De jaarrekening is opgemaakt met inachtneming van de financiële verordening gemeente Overbetuwe 2023, vastgesteld door de raad op 20 februari 2024 en de voorschriften die het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten daarvoor geeft. In deze toelichting worden de balansposten nader toegelicht.
Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening
De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vindt plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders is vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarden.
De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
Dividendopbrengsten van deelnemingen worden als bate genomen op het moment waarop het dividend betaalbaar gesteld wordt.
Met betrekking tot de eigen bijdragen die het CAK int en aan de gemeenten afdraagt geldt op basis van de Kadernota rechtmatigheid 2017 van de commissie BBV het volgende. Gemeenten kunnen op basis van de overzichten van het CAK wel de aantallen personen, soort en omvang van de zorgverlening beoordelen met de eigen WMO-administratie. Probleempunt is dat door het ontbreken van inkomensgegevens op deze overzichten de informatie over de eigen bijdrage ontoereikend is om als gemeente de juistheid op persoonsniveau en volledigheid van de eigen bijdragen als geheel te kunnen vaststellen. Door de systematiek te kiezen van het vaststellen van de eigen bijdragen door het CAK, heeft de wetgever in feite bepaald, dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de eigen bijdragen geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Dat betekent dat door de gemeenten geen zekerheden over omvang en hoogte van de eigen bijdragen kunnen worden verkregen als gevolg van het niet kunnen vaststellen van de juistheid op persoonsniveau, zoals hiervoor is toegelicht. De gemeente zal deze onzekerheid in de jaarstukken moeten noemen, ook al ligt de oorzaak niet bij de gemeente.
Personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Als gevolg van het formele verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidskostengerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume worden sommige personele lasten echter toegerekend aan de periode waarin uitbetaling plaatsvindt; daarbij moet worden gedacht aan componenten zoals ziektekostenpremie ten behoeve van gepensioneerden, overlopende vakantiegeld- en verlofaanspraken en dergelijke.
Voor arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume wordt geen voorziening getroffen of op andere wijze een verplichting opgenomen. De referentieperiode is dezelfde als die van de meerjarenraming te weten vier jaar. Indien er sprake is van (eenmalige) schokeffecten (reorganisaties) dient wel een verplichting gevormd te worden.
Algemene grondslagen voor de Rechtmatigheidsverantwoording
De in de jaarrekening opgenomen rechtmatigheidsverantwoording is opgesteld op basis van de kaders zoals besloten in de financiële verordening en op basis van de kadernota rechtmatigheid 2024. Dat betekent dat:
• De rechtmatigheidsverantwoording toeziet op de financiële rechtmatigheid van baten, lasten, balansmutaties, alsmede de baten en lasten inzake de specifieke uitkeringen op grond van art. 17 Financiële-verhoudingswet;
• De financiële rechtmatigheid waaronder het voorwaardencriterium, het begrotingscriterium en het misbruik & oneigenlijk gebruik criterium omvat:
o Voor het voorwaardencriterium bestaat de norm uit het normenkader zoals op 3 december 2024 door de raad is vastgesteld;
o Voor het begrotingscriterium geldt dat alle overschrijdingen van lasten en investeringskredieten onrechtmatig zijn, waarbij voor een aantal scenario’s in de financiële verordening is beschreven wanneer deze overschrijdingen acceptabel zijn. Voor over- en onderscheidingen van baten, onderschrijdingen van lasten en onderschrijdingen van investeringskredieten geldt dat deze als onrechtmatig zijn aangemerkt indien ze niet tijdig aan de raad zijn gemeld.
o Ten aanzien van het M&O criterium is de nota M&O beleid van onze organisatie leidend bij het voorkomen en opsporen van misbruik en oneigenlijk gebruik. Omdat alleen bij misbruik sprake is van een onrechtmatigheid zijn eventuele gevallen van misbruik (mits cumulatief met andere fouten of onduidelijkheden boven de verantwoordingsgrens) opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording.
