Paragrafen

I. Lokale lasten

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

In deze paragraaf bieden wij inzicht in het beleidskader rond de lokale heffingen, de soorten heffingen, de tariefs- en kostenontwikkeling, de lokale lastendruk en het kwijtscheldingsbeleid.
Het nieuwe Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) bepaalt dat de overheadkosten verantwoord worden op het taakveld “ondersteuning organisatie”. In het BBV zijn geen voorschriften opgenomen hoe de overhead aan tarieven moet worden toegerekend.
In de eind 2016 vastgestelde “Financiële verordening gemeente Overbetuwe 2017” zijn de kaders opgenomen voor de extra comptabele toerekening van overheadkosten.
De belangrijkste uitgangspunten voor het toerekenen van de overheadkosten zijn:

  1. De overhead wordt aan taakvelden toegerekend op basis van een opslag op het uurtarief.
  2. Dit uurtarief is voor alle team gelijks, m.u.v. de Helster en team openbare werken. Daarvoor geldt de helft.

Indeling van deze paragraaf
Het BBV geeft minimum voorschriften voor de inhoud van deze paragraaf. Voor de duidelijkheid volgen wij in deze paragraaf de volgorde van de voorschriften.
U vindt daarna de volgende hoofdstukken:

  1. Nadere uitwerking c.q. concretisering van de uitgangspunten voor de toerekening van de overhead.
  2. Een overzicht van de geraamde inkomsten per heffing.
  3. Het beleidskader van de lokale heffingen.
  4. De hoofdlijnen van de beleidsuitgangspunten, de tarieven en de kostendekking van de heffingen die maximaal kostendekkend mogen zijn.
  5. Een aanduiding van de lokale belastingdruk.
  6. Een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Nadere uitwerking c.q. concretisering van de uitgangspunten voor de toerekening van de overhead 2018.
Gekozen is voor een systematiek die eenvoudig toepasbaar is: een verdeelsystematiek op basis van de personeelskosten.
Voor de berekening van de kostendekking van producten en diensten die bij een derde in rekening worden gebracht worden alle kosten van het taakveld “ondersteuning organisatie” aan de overige taakvelden toegerekend op basis van een opslag op het uurtarief.
Voor de bepaling van de opslag worden de totale overheadkosten gedeeld door het aantal aan alle taakvelden toe te rekenen uren. Dit is het uniforme uurtarief.
In verband met de lagere behoefte aan ondersteuning én lagere kosten voor ICT en facilitaire diensten wordt het uurtarief voor de buitendiensten (dit zijn: De Helster en Openbare werken) bepaald op de helft van het tarief van de overige teams. Het uurtarief voor de overige teams wordt bepaald door het totaal resterende overheadkosten te delen door het totaal van de uren van die teams.

De uitwerking van deze uitgangpunten:
Basis: totale overheadkosten 2018:                             € 13.529.113

Totaal aantal uren 2018 voor 328,65 fte:                    463.690 uur
In de kosten van overhead zijn opgenomen:              159.210 uur
De aan taakvelden toe te rekenen uren zijn dan:       304.480 uur.

Rekening houdende met de verhouding tussen de uurtarieven van De Helster / Openbare Werken en de overige teams worden de tarieven:

  • voor De Helster en Openbare Werken: € 24,61
  • voor de overige teams: € 49,22. 

Ten opzichte van 2017 daalt het overhead tarief (voor de overige teams) met € 4,27.De belangrijkste verklaring hiervoor is de toename van de formatie o.a. door de opname in het P-budget van de medewerkers t.b.v. de uitvoering van het sociale domein.

De inkomsten per heffing en de kostendekking
Vanaf 2017 moet de gemeente in deze paragraaf een overzicht opnemen van de baten en lasten voor de heffingen waarbij sprake is van het verhalen van kosten.
In het volgende overzicht zijn de geraamde opbrengsten van alle gemeentelijke heffingen opgenomen voor 2017 en 2018. Daarbij is tevens aangegeven of er sprake van een dienstverlening waarvoor de maximale kostendekking geldt.

 

 

 

begroot

begroot

tariefs-

Geldt er een

Heffing

kostenplaats

2017

2018 incl.

mutatie

maximale

 

 

incl. begr wijz

tariefsverh.

2018

kostendekking?

OZB woningen + niet-woningen

6.061.1000

€ 6.826.542

€ 7.129.563

1,5%

neen

Hondenbelasting

6.064.1010

€      278.080

€      278.243

geen

neen

Rioolheffing

6.720.2000

€  2.414.595

€ 2.281.676

-6,7% obv GRP

ja

Reinigingsheffingen

6.730.2000

€  3.767.760

€  3.790.156

3,9%

ja

Marktgelden/standplaatsen

6.330.1000/05

€         36.001

€          37.089

1,5%

ja

Lijkbezorgingsrecht

6.750.1000

€         71.379

€          73.537

1,5%

ja

Reclamebelasting

6.064.1005

€         75.000

€          76.300

1,7%

neen

Precariobelasting

6.064.1010

€ 1.091.250

€       826.250

geen

neen

Leges omgevingsvergunningen

6.830.3030

€     768.000

€       768.000

geen

ja

Overige leges

diverse

€      951.980

€       951.980

1,5%

ja

subtotaal bruto inkomsten

 

€ 16.280.587

€ 16.212.794

 

 

Kwijtschelding

6.630.3015

- €       179.000

- €       179.000

geen

neen

Totaal netto opbrengst heffingen

 

€ 16.101.587

€ 16.033.794

 

 

 

 

 

Het beleidskader van de lokale heffingen

Terug naar navigatie - Het beleidskader van de lokale heffingen

Onroerende-zaakbelastingen (OZB)
Beleidskader
Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), Verordening onroerende-zaakbelastingen gemeente Overbetuwe 2017.

Algemeen
Jaarlijks worden de WOZ-waarden voor woningen en niet-woningen vastgesteld. Deze WOZ-waarde is de grondslag voor de aanslag OZB. Wij zorgen voor een tijdige en correcte verzending van de waardebeschikkingen (WOZ-waarde) en belastingaanslagen. Beschikkingen worden zoveel mogelijk met dagtekening 28 februari 2018 (wettelijke termijn) verzonden. Ook de afhandeling van bezwaarschriften vindt tijdig plaats. De termijn voor het doen van een uitspraak is het einde van het kalenderjaar, maar wij streven ernaar de bezwaren tegen de WOZ-waarde binnen 5 maanden en de bezwaren tegen de overige belastingen binnen 3 maanden af te handelen.

Tariefsontwikkeling
In de kadernota 2018 staat vermeld dat voor de begroting wordt uitgegaan van een beperkte verhoging van 1,5%. We handhaven die verhoging van 1,5% per jaar.

Herwaardering
oor het belastingjaar 2018 zal de OZB worden gebaseerd op de nieuwe WOZ-waarden per de waardepeildatum 1 januari 2017. Uitgangspunt is dat schommelingen van WOZ-waardes geen invloed hebben op de hoogte van de gemiddelde aanslag OZB. Niet wanneer waardes dalen, maar ook niet als waardes stijgen. Wel kan het natuurlijk zo zijn dat bepaalde typen onroerende zaken een waarde-ontwikkeling laten zien die van het gemiddelde afwijkt, hetgeen dan ook tot een hogere of lagere belastingaanslag zal leiden. De definitieve OZB-tarieven kunnen pas worden vastgesteld nadat de gegevens over de waardeontwikkeling bekend zijn.

Vrijstellingen
Naast de verplichte vrijstelling op grond van artikel 220d van de Gemeentewet zijn in de verordening o.a. vrijstellingen opgenomen voor: onroerende zaken die dienen voor de publieke dienstverlening, straatmeubilair, plantsoenen en begraafplaatsen. 

Hondenbelasting
Beleidskader
Verordening hondenbelasting gemeente Overbetuwe 2017.

Algemeen
De hondenbelasting is een algemene belasting waarvan de opbrengst in de algemene middelen vloeit en van waaruit gemeenten zelf mogen bepalen waaraan het wordt besteed. Uit onze inkomsten van de hondenbelasting worden onder andere de aanleg, het onderhoud en de schoonmaak van de hondenvoorzieningen (honden uitlaatplaatsen en hondenlosloopgebieden) betaald.

