben we een nieuwe manier van sturen en programmeren van woningbouw. We sturen als gemeente nu op realisatie en kiezen op basis van kwaliteit. De nieuwe systematiek en bijbehorend afwegingskader biedt tevens meer duidelijkheid over de eventuele financiële gevolgen en/of risico’s voor de gemeente in actieve complexen (een zeer beperkt deel van het totaal van plannen).



C. Overige risico's

Garantieverplichtingen

 (bedragen x € 1 miljoen)

 

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

 41,8

Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

128,5

Stichting Waarborgfonds Sport (SWS)

   0,3

Particulieren (voormalige gemeentegaranties)

 15,0

Overige garanties en borgstellingen

   4,7

Totaal

          190,3

Het totaalbedrag aan garanties is ten opzichte van de laatst opgestelde paragraaf (jaarrekening 2018) ongewijzigd gebleven. Het overgrote deel van de garanties heeft betrekking op garanties voor eigen woningen. Voor garanties vanaf 1-1-2011 loopt de gemeente hiervoor geen concreet risico meer. Dat geldt ook voor de garanties aan particulieren, waarvoor het risico in het verleden is afgekocht.  Voor de overige garanties loopt de gemeente een secundair of tertiair risico. Dat betekent dat de gemeente pas in tweede of in derde instantie wordt aangesproken. Het is nog steeds verantwoord er vanuit te gaan dat er in de voor ons liggende jaren geen substantieel beroep zal worden gedaan op de door de gemeente verstrekte garanties of afgegeven achtervang.

Brandbestrijding, hulpverlening bij rampen, opruiming explosieven
In het geval van incidenten op “rampschaal” kan de gemeente worden geconfronteerd met flinke financiële aanspraken. Daarbij moet worden gedacht aan herstelwerkzaamheden, opvang, begeleiding en compensatie van schade. Verder kan het bij grondwerkzaamheden noodzakelijk zijn om oude explosieven op te ruimen. Bij nieuwe projecten, waarbij deze kans bestaat, wordt al zoveel mogelijk een kostenraming opgenomen en worden kosten, waar mogelijk doorbelast aan projectontwikkelaars, e.d. Ook kan de gemeente een deel van de kosten (70%) bij het rijk declareren. Een deel van de kosten blijft echter voor rekening van de gemeente en hiervoor is geen bestemmingsreserve meer beschikbaar. Eventuele kosten van de beschreven onderdelen kunnen in eerste instantie worden opgevangen met de algemene post van € 5 miljoen (zie totaaloverzicht).

Precariobelasting
De over eerdere jaren ingediende bezwaarschriften zijn allemaal ingetrokken. Er is dus geen sprake meer van een risico. In de begroting wordt rekening gehouden met de afbouw van de opbrengst precariobelasting, i.v.m. het vervallen van deze belasting vanaf 2022.


Juridische procedures ruimtelijke plannen e.d.
De mogelijkheid bestaat dat aan de algemene reserve middelen moeten worden onttrokken om één of meerdere langslepende (ruimtelijke) kwesties voor de gemeente tot een goed eind te kunnen brengen. Hiervoor nemen wij een risicobedrag op van € 0,5 miljoen.

Opvang tekorten jaarrekening en verbonden partijen
De gemeente heeft geen afzonderlijke bestemmingsreserve om eventuele rekening tekorten op te vangen. Ons meerjarenperspectief vertoont weliswaar positieve saldi, maar we zien dat vooral als gevolg van de toegenomen lasten sociaal domein er druk op de begroting komt te staan. Elders in deze begroting (en in Kadernota 2020) lichten we dit aspect nader toe. Ook kan het zijn dat er zich bij de grote projecten in de toekomst toch nog onverwachte aanvullende tekorten voordoen, ondanks de getroffen voorzieningen en ingeschatte risico’s in deze paragraaf. Als deelnemer aan een verbonden partij zijn we (indirect) verantwoordelijk voor de financiële risico’s van deze partij. Inzicht in de risico’s van een verbonden partij en sturing op de beheersing van deze risico’s is daarom belangrijk. In de “paragraaf Verbonden Partijen” is het risicoprofiel van de  verbonden partij beschreven.
In ons eigen risicoprofiel houden we, in het onderdeel “overige risico’s” rekening met de hiervoor genoemde risico’s en nemen hiervoor een risicobedrag op van € 5 miljoen.