De rechtmatigheidsverantwoording is opgesteld binnen de kaders van de kadernota rechtmatigheid 2024 van de Commissie BBV alsmede onze eigen financiële verordening. Dit betekent dat:
o Een verantwoordingsgrens van 3% (zijnde € 4.465.298) s gehanteerd waarboven cumulatieve fouten en onduidelijkheden in de rechtmatigheidsverantwoording worden opgenomen;
o Een rapporteringstolerantie van € 100.000 is gehanteerd waarboven fouten en onduidelijkheden in de paragraaf bedrijfsvoering worden opgenomen.
Stelselwijziging
Bij gemeente Overbetuwe is sprake geweest van een wijziging van de vrij te kiezen waarderingsgrondslagen. De gemeenteraad heeft d.d. 3 december 2024 besloten om de afschrijvingstermijn voor nieuwbouw aan te passen van 40 jaar naar 50 jaar, dit is in de Financiële verordening gemeente Overbetuwe 2024 (artikel 212 Gemeentewet) verwerkt. Dit besluit is genomen met het argument dat door het gebruik van moderne bouwtechnieken en materialen gebouwen langer mee gaan en minder onderhoud nodig hebben. Het effect hiervan is een lager afschrijvingsbedrag per boekjaar, waardoor de jaarlijkse lasten afnemen en het resultaat toeneemt. Aangezien de afschrijvingen pas gerealiseerd wordt in het eerste jaar na in gebruik name, heeft deze wijziging nog geen effect in de jaarrekening 2024. Gebouwen die in gebruik zijn genomen voor 1-1-2024 worden in 40 jaar afgeschreven.
Continuïteitsveronderstelling
De Gemeente Overbetuwe streeft ernaar de best mogelijke informatie te verkrijgen om de risico’s te beoordelen en passende maatregelen door te voeren om daarop in te spelen. De gemeente blijft dat ook in de toekomst doen. In de paragraaf weerstandsvermogen wordt dit verder toegelicht.
Een gemeente heeft bij materiele onzekerheden het vangnet om een artikel 12 gemeente te worden en daarmee onder toezicht te staan van de provincie. De gemeente Overbetuwe heeft geen enkele noodzaak om een artikel 12 gemeente te worden. De jaarrekening is derhalve opgesteld uitgaande van een continuïteitsveronderstelling.
Vergelijking met voorgaand jaar
De vergelijkende cijfers van het voorgaande boekjaar zijn, waar nodig, slechts qua rubricering voor vergelijkingsdoeleinden aangepast.
Algemeen
Immateriële vaste activa
De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) of vervaardigingsprijs (de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige directe kosten), verminderd met de ontvangen subsidies en bijdragen van derden, de afschrijvingslasten en de waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn.
Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden annuïteitsgewijs in maximaal 5 jaar afgeschreven. Saldi van agio en disagio en kosten van sluiten van geldleningen worden afgeschreven in een termijn die gelijk is aan de looptijd van de lening.
Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd indien aan de volgende vereisten is voldaan:
– Er is sprake van een investering door een derde.
– De investering draagt bij aan de publieke taak.
– De derde heeft zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren op een wijze zoals is overeengekomen.
– De bijdrage kan door de gemeente worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.
Op de geactiveerde bijdragen aan activa in eigendom van derden wordt afgeschreven, waarbij de afschrijvingsduur maximaal gelijk is aan de verwachte gebruiksduur van de activa (bij derden) waarvoor de bijdrage aan derden is verstrekt.
Materiële vaste activa
Materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen vervaardigings- of verkrijgingsprijs. Specifieke investeringsbijdragen van derden worden op de desbetreffende investering in mindering gebracht, waarbij wordt afgeschreven op het saldo.
De afschrijvingen starten in het jaar na ingebruikname.
Indien een vast actief buiten gebruik is gesteld, heeft op het moment van buitengebruikstelling een afwaardering van de boekwaarde plaatsgevonden naar de lagere restwaarde.