Tarieven
De tarieven van de hondenbelasting worden in 2018 niet verhoogd.

Vrijstellingen
Honden voor de begeleiding van een gehandicapte of een slechtziende zijn vrijgesteld.

 

Rioolheffing
Inleiding
Voor het juist inzicht zijn de in dit onderdeel opgenomen cijfers gebaseerd op de door het college voorgestelde en nog vast te stellen GRP 2018-2022 en de daarmee verband houdende gevolgen voor het tarief.

Beleidskader
Verordening rioolheffing gemeente Overbetuwe 2017, Gemeentelijk Rioleringsplan Overbetuwe 2018-2022 (GRP) (nog vast te stellen)

Algemeen
De rioolheffing wordt geheven voor de bekostiging van beheer en onderhoud van het gemeentelijke rioleringsstelsel. Evenals de afvalstoffenheffing is de rioolheffing kostendekkend: we gaan uit van het principe ‘de vervuiler betaalt’. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een pand.

De raad heeft een voorziening riolering ingesteld: het verschil tussen de opbrengsten en de kosten van riolering komen ten gunste of ten laste van de voorziening. Als in een jaarrekening verschillen blijken met het vastgestelde GRP, dat wordt dit verschil bij de tariefvaststelling van het eerstvolgende jaar meegenomen.

Het college stelt voor om de in 2012 gedane onttrekking van € 6.800.000 aan de bestemmingsreserve riolering (t.g.v. de algemene middelen) ongedaan te maken en weer toe te voegen aan de voorziening riolering. De financiele positie van de gemeente is inmiddels belangrijk verbeterd en uiteindelijk zijn deze middelen door de burgers opgebracht. Het college stelt voor om dit bedrag in de komende 10 jaar in te zetten ter verlaging van de riooltarieven.

Kostenontwikkelingen
In het laatste kwartaal 2017 wordt het nieuwe Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2018-2022 aan de raad ter vaststelling aangeboden. De totale lasten voor riolering zullen in 2018 € 3.495.000 bedragen.

Ter vergelijking in 2017 werden de totale lasten geraamd op € 3.729.000. In het GRP gaan wij nader in op de lagere lasten.

Tarieven
Door de inzet van de voorziening riolering in 10 jaar, kunnen de riooltarieven in die periode uiterst beperkt blijven. Wij stellen voor het riooltarief in 2018 vast te stellen op € 110,25 per huishouding.

Vrijstellingen
Geen.

 

Afvalstoffenheffing/reinigingsrechten
Beleidskader
Artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, Verordening reinigingsheffingen gemeente Overbetuwe 2017.
In 2016 is het Uitvoeringsplan afval 2017 door de raad vastgesteld.

Algemeen
Voor de reinigingsheffingen geldt het beginsel: de vervuiler betaalt. Om die reden is de 100% kostendekking het uitgangspunt.
Vanaf 2017 geldt het nieuwe afvalplan. Vanaf die datum is de lediging van een GFT-container gratis, kan er gekozen worden voor een GFT-container van 240 liter en wordt er 2-wekelijks huis-aan-huis PMD (Plastic verpakkingen, Metalen verpakkingen en Drankenkartons) opgehaald.
De tarieven voor rest afval zijn verhoogd. In het laatste kwartaal 2017 zal het afvalplan geëvalueerd worden. Op basis van een eerste financiele evaluatie van het afvalplan zijn er forse mutaties. Zoals een stijging van de lasten van, maar ook een stijging van de vergoeding voor PMD. Daarnaast leidt de in te calculeren BTW tot ongewenste effecten.

Tevens bevat de afvalbegroting nog een aantal onzekerheden: We noemen:

  1. Een bestuurlijke evaluatie van het afvalplan en de (financiele) gevolgen heeft nog niet plaatsgevonden
  2. De evaluatie (incl. de wijzigingen in de aanbodfrequentie van de containers) is gebaseerd op het eerste halfjaar.
  3. In de afvalbegroting 2018 zijn nog niet de mutaties opgenomen voor de wijzigingen in de milieustraat. De afvalpas is nog niet ingevoerd. De effecten daarvan zijn ook nog niet bekend. De maatregelen incl. de daaraan verbonden taakstelling van € 150.000 moeten per 1-1-2019 zijn ingevuld.

Kostenontwikkelingen
De hiervoor vermelde onzekerheden leiden ertoe dat wij voorstellen om geen extra lasten in te calculeren in de afvalbegroting.

In het afvalplan zijn aannames gedaan voor wat betreft de verwachte wijzigingen in het aantal aanbiedingen van afval: voor rest afval is uitgegaan van 25% minder aanbiedingen. Op basis van de cijfers in het eerste halfjaar 2017 blijkt een grotere vermindering van het aantal aanbiedingen; voor de 240 liter grijze container (meest gebruikte container) is het zelfs 38% minder. Dit leidt tot een dekkingsverlies van ongeveer € 144.000.

 Wij stellen voor om uitsluitend dit effect mee te nemen in de tariefberekening.

Tarieven
Om de lagere inkomsten te compenseren is een tariefstijging nodig van 3,9%.
Voor de gemiddelde huishouding heeft dit geen / nauwelijks effect op de te betalen afvalstoffenheffing. De rest container wordt immers ook minder aangeboden.

 

Precariobelasting op kabels en leidingen
Beleidskader
Verordening precariobelasting gemeente Overbetuwe 2017 en de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting ter zake van buizen, kabels, draden of leidingen gemeente Overbetuwe 2017.

Algemeen
Vanaf 1 januari 2022 is het voor gemeenten niet meer mogelijk om precariobelasting op kabel en leidingnetwerken te heffen. Tot 1 januari 2022 mag maximaal het tarief dat gold op 10 februari 2016 geheven worden. De geraamde structurele opbrengst wordt in 4 jaar naar nul afgebouwd.

Vrijstellingen
Geen.

Marktgelden/standplaatsen
Beleidskader
Verordening marktgelden gemeente Overbetuwe 2017.

Algemeen
Iedereen die een standplaats heeft op de wekelijkse markt betaalt marktgeld. Dat geldt ook voor degene die een standplaats heeft voor bijvoorbeeld een dag. Naast marktgeld betalen ze een bedrag voor de elektriciteitsvoorzieningen als daarvan gebruik wordt gemaakt.

Tarieven
Voor de goederenmarkt in Zetten geldt een lager tarief dan voor Elst. De reden hiervoor is de beperktere omvang van de kern Zetten en de markt. De tarieven zijn afgeleid van de in de Tarieventabel leges, behorende bij de legesverordening, opgenomen tarieven voor overige standplaatsen. De tarieven worden jaarlijks trendmatig geïndexeerd.

Vrijstellingen
Geen.

 

Lijkbezorgingsrechten
Beleidskader
Verordening lijkbezorgingsrechten gemeente Overbetuwe 2017

Algemeen
Voor het gebruik van een algemene begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats worden rechten geheven. In deze gemeente zijn er drie algemene begraafplaatsen.

Tarieven
De tarieven worden jaarlijks verhoogd met 1,5%.

Vrijstellingen
Geen.

 

Reclamebelasting
Beleidskader
Verordening reclamebelasting gemeente Overbetuwe 2017.

Algemeen
In 2015 is de reclamebelasting ingevoerd ter financiering van de invoering van Centrum Management Elst (CME). Het CME heeft als doel om samen met de ondernemers uit het centrum van Elst en de gemeente een gezond ondernemersklimaat neer te zetten en Elst te promoten in de regio. De reclamebelasting is ingevoerd voor een periode van 5 jaar. De tarieven voor 2018 worden verhoogd met 1,7%. In 2016 en 2017 is namelijk de indexatie op basis van de inflatie niet meegenomen.

Vrijstellingen
De belangrijkste vrijstellingen gelden voor openbare aankondigingen die korter dan 13 weken aanwezig zijn alsmede aankondigingen van de (semi)-overheden, culturele en maatschappelijke instellingen met een ideëel doel en winkeliersverenigingen.

 

Leges
Beleidskader
Legesverordening gemeente Overbetuwe 2017 en de Tarieventabel leges 2017.

Algemeen
We heffen leges om een gedeelte van onze taken te bekostigen. Deze taken worden in de vorm van een dienst individueel afgenomen door bewoners of bedrijven.