D.
Recapitulatie incidentele financiële risico’s                                         

(bedragen x €1 miljoen)  
A. Prijsstijgingen grote projecten, niet zijnde grondexploitatie 0,5
B. Grondexploitatie algemeen  
          Gewogen risicoanalyse

1,5

          RPW (Regionaal Programma Werklocaties)     

1,0

          Nog te realiseren opbrengsten grondverkoop 0,9
   
C. Overige risico’s  
          Juridische procedures 0,5
          Algemene stelpost rekeningstekort, e.d.    5,0
Totaal eenmalige financiële risico’s €   9,4



Toelichting op het structureel weerstandsvermogen
 

Hieronder beschrijven wij de belangrijkste risico’s waaruit structureel financiële consequenties voort kunnen vloeien.

A. De decentralisaties in het sociaal domein
Met ingang van 1 januari 2019 ontvangen we de integratie-uitkeringen sociaal domein (IUSD) niet meer apart voor  de domeinen Jeugdzorg, Maatschappelijke Ondersteuning en Participatie. De baten voor de gedecentraliseerde taken in het sociaal domein zijn daarmee niet meer als apart onderdeel zichtbaar in de algemene uitkering. De structurele risico’s die voortvloeien uit de taken in het sociaal domein blijven lastig te kwantificeren, omdat we de zorgvraag van onze inwoners en de daarmee samenhangende zorgkosten niet op voorhand weten.


Om de stijgende kosten in het sociaal domein te verminderen heeft het college in 2018 een nieuwe visie op transformatie van de zorg opgesteld. Sturingsmogelijkheden liggen er bij de inkoop, het contracteren van zorg en bij het verbeteren en uitbreiden van de algemene voorzieningen, zodat de kosten voor de maatwerkvoorzieningen afnemen.
De raad heeft deze “Visie op de organisatie van het sociaal domein” op 26 februari 2019 vastgesteld. Daarna heeft de raad in dat kader op 25 juni jl. ingestemd met het voornemen om per 1 juli 2020 te gaan werken met één samenwerkingsverband (de beoogde coöperatie) van aanbieders dat verantwoordelijk is voor de integrale uitvoering van hulp, welzijn en ondersteuning. In de Kadernota 2020 hebben we de financiële kaders benoemd van het SD voor de komende jaren. Daarbij is onder andere rekening gehouden met een substantiële inzet van onze algemene reserve in de jaren 2021 t/m 2023. In voorliggende begroting is dit financiële kader uitgewerkt.

We hebben een aantal stappen gezet om de tekorten op met name de Jeugdzorg beheersbaar te maken. De ontwikkeling van Overbetuwe SAMEN is hierbij een belangrijke stap, maar ook de nieuwe regionale aanbesteding voor de Wmo en de Jeugdwet, maatregelen ten aanzien van informatievoorzieningen en bedrijfsvoering en het ombuigen van maatwerkvoorzieningen naar het versterken van voorliggende mogelijkheden. Deze stappen zijn vertaald in de begroting. Sommige korte termijn maatregelen en de voorbereiding op Overbetuwe SAMEN, vragen een extra investering.
Voor de periode vanaf 2024 zullen we voor het dan nog resterende tekort op de uitgaven sociaal domein tijdig een dekkingsplan opstellen, waarmee we zorgdragen voor een structureel sluitende begroting in meerjarenperspectief. 
In deze risicoparagraaf volstaan wij met deze toelichting. In de Planning & Control cyclus zullen we u informeren over de actuele financiële ontwikkelingen in het sociaal domein.

B. Samenwerking op diverse taakgebieden
Wij hechten aan samenwerking met andere gemeenten en andere partners, maar stellen ons kritisch op bij het aangaan van nieuwe samenwerkingsvormen. Deelname aan een verbonden partij kan een nadelig financieel effect hebben. U kunt daarbij denken aan overheadkosten die deels bij de gemeente achterblijven of aan prijsstijgingen en/of areaaltoename waarop we geen directe invloed meer hebben en die we verplicht zijn, als onderdeel van de gemeentelijke bijdrage, te betalen.

C. Prijsstijgingen
In onze begroting houden we rekening met prijsstijgingen. Hiervoor nemen we een structurele stelpost op van € 138.000. Dit is een relatief gering bedrag in verhouding tot de totale lasten. De geringe omvang van deze stelpost is het gevolg van diverse bezuinigingsoperaties in voorgaande jaren.  Voor 2020 hebben we de te verwachten prijsstijgingen op de diverse terreinen gekwantificeerd en op basis daarvan is de stelpost structureel met € 244.000 verhoogd naar € 382.000. Voor de jaren 2021 en verder is de prijsontwikkeling nog onzeker. Bij de Kadernota 2021 zullen we op basis van dan beschikbare informatie het meerjarenperspectief indien nodig hierop bijstellen.