Materiele vaste activa met economisch nut
Materiële vaste activa met economisch nut worden annuïteitsgewijs afgeschreven in:
- 60 jaar: aanleg van riolen
- 50 jaar: nieuwbouw woonruimten en bedrijfsgebouwen
- 45 jaar: aanleg van pomphutten en persleidingen
- 25 jaar: renovatie, restauratie woonruimten en bedrijfsgebouwen
- 15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen, aanleg van pompinstallaties
- 10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen, telefooninstallaties, kantoormeubilair, schoolmeubilair, aanleg tijdelijke terreinwerken, nieuwbouw tijdelijke woonruimten en bedrijfsgebouwen, groot onderhoud woonruimten en bedrijfsgebouwen
- 5 jaar: automatiseringsapparatuur en programmatuur die niet vallen onder de samenwerkingsovereenkomst ICT met de gemeente Lingewaard
- Afschrijvingstermijn afzonderlijk vast te stellen: unieke projecten niet vallend onder het bovenstaande.
Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven. Activa met een verkrijgingspijs van minder dan € 20.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatstgenoemde worden altijd geactiveerd.
Materiele vaste activa met maatschappelijk nut
Met ingang van 2017 is het niet meer toegestaan om kapitaaluitgaven met een meerjarig maatschappelijk nut gedaan in de openbare ruimte onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves in één keer ten laste van de exploitatie te brengen. Deze investeringen moeten met ingang van 2017 worden geactiveerd en afgeschreven op basis van de verwachte gebruiksduur.
Kapitaaluitgaven in de openbare ruimte met een meerjarig maatschappelijk nut (aanleg, groot onderhoud en reconstructie van wegen, waterwegen, civiele kunstwerken, groen en kunstwerken) worden afgeschreven in 20 jaar.
Financiële vaste activa
Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen en leningen u/g zijn opgenomen tegen nominale waarde. Zonodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid in mindering gebracht.
Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (“kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen” in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) van de aandelen. Indien de waarde van de aandelen onverhoopt structureel mocht dalen tot onder de verkrijgingsprijs zal afwaardering plaatsvinden. Tot dusver is een dergelijke afwaardering gelukkig niet noodzakelijk gebleken. De actuele waarde ligt boven de verkrijgingsprijs.
Voorraden
De als “onderhanden werken” opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs, dan wel de lagere marktwaarde. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend (zoals grondaankopen en kosten van bouw- en woonrijpmaken, dit is limitatief opgesomd in de kostensoortenlijst, opgenomen artikel 6.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening), alsmede de rentekosten berekend zoals voorgeschreven in het BBV en de administratie- en beheerskosten.
Voor winstneming geldt de percentage of completion methode: voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd kan tussentijds naar rato van de voortgang van de grondexploitatie winst worden genomen. Hiervoor moet het resultaat op de grondexploitatie wel op betrouwbare wijze kunnen worden ingeschat. Indien aan de volgende voorwaarden is voldaan, bestaat er voldoende zekerheid om winst te kunnen nemen:
1. Het resultaat op de grondexploitatie kan betrouwbaar worden ingeschat.
2. De grond (of het deelperceel) moet zijn verkocht.
3. De kosten zijn gerealiseerd (winst wordt naar rato van de realisatie gerealiseerd).
Zolang daarvan geen sprake is, worden de verkregen verkoopopbrengsten ten volle op de vervaardigingskosten in mindering gebracht.
De verliezen op grondexploitaties worden voorzien zodra deze bekend zijn.
Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar
De vorderingen zijn opgenomen tegen hun nominale waarde onder aftrek van eventuele noodzakelijk geachte voorzieningen wegens oninbaarheid , deze wordt statisch bepaald.
Liquide middelen
De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.
Overlopende activa
De overlopende activa zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.