Tarieven
In deze begroting is een trendmatige verhoging van de leges met 1,5% verwerkt, met uitzondering van de bouw gerelateerde leges voor omgevingsvergunningen die geheven worden met de bouwkosten als grondslag. Een stijging van de bouwkosten leidt immers al tot een verhoging van de leges. Voor sommige diensten heeft het Rijk een maximum tarief ingesteld, zoals voor rijbewijzen, paspoorten en identiteitskaarten. Het uitgangspunt voor de tarieven is gebaseerd op 100% kostendekking.

Vrijstellingen
De belangrijkste vrijstellingen gelden voor: vergunningen op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet en loterij- en terrasvergunningen als deze rechtstreeks verband houden met een vergunning voor het organiseren van een evenement. Tevens geldt een vrijstelling voor non-profitinstellingen voor vergunningen waarvan de leges niet meer bedragen dan € 250.

 

De kostendekking

Terug naar navigatie - De kostendekking

Inleiding

De toerekening van de kosten van overhead brengt met zich mee dat er inzicht gegeven moet worden hoe de tarieven berekend worden met de keuzes die daarbij gemaakt worden. Om die reden wordt, voor de heffingen waarvoor een maximale kostendekking van 100% geldt, in deze paragraaf voortaan de berekening van de kostendekking per heffing opgenomen.
Voor de leges volstaan wij met de kostendekking van de leges voor omgevingsvergunningen.

Verordening:

Rioolheffing: na vaststelling GRP 2018-2022

 

Omschrijving

taak-

omschrijving

basis

toe te

toege-

 

veld

(sub)taakveld

 

rekenen

rekend

Directe lasten

7.2

riolering

€ 2.297.273

100%

€ 2.297.273

Inkomsten

7.2

riolering

- €          4.100

100%

€        -4.100

Netto kosten

       

€ 2.293.173

 

       

 

Toe te rekenen kosten:

       

 

Overhead: opslag uurtarief

7.2

riolering

13.740 uur

100%

€       513.858

Compensabele BTW

7.2

riolering

€ 351.057

100%

€       351.057

Kwijtschelding

6.3

inkomensregelingen

€ 81.809

100%

€          81.809

Kosten waterbeheer

5.7

openbaar groen

€ 139.430

 

€       139.430

Kosten straatreiniging

2.1

verkeer en vervoer

€ 116.000

 

€       116.000

Totale kosten

       

€   3.495.327

 

       

 

Opbrengst heffing

7.2

riolering

   

- € 2.281.676

Bespaarde rente voorziening riolering

0.5

treasury

   

- €     335.650

Totale baten

       

- € 2.617.326

 

       

 

Totale lasten - baten

 

onttrekking aan voorziening riolering

€ 878.001

Dekkingspercentage excl. de onttrekking aan voorziening

   

74,9%

Dekkingspercentage incl. de onttrekking aan voorziening

   

-100,0%

Opm.: in deze berekening is de rente over de voorziening meegenomen in de kostendekking.  Dat is een lokale keuze.

 


 

Verordening:

Reinigingsheffingen

     

Omschrijving

taak-

omschrijving

basis

toe te

toege-

 

veld

(sub)taakveld

 

rekenen

rekend

Directe lasten

7.3

afval

€  3.623.372

100%

€ 3.623.372

Inkomsten

7.3

afval

- €      930.307

100%

- €     930.307

Netto kosten

       

€ 2.693.065

 

       

 

Toe te rekenen kosten:

       

 

Overhead: opslag uurtarief (incl Boa's)

7.3

afval

19.500 uur

100%

€      576.120

Compensabele BTW

7.3

afval

 €      544.895

100%

€      544.895

Kwijtschelding

6.3

inkomensregelingen

€         91.000

100%

€        91.000

Totale lasten

       

€ 3.905.080

 

       

 

Opbrengst heffing

7.3

afval

   

-€  3.790.156

Opbrengst heffing, nog te verwerken

7.3

afval

afvalplan

 

- €     114.924

Totale baten

       

- €  3.905.080

Totale lasten - baten

       

€                      0

Dekkingspercentage

 

 

 

 

100,0%

 

Verordening:

Legesverordening, titel 2, omgevingsvergunningen

Omschrijving

taak-

omschrijving

basis

toe te

toege-

 

veld

(sub)taakveld

 

rekenen

rekend

Directe lasten

8.3

Wonen en bouwen

€  124.106

100%

€      124.106

directe salariskosten

8,3

Wonen en bouwen

€  760.527

59%

€      449.965

Inkomsten

   

0

100%

0

Netto kosten

       

€      574.071

 

       

 

Toe te rekenen kosten:

       

 

Overhead: opslag uurtarief

8.3

Wonen en bouwen

€     10.910

100%

€      536.990

Compensabele BTW

8.3

Wonen en bouwen

€   124.106

21%

€         26.062

Kwijtschelding

   

n.v.t.

 

0

Totale kosten

       

€ 1.137.123

Opbrengst heffing

8.3

Wonen en bouwen

   

- €      768.000

 

       

 

Totale lasten - baten

       

€       369.123

Dekkingspercentage

 

 

 

 

67,5%

 

Verordening:

Marktgelden/standplaatsen

   

Omschrijving

taak-

omschrijving

basis

toe te

toege-

 

veld

(sub)taakveld

 

rekenen

rekend

Directe lasten

3.3

markten en standpl.

€  39.773

100%

€   39.773

Inkomsten

3.3

markten en standpl.

- €     9.354

100%

- €     9.354

Netto kosten

       

€  30.419

 

       

 

Toe te rekenen kosten:

       

 

Overhead: opslag uurtarief

3.3

markten en standpl.

0

100%

0

Compensabele BTW

3.3

markten en standpl.

€   39.773

21%

€     8.352

Kwijtschelding

   

n.v.t.

 

 

Totale kosten

       

€  38.771

Opbrengst heffing

3,3

markten en standpl.

- €  27.187

 

- €  27.187

 

       

 

Totale lasten - baten

       

€ 11.584

Dekkingspercentage

 

 

 

 

70,1%

 

 

Verordening:

Lijkbezorgingsrecht

     

Omschrijving

taak-

omschrijving

basis

toe te

toege-

 

veld

(sub)taakveld

 

rekenen

rekend

Directe lasten

7.5

begraafplaatsen

€   83.959

100%

€  83.959

Inkomsten

   

0

100%

0

Netto kosten

       

€   83.959

 

       

 

Toe te rekenen kosten:

       

 

Overhead: opslag uurtarief

7.5

begraafplaatsen

1.050

100%

€  25.841

Compensabele BTW

7.5

begraafplaatsen

€   46.324

21%

€       9.728

Kwijtschelding

   

n.v.t.

 

0

Totale kosten

       

€  119.528

Opbrengst heffing

7.5

begraafplaatsen

   

- €     72.450

 

       

 

Totale lasten - baten

       

€  47.078

Dekkingspercentage

 

 

 

 

60,6%

 

Lokale lastendruk in vergelijking met het regionale en landelijke beeld
De lokale lasten worden jaarlijks door het Centrum voor Onderzoek van de economie van de lagere Overheden (COELO) in beeld gebracht.
De cijfers over 2017 leveren een goede vergelijking op van de lastendruk in onze gemeente ten opzichte van het regionale en landelijke beeld. Volgens de COELO (landelijk) staat de gemeente Overbetuwe op nummer 34 van de 398 (van laag naar hoog). De gemeente behoort hiermee tot de 10% van goedkoopste gemeenten van Nederland. De gemeente Overbetuwe staat in de top 5 van de gemeenten met de laagste belastingdruk, namelijk op plaats 4 van de 54 gemeenten in Gelderland.

De gevolgen voor 2018
De voorgenomen gewijzigde tarieven leiden voor woningen tot ruim € 4,- aan lastenverlichting.
Tegenover de beperkte stijging van de OZB tarieven staat een daling van de rioolheffing.
De stijging van de afvalstoffenheffing wordt voor de gemiddelde huishouding ongedaan gemaakt doordat de container minder wordt aangeboden.