D. Recapitulatie gekwantificeerde structurele financiële risico’s
Samenvattend zijn er wel structurele financiële risico’s, maar deze zijn niet zodanig hard of concreet dat deze ook te kwantificeren zijn. De beperkte omvang van de structurele risico’s is ook het gevolg van onze gerichte acties tot het terugdringen hiervan.

 

BBV-indicatoren

Terug naar navigatie - BBV-indicatoren

Om meer inzicht te krijgen in onze financiële positie presenteren we een zestal kengetallen. Deze kengetallen zijn wettelijk verplicht.
1. Netto schuld quote                                                                                                          voldoende
2. Netto schuld quote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen           voldoende
3. Solvabiliteitsratio                                                                                                              matig
4. Structurele exploitatieruimte                                                                                    onvoldoende
5. Grondexploitatie                                                                                                               voldoende
6. Belastingcapaciteit                                                                                                           voldoende

U ziet dat onze gemeente op de meeste kengetallen nog steeds voldoende scoort. De solvabiliteit heeft nog altijd een score matig hetgeen veroorzaakt wordt door de huidige stand van de algemene reserve. Positief is echter wel dat de solvabiliteitratio de komende jaren steeds verder stijgt. Het kengetal structurele exploitatieruimte scoort voor het eerst onvoldoende. Dit komt nagenoeg geheel door de forse extra structurele lasten voor het sociaal domein.

De kengetallen geven inzicht in de financiële positie van de gemeente. Hieronder wordt allereerst vermeld wat de betekenis is van de diverse kengetallen. Vervolgens zijn uitkomsten van de kengetallen verzameld in een tabel. In deze tabel is niet alleen het betreffende kengetal voor het begrotingsjaar 2020 opgenomen, maar ook die van de jaren uit de meerjarenraming (2021 t/m 2023), de begroting 2019 en het jaarverslag 2018. Bij de beoordeling van de financiële positie is het immers ook relevant om inzicht te hebben hoe de kengetallen zich ontwikkelen ten opzichte van voorgaande jaren. Tenslotte worden conclusies getrokken.

Netto schuldquote
De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast van de medeoverheid ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft zodoende een indicatie in welke mate de rentelasten en

aflossingen op de exploitatie drukken.

Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Omdat er bij leningen onzekerheid kan bestaan of ze allemaal terug worden betaald, wordt bij de berekening van de netto schuldquote onderscheid gemaakt door het kengetal te berekenen, zowel inclusief als exclusief de doorgeleende gelden. Op die manier wordt duidelijk wat het aandeel van de verstrekte leningen in de exploitatie is en ook wat dat betekent voor de schuldenlast.


Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin we als gemeente in staat zijn aan onze financiële verplichtingen (schulden) te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het totale balanstotaal.


Structurele exploitatieruimte
Dit kengetal is van belang om te kunnen beoordelen welke structurele ruimte een gemeente of provincie heeft om de eigen lasten te dragen of welke structurele stijging van de baten of structurele daling van de lasten daarvoor nodig is. Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht van de begroting wordt thans het onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten. De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van de structurele baten en lasten en het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves gedeeld door de totale baten en uitgedrukt in een percentage.


Grondexploitatie
Dit kengetal geeft weer hoe de waarde van de grond zich verhoudt tot de totale (geraamde) baten. Voor de berekening van dit kengetal worden de niet in exploitatie genomen gronden en de bouwgrond in exploitatie bij elkaar opgeteld en gedeeld door de totale baten uit de programmabegroting en uitgedrukt in een percentage.


Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit geeft inzicht hoe de belastingdruk in de provincie of gemeenten zich verhoudt ten opzichte van het landelijke gemiddelde.



Conclusies en normen Provincie Gelderland

1a. Netto schuldquote
1b. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Normen Provincie:

Overbetuwe 2020: 103% en 94% dus categorie A (= voldoende). Officieel valt het percentage van 103% net in de categorie B, maar gezien de meerjarige ontwikkeling van dit kengetal (daalt naar ruim onder de 100%) is gekozen voor de kwalificatie voldoende (categorie A).

2Solvabiliteitsratio
Normen Provincie:

Overbetuwe 2020: 23% dus categorie B (= matig).

3. Structurele exploitatieruimte
Normen Provincie:

Overbetuwe 2020: -0,03% dus categorie C(= onvoldoende).

4. Grondexploitatie
Normen Provincie:

Overbetuwe 2020: 12,39% dus categorie A (= voldoende).

5. Belastingcapaciteit
Normen Provincie:

Overbetuwe 2020: 86% dus categorie A (= voldoende).