Onder de nog te ontvangen bedragen zijn de gemaakte voorbereidingskosten voor faciliterende exploitatieplannen of nog te sluiten anterieure overeenkomsten als ‘nog te verrekenen kosten’ opgenomen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1. de kosten moeten passen binnen de kostensoortenlijst Wro/Bro; en
2. de kosten mogen maximaal 5 jaar als overige nog te ontvangen bedragen blijven staan; na maximaal 5 jaar moet het kostenverhaal zijn gerealiseerd dan wel dienen de kosten te worden afgeboekt ten laste van het jaarresultaat; en
3. er is een besluit door de raad of het college genomen tot het maken van voorbereidingskosten voor faciliterend grondbeleid in een aangewezen gebied voor het ontwikkelen van het exploitatieplan of tot het sluiten van een anterieure overeenkomst.
Passiva
Voor zover niet anders vermeld, zijn de passiva gewaardeerd tegen de nominale waarde.
Eigen vermogen
In het BBV worden reserves omschreven als vermogensbestanddelen die als eigen vermogen zijn aan te merken en die vanuit bedrijfseconomisch oogpunt vrij te besteden zijn. De vaststelling van de noodzakelijke omvang van reserves is een zaak van de gemeenteraad. Daarom worden reserves ook wel onderverdeeld in algemene en bestemmingsreserves. Zodra de raad aan een reserve een bepaalde bestemming heeft gegeven, is er sprake van een bestemmingsreserve. Om die reden kunnen bestemmingsreserves naar de situatie per ultimo verslagjaar geen negatieve stand kennen. Heeft een reserve geen bestemming dan wordt het een algemene reserve genoemd. Mutaties in reserves zijn enkel mogelijk op basis van een raadsbesluit genomen voor het einde van het betreffende begrotingsjaar.
Het eigen vermogen bestaat naast de reserves uit en het resultaat van de programmarekening.
Voorzieningen
Voorzieningen behoren tot het vreemd vermogen (schulden) van de gemeente. Om die reden kunnen voorzieningen naar de situatie per ultimo verslagjaar geen negatieve stand kennen. Voorzieningen worden gewaardeerd op het nominale bedrag van de betrokken verplichting of het voorzienbare verlies.
De vorming van een voorziening, dan wel een dotatie aan een reeds bestaande voorziening, is als een last in het betreffende boekjaar verantwoord. Alle aanwendingen aan voorzieningen zijn rechtstreeks ten laste van de voorziening gebracht en in het verslagjaar niet ten laste van de exploitatie verantwoord.
Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume. Voor het bepalen van het “jaarlijks vergelijkbaar volume” is een tijdsperiode van vier jaar gehanteerd.
De pensioenverplichting ten behoeve van de wethouders is echter op de contante waarde van de (reeds opgebouwde) toekomstige uitkeringsverplichtingen gewaardeerd.
De onderhoudsegalisatievoorzieningen stoelen op een meerjarenraming van het uit te voeren groot onderhoud aan (een deel van) de gemeentelijke kapitaalgoederen, waarin rekening is gehouden met de kwaliteitseisen die terzake geformuleerd zijn. In de paragraaf “onderhoud kapitaalgoederen” die is opgenomen in het jaarverslag is het beleid terzake nader uiteengezet.
Voorzieningen worden op grond van artikel 44 BBV gevormd voor:
a. verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op balansdatum onzeker is doch redelijkerwijs te schatten.
b. bestaande risico’s op balansdatum terzake van verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs te schatten is.
c. kosten die in een volgend begrotingsjaar worden gemaakt maar de oorsprong hebben in het begrotingsjaar of een eerder begrotingsjaar en de voorziening strekt tot kostenegalisatie.
d. Van derden verkregen middelen (niet zijnde rijk, provincie, EU) die specifiek besteed moeten worden.
Vaste schulden met een rentetypische looptijd langer dan één jaar
Vaste schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde verminderd met gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rente typische looptijd van één jaar of langer.
Vlottende passiva
De vlottende passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.
Borg- en Garantstellingen
Voor zover leningen door de gemeente gewaarborgd zijn, is buiten telling het totaalbedrag van de geborgde schuldrestanten per einde boekjaar opgenomen. Overigens is in de toelichting op de balans nadere informatie opgenomen.