 

De belangrijkste belastingtarieven 2017 en 2018

Soort belasting

Nadere aanduiding

 

Voorstel

Mutatie

 

 

2017

2018 *)

 

 Onroerende-zaakbelastingen

 

 

 

 

- Eigenaar woning

Percentage van de waarde

0,1109%

0,1126%

1,5%

- Eigenaar niet-woning

Percentage van de waarde

0,1464%

0,1486%

1,5%

- Gebruiker niet-woning

Percentage van de waarde

0,1184%

0,1202%

1,5%

 

 

 

 

 

Totaal niet-woning

Percentage van de waarde

0,2648%

0,2688%

1,5%

 Afvalstoffenheffing en

 

 

 

 

 Reinigingsrecht **)

 

 

 

 

            Diftar

 Vast bedrag

€ 121,82

€ 126,63

3,9%

           GFT containers

 Gratis

 

 

 

           Rest container 140 liter

 Tarief per lediging

€ 6,34

€ 6,59

3,9%

           Rest container 240 liter

 Tarief per lediging

€ 9,66

€ 10,04

3,9%

Ondergrondse container (rest)

 Tarief per aanbieding

€ 2,72

€ 2,83

3,9%

 Rioolheffing

 

 

 

 

                            Woningen

 Waterverbruik tot 500 m3

€ 118,15

€ 110,25

-6,7%

                        Niet-woningen

 Waterverbruik tot 500 m3

€ 118,15

€ 110,25

-6,7%

 Hondenbelasting

 De eerste hond

€    54,60

€    54,60

geen

 

 De tweede hond

€    81,90

€    81,90

geen

 

 Buitengebied

50%

50%

geen

*)   In het voorgestelde OZB- tarief 2018 is uitgegaan van een gelijke WOZ-waarde
**) Door het lager aantal aanbiedingen heeft de tariefsverhoging geen gevolgen voor de gemiddelde huishouding.

 

Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
Beleidskader
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, Kwijtscheldingsregeling gemeente Overbetuwe 2017.

Algemeen
Net als in voorgaande jaren worden de maximale mogelijkheden tot het verlenen van kwijtschelding benut. Kwijtschelding is mogelijk voor de OZB, het vaste bedrag van de afvalstoffenheffing en de rioolheffing. Of kwijtschelding wordt verleend hangt af van de betalingscapaciteit van belastingschuldigen. Bij de bepaling daarvan houden wij rekening met 100% van de kosten van levensonderhoud zoals die normatief zijn opgenomen in de landelijke richtlijnen voor het kwijtscheldingsbeleid.

Sinds 1 januari 2016 wordt ook van de mogelijkheid gebruik gemaakt om natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefenen en geen personeel in dienst hebben voor kwijtschelding van de privé-aanslag in aanmerking te laten komen.

Kwijtscheldingsaanvragen

Voor degenen die eerder ook al kwijtschelding hebben gekregen maken we, met verleende toestemming van de belastingschuldigen, gebruik van een procedure voor automatische toetsing voor kwijtschelding door het Inlichtingenbureau. Dit heeft er toe geleid dat in 2017 zo’n 415 belastingschuldigen geen verzoek om kwijtschelding hoefden in te dienen.

In 2017 zijn er, naast de automatische kwijtschelding, nog ongeveer 420 kwijtscheldingsaanvragen ingediend. Van deze aanvragen zijn er ongeveer 355 geheel of gedeeltelijk gehonoreerd. Wij streven ernaar om de kwijtscheldingsverzoeken binnen 5 maanden af te handelen. In de begroting 2018 is voor de te verlenen kwijtschelding € 179.000 geraamd. Dit bedrag is gebaseerd op ongeveer 740 te honoreren aanvragen.

 

II. Weerstandsvermogen

Algemeen

Terug naar navigatie - Algemeen
  1. Algemeen
    Deze paragraaf geeft inzicht in:

  • enerzijds de financiële risico’s die de gemeente loopt en
  • anderzijds de financiële buffer die de gemeente achter de hand heeft om deze risico’s op te vangen. Dit laatste wordt ook wel de weerstandscapaciteit genoemd.

    Weerstandsvermogen = de verhouding tussen de risico’s en de weerstandscapaciteit.

    Risico’s zijn gebeurtenissen:
    - waarvan niet zeker is dat deze gaan plaatsvinden en
    -
    waarvan de kosten nagenoeg niet zijn in te schatten.
    Deze risico’s moeten worden vermeld in deze paragraaf.
    Voorbeelden: bodemvervuiling, juridische procedures, financiële gevolgen decentralisaties, etc.

    Het is op basis van de begrotingsvoorschriften niet toegestaan om hiervoor een financiële voorziening te treffen. Dat mag alleen voor:
    - gebeurtenissen die zeker gaan plaatsvinden en
    - waarvan de financiële consequenties redelijk zijn in te schatten.
    Voorbeelden: voorziening groot-onderhoud gebouwen, verwachte tekorten grondexploitatie o.b.v. actuele exploitatieberekeningen, e.d.

    Weerstandscapaciteit: bestaat uit middelen en mogelijkheden om financiële risico’s op te vangen. Daarbij kan worden gedacht aan reserves, onbenutte belastingcapaciteit en begrotingsoverschotten. Voor een gezonde financiële positie van de gemeente is het van belang dat de financiële risico’s goed in beeld zijn en er voldoende financiële buffers zijn om die risico’s op te vangen.

    Voor een zuivere bepaling van het weerstandsvermogen wordt er in deze paragraaf onderscheid gemaakt in:
    - eenmalig weerstandsvermogen:
      de verhouding tussen incidentele financiële risico’s en eenmalige weerstandscapaciteit
    -
    structureel weerstandsvermogen:
      de verhouding tussen risico’s met structurele financiële gevolgen en structurele weerstandscapaciteit


    Paragraaf in één Oogopslag

Eenmalig weerstandvermogen Begr. 2018 Rek. 2016 Begr. 2017
Verhouding tussen:      
  - eenmalige risico’s     € 17,3 miljoen    € 17,3 miljoen  € 7,4 miljoen
  - eenmalige weerstandscapaciteit (voorn. AR)          € 25,8 miljoen € 19,4 miljoen  € 6,9 miljoen
Uitgedrukt in een percentage:                                                                                 149%    112%   93%
Kwalificatie eenmalige weerstandsvermogen:           redelijk goed  redelijk goed  redelijk goed
       
Structureel weerstandsvermogen      
Verhouding tussen:      
  - structurele risico’s pm * pm * pm *
  - structurele weerstandscapaciteit                               €  1,4 miljoen    € 1,3 miljoen    € 1,4 miljoen
Het structurele weerstandsvermogen blijft stabiel op een goed niveau      
Kwalificatie structurele weerstandsvermogen:                                           goed         goed goed

* niet gekwantificeerd

Overbetuwe scoort voldoende op vier van de vijf financiële kengetallen.
Alleen het kengetal solvabiliteit scoort matig.

 

Incidenteel weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Incidenteel weerstandsvermogen

2.1 Incidentele financiële risico’s

A. Grote projecten, niet zijnde specifiek (alleen) grondexploitatie
De gemeente heeft de volgende grote projecten in voorbereiding en uitvoering (niet specifiek / niet alleen grondexploitaties):

  • Spoorzone/Ontsluiting Heinz
  • Elst Centrum
  • Verbeteren infrastructuur Elst Noord
  • Ontsluiting Park 15
  • Land van Tap
  • Schil Zetten Hemmen
  • De Danenberg
  • MFC Valburg
  • MFC Herveld
  • Huisvesting OBC
  • Gemeentehuis

 Uit onderstaande toelichting blijkt dat blijkt dat alle eenmalige risico’s van deze projecten zijn gedekt.

Spoorzone/Ontsluiting Heinz
Het project Spoorzone  is vrijwel afgerond:

  • de eerste fase van het 3e spoor vanuit Tiel en benodigde perronaanpassingen- en toegangen, uitgevoerd in opdracht van de Stadsregio, in 2015 opgeleverd
  • de auto-onderdoorgang voor hulpdiensten, bus- en autoverkeer inclusief een nieuwe ontsluiting aan de zuidzijde van het Heinz-perceel, in 2016 opgeleverd.
  • de fietsonderdoorgang, nieuwe fietsenstallingen, gerealiseerd en in gebruik 

Eind 2017 worden de laatste werkzaamheden in de openbare ruimte afgerond en vindt de afrekening met  ProRail plaats. 

De resultaten van de aanbesteding passen (ruim) binnen de hiervoor beschikbare budgetten (bestemmingsreserve Spoorzone). Voor het vooralsnog positieve prognoseresultaat van het project Spoorzone wordt rekening gehouden met mogelijke negatieve bijstellingen van (enkele) subsidies, omdat deze procentueel zijn gekoppeld aan de uiteindelijk gerealiseerde kosten. Naar verwachting zal hierover in voorjaar van 2018 meer duidelijkheid komen. Per saldo hebben de lagere uitvoerings-kosten en de lagere subsidies geen nadelige impact op het gemeentelijk aandeel van € 5,5 mln.

Er worden geen risico’s verwacht die niet vanuit de beschikbare budgetten kunnen worden gedekt.

Elst Centrum
Voor de herinrichting van de openbare ruimte in het hart van het dorpscentrum Elst is via het PNL in

totaal een bedrag van € 4,5 miljoen beschikbaar gesteld. De herinrichting openbare ruimte is in april 2017 afgerond, de nazorgfase naar verwachting in de eerste helft van 2018. In het najaar 2017 wordt bezien of gewenste aanpassingen in de openbare ruimte of andere (nieuwe) projectonderdelen – die buiten de scope van het project vallen - binnen de beschikbare middelen gerealiseerd kunnen worden of dat aanvullende krediet beschikbaar gesteld moet worden. Er is geen afzonderlijk financieel risico meer opgenomen.

Verbeteren infrastructuur Elst Noord
De infrastructuur (spoorkruisingen) Elst Noord bevat naast de onderdoorgang Rijksweg-Noord tevens het viaduct en de fietsverbinding 1e Weteringsewal en de flankerende maatregelen. De kosten voor het totale project zijn globaal geraamd op € 20 miljoen. Deze kosten worden voor een deel gedekt uit bijdragen van Prorail, ministerie van I&M, de provincie en Park Lingezegen. Voor Overbetuwe resteert een (netto) investering van € 6,55 miljoen, welke gefaseerd is opgenomen in de jaarschijven 2017 t/m 2019 van het PNL (zie bijlage II). Het uitgangspunt is dat het project, met nog voldoende sturing op de plannen, binnen de financiële kaders wordt gerealiseerd.

Ontsluiting Park 15
Overbetuwe draagt in financiële zin bij aan een goede verkeerskundige ontsluiting van Park 15. Om dit goed te regelen, is een bestemmingsreserve afslag 38 gevormd ter grootte van € 4,5 miljoen waarvan momenteel nog € 1,6 miljoen resteert. Met de ontwikkelaar is in 2015 een Addendum op de Samenwerkingsovereenkomst gesloten. Hierin zijn afspraken gemaakt over zakelijke zekerheden en over het innen van de plankosten. Hiermee zijn de risico’s voor de gemeente sterk verminderd, welke opgevangen kunnen worden binnen de bestemmingsreserve. Er wordt geen afzonderlijke risicopost opgenomen in deze paragraaf.

Land van Tap
In 2015 is door de gemeente het “Land van Tap” aangekocht. Deze grond wordt tot begin 2018 beschikbaar gesteld voor tijdelijke parkeervoorzieningen. Er wordt gewerkt aan een voorstel om de tijdelijke parkeervoorziening te continueren totdat de daadwerkelijke herontwikkeling aan de orde is: naast gebruik van de gronden voor bouwontwikkeling zal mogelijk een deel gebruikt worden als permanente parkeervoorziening. Op dit moment is er nog geen inzicht in het ontwikkelprogramma. Daarmee kan de bijbehorende potentiële grondwaarde nog niet bepaald worden en is het risico aanwezig dat (een deel van) de gronden afgewaardeerd moet worden.

Schil Zetten Hemmen
Als onderdeel van een landschappelijke bufferzone met daarbij de realisatie van een algemene begraafplaats in Zetten was in de Programmabegroting 2017 voor dit project een taakstellend budget van € 350.000 opgenomen (jaarschijf 2017 PNL). De procedure voor het bestemmingsplan is opgestart. In de komende periode wordt, mede op basis van onderzoeken en consequenties daarvan, bezien of het project haalbaar is binnen het taakstellende budget.

De Danenberg
Voor de ontwikkeling van landschapspark de Danenberg is een voorlopig stedenbouwkundig en landschappelijk ontwerp gemaakt. Dit is in 2017 als onderdeel van het voorontwerp bestemmingsplan gepubliceerd om de reacties uit de omgeving op te halen. Daarnaast worden ook de overeengekomen privaatrechtelijke afspraken geactualiseerd. Uitgangspunt is dat het project binnen de financiële kaders wordt gerealiseerd. (zie PNL-post 13)

MFC Valburg
Eind februari 2017 is overeenstemming bereikt tussen de verschillende partijen ten behoeve van de ontwikkeling van het MFC en het project Molenzicht. De dorpsraad heeft de business case voor het MFC geactualiseerd. Het stedenbouwkundig plan is uitgewerkt, het bestemmingsplan is in 2017 in procedure gebracht. De verwachting is dat medio 2018 gestart wordt met de bouw van het MFC. De aanbesteding voor de nieuwbouw van het MFC wordt binnenkort gestart. Uitgangspunt hierbij is dat het opgenomen budget voldoende is om het MFC te realiseren.

 MFC Herveld
In samenwerking met het stichtingsbestuur van het MFC Herveld wordt ‘De Hoendrik’ gerenoveerd en wordt een nieuwe sportzaal achter het bestaande MFC gebouwd. De ontwerpen hiervoor zijn uitgewerkt, het bestemmingsplan is in 2017 in procedure gebracht. De verwachting is dat medio 2018 gestart wordt met de bouw van het MFC. De aanbesteding voor de werkzaamheden van het MFC en sporthal wordt binnenkort gestart. Uitgangspunt hierbij is dat het opgenomen budget voldoende is om het project te realiseren.  (zie PNL-post 12)

Huisvesting OBC
In 2017 is besloten dat de nieuwbouw voor het OBC zal plaatsvinden op de locatie de Vinkenhof te Elst. In 2018 zal worden doorgewerkt aan de planvorming van de nieuwbouw van het OBC en het omliggende openbare gebied. Voor de realisatie van de nieuwbouw inclusief de 1e inrichting en de gymzaal is een PNL-post opgenomen van ruim € 6,1 miljoen gebaseerd op de daarvoor geldende normering. Dit budget voor de bouwkosten is in 2015 normatief bepaald. Onderzocht wordt in hoeverre dit budget nog toereikend is op basis van de huidige wensen en eisen. In de PNL-post is geen rekening gehouden met de grondkosten, de plankosten en de inrichting van het openbare gebied. Voor deze kosten zijn nog geen aanvullende dekkingsmiddelen aanwezig. Daarnaast wordt gekeken in hoeverre er nog aanvullende dekkingsbronnen gevonden kunnen worden voor de inrichting van de aangrenzende openbare ruimte en ontsluiting van de nieuwbouw van het OBC.

Vanuit het OBC zal een financiële bijdrage aan de nieuwbouw worden gedaan. Dit zal zijn op het vlak van een beter binnenklimaat, lager energieverbruik en inrichting van het schoolgebouw.

Nieuwe huisvesting
Dit project inclusief de risico’s / onzekerheden is uitgebreid toegelicht in paragraaf 1.3.11.

 

B. Grondexploitatie algemeen

Risicoanalyse
Voor de grondcomplexen wordt elk jaar een gewogen risicoanalyse opgesteld. De gewogen risicobedragen per 1-1-2017 van de actieve en passieve (in exploitatie en nog in exploitatie te nemen) complexen over de periode 2016-2023 bedragen in totaal afgerond € 1,4 miljoen. Voor dit bedrag wordt met ingang van 2016 geen afzonderlijke voorziening meer opgenomen. Tijdens het boekjaar vindt monitoring plaats van alle gewogen risicoanalyses uit het oogpunt van risicobeheersing en planoptimalisatie. Per 1-1-2018 wordt deze risicoanalyse geactualiseerd.

Vennootschapsbelasting (VpB)
Per 1 januari 2016 zijn de gemeenten vennootschapsbelastingplichtig (VpB). In 2015 is een eerste risico analyse gemaakt. In 2016 zijn de activiteiten van de gemeente voor de Vpb geclusterd. Op basis van een inventarisatie van alle clusters blijkt dat er alleen over de behaalde resultaten van de grondexploitatieactiviteiten een VpB risico bestaat. De afgelopen periode zijn voor de grondexploitatie diverse scenario’s doorgerekend. Uit deze scenario’s blijkt dat de gemeente over 2016 geen VpB verschuldigd is. Om die reden is er geen voorziening getroffen. Voor de langere termijn (tot 2023) is er wel een VpB risico. Om die reden vindt er onderzoek plaats naar optimaliseringsmogelijkheden. Op basis van een extern advies lijken daar mogelijkheden voor. Zekerheid daarover bestaat pas na de afstemming daarover met de belastingdienst in het in het eerste halfjaar van 2018.

Ruimtelijke initiatieven en passieve grondcomplexen
De gemeente faciliteert een aantal ruimtelijke initiatieven en passieve grondcomplexen die voor rekening van initiatief nemende partijen worden uitgevoerd. We noemen het een passief grondcomplex als er een overdracht van nieuwe openbare ruimte naar de gemeente plaats vindt. Het uitgangspunt bij al deze projecten is dat de gemeentelijke kosten bij de initiatiefnemer worden verhaald. Hiervoor worden privaatrechtelijke afspraken gemaakt en zekerheden in de vorm van een bankgarantie of concerngarantie gevraagd. Voor het deel van de kosten dat mogelijk niet verhaald kan worden wordt jaarlijks een voorziening gevormd of deze kosten worden afgeboekt.

RPW (Regionaal Programma Werklocaties)
In de regio Arnhem Nijmegen is al geruime tijd sprake van overaanbod van bedrijfsterreinen, kantoren en perifere detailhandel. Het bestaande, deels verouderde en deels versnipperde aanbod, staan gewenste en nieuwe ontwikkeling in de weg. De regio kan dit uitsluitend oplossen door in onderlinge samenwerking dit overaanbod terug te brengen. De provincie Gelderland heeft de regiogemeenten de ruimte geboden om deze oplossing gezamenlijk uit te werken. In 2015 is de regio hiermee aan de slag gegaan en gezamenlijk is toegewerkt naar een definitief RPW. Het definitieve RPW wordt in oktober in 2017 aangeboden aan de gemeenten. Er wordt aan alle raden gevraagd of zij instemmen met dit RPW. Deze besluitvorming moet plaatsvinden voor 1 januari 2018. In januari 2018 zal de Gedeputeerde Staten het RPW vaststellen.

Begin 2017 is berekend  dat het RPW een maximale kostenpost (risico) oplevert van circa € 6 miljoen: (€ 5 miljoen voor het mogelijk schrappen van bedrijventerrein. € 1 miljoen voor het mogelijk niet kunnen ontwikkelen van Elst Centraal). De feitelijke hoogte is afhankelijk van een aantal zaken:
-           de grondverkopen in de komende jaren tot 1 januari 2021;
-           de keuze voor de lokale bedrijfsterreinen die voor de schrapopgave ingezet worden;
-           de keuze om en in welke mate een mede-verantwoording bij de markt wordt gelegd;
-           welke alternatieve opbrengsten er mogelijk zijn na transformatie.

Deze keuzen hoeven nu nog niet te worden gemaakt: de gemeenteraad dient hierover in het najaar van 2018 formeel te besluiten. Het mogelijke verlies moet in 2021 (na de gevolgde procedure voor transformatie) genomen worden. Op basis van de definitieve besluitvorming op het RPW in oktober zullen de risico’s worden herberekend en voor zover van toepassing worden verwerkt bij actualisaties van de grondexploitaties per 1 januari 2018.

Nog te realiseren opbrengsten grondverkoop
De administratieve voorschriften (BBV – Besluit Begroting en Verantwoording) zijn met ingang van het boekjaar 2016 op enkele onderdelen gewijzigd. Dit betreft onder andere het aspect tussentijdse winstneming bij complexen grondexploitatie. Winsten moeten als gerealiseerd worden beschouwd indien en voor zover het resultaat op de grondexploitatie betrouwbaar kan worden ingeschat. Als gevolg hiervan is in de jaarstukken 2016 een tussentijdse winstneming van € 5,4 miljoen verwerkt bij complex De Poort van Midden Gelderland Zuid. Dit is € 4,4 miljoen meer dan de boekwaarde per 31 december 2016. De hoogte van deze verplichte winstneming- volgens de zogenaamde POC-methode (percentage of completion) – is gerelateerd aan het feit dat nagenoeg alle kosten zijn gemaakt, opbrengsten een gelijkmatig verloop hebben en er geen signalen van onzekerheden zijn. Dit neemt echter niet weg dat deze opbrengsten nog gerealiseerd moeten worden; de betreffende gronden zijn nog niet verkocht. Uitgangspunt is dat de opbrengsten conform de prognose vanuit de grondexploitatie worden gegenereerd. Echter, vanuit het oogpunt van voorzichtigheid, benoemen wij de voorgeschreven winstneming in deze paragraaf als een risico en nemen wij de genoemde € 4,4 miljoen mee in de berekening van het incidenteel weerstandvermogen.

Woningbouwprioritering
In de vastgestelde woonagenda staat met name het aansluiten bij de behoefte – prioriteren en versnellen – centraal. Projecten komen (te) beperkt tot realisatie, vooral omdat zij niet of onvoldoende aansluiten ten aanzien van de kwalitatieve behoefte, woonmilieu, segment of typologie. Het woonprogramma in actieve complexen betreft een zeer beperkt deel van het totaal van plannen. In het najaar van 2017 wordt gewerkt aan het afwegingskader en ontstaat meer duidelijkheid over de eventuele financiële gevolgen en /of risico’s.

 

C. Overige risico's

Huisvesting statushouders
In het bestuursakkoord "Verhoogde Asielinstroom" (november 2015) is een financiële verrekensystematiek afgesproken. Dit systeem houdt in dat gemeenten die niet aan de wettelijke huisvestingstaakstelling voldoen, een nadelig financieel gevolg zullen ondervinden. Het rijk stelt hierbij voor om bij de gemeenten, die niet aan de taakstelling voldoen, de kosten in rekening te brengen die het COA maakt doordat een vergunninghouder langer in een AZC verblijft. In het bestuursakkoord is afgesproken dat dit systeem op 1 juli 2016 in werking zou treden. Dat is echter niet gelukt. Aan de landelijke regietafel is afgesproken dat er vanaf 1 juli gemonitord wordt welke gemeenten achterstanden oplopen.

Het Rijk is bezig met het ontwerpen van een wet (Wet kostenverhaal huisvesting vergunninghouders) die uitgaat van een financiële prikkel (het bedrag aan huisvestingskosten dat het verblijf van een vergunninghouder per maand kost in een AZC). Het kan om een bedrag van ca. € 1.850 euro per maand per statushouder gaan.  De financiële prikkel of "boete" gaat onderdeel uitmaken van de interventieladder interbestuurlijk toezicht (niveau 4 die door provincies wordt gehanteerd bij het uitvoeren van hun Interbestuurlijk toezicht). Om gemeenten een 'boete'' op te leggen dient wel sprake te zijn van verwijtbaar gedrag.  Over de in voorbereiding zijnde Wet kostenverhaal huisvesting vergunninghouders is op 21 december 2016 bestuurlijk overleg gevoerd tussen minister Plasterk van BZK, staatssecretaris Dijkhoff van VenJ, IPO en VNG. Het wetsvoorstel is niet voor de Tweede Kamerverkiezingen aangeboden aan het parlement. Het is op dit moment niet duidelijk wanneer het wetsvoorstel wel aan het parlement wordt aangeboden. Gelet op de voortgang van de formatie van een nieuw kabinet is het twijfelachtig of deze wet nog in 2017 in werking zal treden.

De achterstand inzake de te huisvesten statushouders bedroeg per 1 januari 2017 in Overbetuwe 41 personen. De taakstelling voor 2017 bedraagt 64 personen. Per 1 augustus 2017 zijn 59 personen gehuisvest van de totaal 105 te huisvesten personen (zie https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/asielbeleid/documenten/publicaties/2017/08/10/overzicht-huisvesting-vergunninghouders-per-1-augustus-2017). Tot begin oktober worden in ieder geval nog eens 22 personen gehuisvest. De sinds 2014 opgelopen achterstand wordt nu merkbaar ingelopen. De verwachting lijkt gerechtvaardigd dat Overbetuwe eind 2017 de achterstand in het huisvesten van statushouders daadwerkelijk heeft ingelopen en de wettelijke taakstelling gaat halen. De opgelopen achterstand was voor de provincie Gelderland aanleiding om in haar toezichtrol op grond van Wet revitalisering generiek toezicht (Wrgt), de gemeente Overbetuwe op trede drie van de bestuurlijke interventieladder te plaatsen. Per 1 oktober 2017 toetst de provincie of en in welke mate Overbetuwe in 2017 de opgelopen achterstand in loopt en daarmee de wettelijke taakstelling 2017 zal behalen.

We melden dit risico omdat op dit moment niet duidelijk is of gemeente Overbetuwe verwijtbaar handelt (dan wel na laat). Als Overbetuwe per 31 december 2017 de achterstand heeft ingelopen en er is nog geen wettelijke regeling, is er geen financieel risico.

Garantieverplichtingen

 

x € 1 miljoen

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

 43,7

Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

145,0

Stichting Waarborgfonds Sport (SWS)

   0,4

Particulieren (voormalige gemeentegaranties)

 14,7

Overige garanties en borgstellingen

   4,6

Totaal

               208,4

 

Het totaalbedrag aan garanties is ten opzichte van de laatst opgestelde paragraaf (bij de jaarstukken 2016) afgenomen met € 6,5 miljoen door afname van het totaalbedrag van garanties van de onderdelen WEW.
Het overgrote deel van de garanties heeft betrekking op garanties voor eigen woningen. Voor garanties vanaf 1-1-2011 loopt de gemeente hiervoor geen concreet risico meer. Dat geldt ook voor de garanties aan particulieren, waarvoor het risico in het verleden is afgekocht.
Voor de overige garanties loopt de gemeente een secundair of tertiair risico. Dat betekent dat de gemeente pas in tweede of in derde instantie wordt aangesproken. Het is nog steeds verantwoord er vanuit te gaan dat er in de voor ons liggende jaren geen substantieel beroep zal worden gedaan op de door de gemeente verstrekte garanties of afgegeven achtervang.

Werkvoorzieningschap Midden-Gelderland/Presikhaaf Bedrijven
Op 5 oktober 2016 heeft het AB ingestemd met een nieuwe begrotingssystematiek, waarbij besloten is tot voorfinanciering door de deelnemende gemeenten van het negatieve begrotingsresultaat. De begroting 2018 van Presikhaaf Bedrijven (PHB) sluit hierdoor op een nihil resultaat.

Door het ontbreken van voldoende weerstandsvermogen bij PHB komen de tekorten voor rekening van de deelnemende gemeenten. De gemeente Overbetuwe is verantwoordelijk voor de dekking van ca. 6,6% van het exploitatietekort. In de begroting 2018 van onze gemeente is hierop geanticipeerd door een structurele gemeentelijke bijdrage aan PHB op te nemen van € 420.000. Bovenvermeld begrotingsbedrag is een gemiddeld bedrag voor de periode 2016 t/m 2019. Jaarlijks zal in de Tussenrapportages op basis van actuele gegevens afstemming plaatsvinden met de werkelijke bijdragen aan PHB. Met ingang van 2017 gaat PHB het eigen vermogen opbouwen tot een omvang van € 2.400.000. Jaarlijks wordt hiervoor € 600.000 bij de deelnemende gemeenten in rekening gebracht. Het positieve resultaat van PHB over 2016 van € 851.000 is eveneens aangewend om weerstandsvermogen op te bouwen.

Ten tijde van het opstellen van deze paragraaf is er nog geen besluit genomen over het toekomstscenario van PHB en is de begroting 2018 opgesteld vanuit de huidige situatie bij ongewijzigd beleid. Zodra besluitvorming heeft plaatsgevonden wordt die begroting daarop aangepast. In de paragraaf verbonden partijen treft u informatie aan over recente ontwikkelingen. Bij het definitieve besluit zullen frictiekosten ontstaan. De hoogte van de kosten van eventuele uittreding dan wel verkoop hangt af van de scenario’s die bij besluitvorming (in komende maanden) voorliggen en gekozen worden. Gelet op het voorgaande hebben wij in deze paragraaf geen risicobedrag opgenomen.

Brandbestrijding, hulpverlening bij rampen, opruiming explosieven
In het geval van incidenten op “rampschaal” kan de gemeente worden geconfronteerd met flinke financiële aanspraken. Daarbij moet worden gedacht aan herstelwerkzaamheden, opvang, begeleiding en compensatie van schade.

Verder kan het bij grondwerkzaamheden noodzakelijk zijn om oude explosieven op te ruimen. Bij nieuwe projecten, waarbij deze kans bestaat, wordt al zoveel mogelijk een kostenraming opgenomen en worden kosten, waar mogelijk doorbelast aan projectontwikkelaars, e.d. Ook kan de gemeente een deel van de kosten (70%) bij het rijk declareren. Een deel van de kosten blijft echter voor rekening van de gemeente en hiervoor is geen bestemmingsreserve meer beschikbaar.

Eventuele kosten van de beschreven onderdelen kunnen in eerste instantie worden opgevangen met de algemene post van € 5 miljoen (zie totaaloverzicht).

Riolering

In 2013 is aan de bestemmingsreserve riolering € 6,8 miljoen onttrokken ten gunste de algemene reserve en voor de afboeking van maatschappelijke investeringen. In het arrest van februari 2017 oordeelde de Hoge Raad dat deze onttrekking meegenomen had moeten worden in de berekening van de kostendekking van de riolering over 2013. Er lijkt geen juridische verplichting om de onttrekking ongedaan te maken. Niettemin heeft het college in de raadsvergadering van 14 maart 2017 toegezegd dat, n.a.v. een nadere beoordeling consequenties van deze uitspraak, de gevolgen hiervan (deels) kunnen meegenomen in de uitkomsten van het op te stellen nieuwe GRP 2018-2022.

Juridische procedures ruimtelijke plannen e.d.
De mogelijkheid bestaat dat aan de algemene reserve middelen moeten worden onttrokken om één of meerdere langslepende (ruimtelijke) kwesties voor de gemeente tot een goed eind te kunnen brengen. Hiervoor nemen wij een risicobedrag op van € 0,5 miljoen.

Opvang tekorten jaarrekening en/of grote projecten
De gemeente heeft geen afzonderlijke bestemmingsreserve om eventuele rekeningstekorten op te vangen. Ook kan het zijn dat er zich bij de grote projecten in de toekomst toch nog onverwachte aanvullende tekorten voordoen, ondanks de getroffen voorzieningen en ingeschatte risico’s in deze paragraaf. In de lijn van voorgaande jaren wordt voor bovenstaande risico’s één algemene post opgenomen van € 5 miljoen.

Recapitulatie incidentele financiële risico’s                                         

  x €   1 miljoen
A. Grote projecten, niet zijnde specifiek (alleen) grondexploitatie -,-
B. Grondexploitatie algemeen  
          Gewogen risicoanalyse

1,4

          RPW (Regionaal Programma Werklocaties)      

6,0

          Nog te realiseren opbrengsten grondverkoop 4,4
   
C. Overige eenmalige risico’s  
          Presikhaaf Bedrijven pm
          Juridische procedures 0,5
          Algemene stelpost rekeningstekort, e.d.    5,0
Totaal eenmalige financiële risico’s €   17,3

De incidentele risico’s zijn gelijk gebleven t.o.v. de vorige paragraaf (jaarrekening 2016).

2.2 Omvang incidentele weerstandscapaciteit
In onderstaande tabel is de verwachte ontwikkeling van de beschikbare weerstandscapaciteit weergegeven in drie in de tijd opeenvolgende P&C-documenten.

 

Ontwikkeling weerstandscapaciteit sept 2016/2017 (x € 1.000)

Begroting 2017
(sept. 2016)

Jaarrekening 2016
(jun. 2017)

Begroting 2018
(sept. 2017)

Incidentele weerstandscapaciteit
A. Algemene reserve
-  Raming per 1-1-2017 in die begroting
-  Werkelijke saldo 1-1-2017 (=31-12-2016)
-  Verwacht saldo per 1-1-2018

B. Stille reserves in:
Niet meer opgenomen

Totale incidentele weerstandscapaciteit

       

2.122  

 

 


 
     2.122  

 

   

19.387 

 

 

19.387  

 

  

 

25.810  


 
25.810 

 

Toelichting op de berekening van de incidentele weerstandscapaciteit en de algemene reserve
A. Algemene reserve
De algemene reserve heeft zich dus zeer positief ontwikkeld, vooral als gevolg van de positieve rekeningresultaten 2015 en 2016. 

 B. Stille reserves
De stille reserves kunnen pas worden geëffectueerd bij realisatie van een aantal besluiten c.q. acties die niet direct tot een financieel resultaat leiden (bijv. aandelenverkoop BNG). De directe vrije beschikking van deze posten is dus onzeker. Met ingang de jaarstukken 2014 is geen bedrag meer opgenomen, maar zijn de stille reserves pm geraamd.

2.3       Conclusie incidentele weerstandsvermogen
In de afgelopen jaren zijn er belangrijke stappen gezet op het pad naar een stabiele financiële situatie.
Deze positieve ontwikkeling doet zich ook voor bij het incidentele weerstandsvermogen (en ook bij het structurele weerstandsvermogen, zoals toegelicht in de volgende pagina’s).

In de Programmabegroting 2017 was het incidentele weerstandsvermogen gestegen naar 93% en werd de kwalificatie verhoogd naar ‘redelijk goed’ (was in Programmabegroting 2016 ‘nog niet voldoende en reden tot waakzaamheid en terughoudendheid’). In de Jaarstukken 2016 is het percentage verder toegenomen naar 112%. Uit deze actuele paragraaf bij de Programmabegroting 2018 is op te maken dat de verhouding tussen de gekwantificeerde eenmalige financiële risico’s (van € 17,3 miljoen) en de incidentele weerstandscapaciteit (van € 25,8 miljoen) nog verder verbeterd en nu 149% bedraagt. Wij handhaven de kwalificatie van het eenmalige weerstandsvermogen op: ‘redelijk goed’. Gezien het verwachte verloop van de algemene reserve in de komende jaren zal dit ertoe leiden dat bij gelijkblijvende (of dalende) eenmalige financiële risico’s binnen afzienbare tijd de kwalificatie ‘goed’ gebruikt kan worden. Welk percentage hierbij hoort is niet duidelijk voorgeschreven, maar wij hanteren hiervoor 200%. Met andere woorden de verhouding tussen weerstandscapaciteit en eenmalige risico’s is 2 : 1.

Structureel weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Structureel weerstandsvermogen

3.         Structureel weerstandsvermogen
Zoals toegelicht in de paragraaf bij eerdere P&C-stukken hebben we al een aantal structurele risico’s stapsgewijs bewust beperkt. Deze acties tot het terugbrengen van de structurele risico’s zullen wij hier niet opnieuw toelichten. Wel hebben dergelijke acties onze voortdurende aandacht.

3.1       Structurele risico’s
Dit zijn risico’s waaruit structurele financiële consequenties kunnen voortvloeien.
Hieronder beschrijven wij de belangrijkste structurele risico’s.

De decentralisaties in het sociaal domein
Met de eerste ervaringsjaren 2015 en 2016 beschikken we over de eerste cijfers van de gedecentraliseerde taken in het sociale domein, te weten: Jeugdzorg, Maatschappelijke Ondersteuning en Participatie. We krijgen daarmee een steeds beter beeld van de aard en omvang van de financiële risico’s. De structurele risico’s die kunnen voortvloeien uit deze taken zijn voor een deel nog steeds lastig te kwantificeren, omdat we de zorgvraag van onze inwoners en de daarmee samenhangende zorgkosten niet op voorhand weten. In de reguliere P&C-cyclus laten we vier keer per jaar de uitnutting van het budget voor het sociaal domein zien.

In de meicirculaire 2017 zijn de Rijksuitkeringen voor het sociale domein voor de komende jaren gepubliceerd. Ten opzichte van de decembercirculaire 2016 (gebruikt voor de Kadernota 2018) neemt de totale IUSD (Integratie Uitkering Sociaal Domein) in de gehele periode 2018-2021 jaarlijks met ca. 3% in omvang toe. Dit is voor het grootste deel toe te schrijven aan loon- en prijsbijstelling. Andere positieve factoren zijn groeiruimte 2018 binnen het WMO-deel en een correctie voor uitname herinstromers WIz. De hogere IUSD heeft geen effect op ons begrotingssaldo omdat het Sociaal Domein budgettair neutraal wordt geraamd (totale uitgaven gelijk aan totale inkomsten).

Daarnaast bleek uit de jaarstukken 2016 dat er een overschot is van € 1.324.000 op de producten op het sociaal domein en is via een begrotingswijziging 2017 toegevoegd aan het budget sociaal domein 2017. Verder krijgen we door de digitale gegevensuitwisseling en de monitoring steeds meer sturingsinformatie en mogelijkheden om bij te sturen in de taakuitvoering en de financiën in het sociale domein. En voeren we in het kader van relatiemanagement periodiek contractbesprekingen om de kwaliteit van de zorg te verbeteren, de zorg verder te kantelen en de zorgkosten te reduceren. Door deze ontwikkelingen zijn we steeds beter in staat om financiële nadelen binnen het totale 3D-budget op te vangen.

Het Rijk heeft het voornemen uitgesteld om per 2018 de Rijksintegratie-uitkeringen over te hevelen naar de algemene uitkering, dus we behouden aparte uitkeringen binnen het sociaal domein. Het Rijk heeft ingestemd met het verzoek van de VNG om eerst afspraken te maken over de structurele indexering van de betreffende budgetten. Besluitvorming daarover is aan een nieuw kabinet, zodat overheveling naar verwachting pas op zijn vroegst met ingang van 2019 kan plaatsvinden.

In deze financiële paragraaf volstaan wij met deze toelichting en nemen wij geen afzonderlijk structureel risico op voor dit onderdeel.

Samenwerking op diverse taakgebieden
Zuiver vanuit het financiële oogpunt bezien -dus los van inhoudelijke voordelen- heeft de samenwerking met andere gemeenten tot nu toe geleid tot (voorlopige) financiële nadelen en verhoging van financiële risico’s o.a. wegens niet door te belasten overheadkosten. Zoals ook geconcludeerd in voorgaande begrotingen, vloeien uit de diverse nieuwe samenwerkingsvormen eenmalige en structurele financiële consequenties en risico’s voort.

Wat betreft de structurele risico’s speelt ook nog het volgende. Gemeente Overbetuwe hanteert -in tegenstelling tot veel andere gemeenten- voor de eigen begroting al jaren de nullijn; dus geen verhogingen wegens areaaluitbreiding en prijsstijgingen. Op het moment dat taken uit handen gegeven worden aan samenwerkingsverbanden e.d., bepaalt Overbetuwe niet meer zelfstandig de begrotingsrichtlijnen voor de betreffende onderdelen, maar worden deze bepaald door “de meerderheid”. Min of meer hetzelfde geldt bij structurele uitbesteding van werkzaamheden, waarbij de gemeente gebonden is aan de prijs- en areaalaanpassingen op basis van gesloten contracten.

Zoals u regelmatig heeft kunnen lezen, hechten wij zeer aan samenwerking met andere gemeenten en andere partners, maar stellen wij ons ook kritisch op bij het aangaan van nieuwe samenwerkingsvormen en zeker ook wat betreft de financiële risico’s die hieruit kunnen voortvloeien.

Invoering vennootschapsbelasting (VpB)
Zie toelichting op VpB bij eenmalige risico’s/grondexploitatie.

Niet te realiseren deel structurele taakstellingen
In de periode 2010-2016 zijn er diverse omvangrijke heroverwegingsoperaties uitgevoerd. De op basis daarvan ingeboekte taakstellingen zijn inmiddels bijna allemaal gerealiseerd. Er resteert nog een aantal in te vullen posten vanaf 2018. Een tweetal taakstellingen bleek echter niet haalbaar en deze zijn inmiddels via de Kadernota 2018 afgeboekt. De overige taakstellingen worden volgens planning vanaf 2018 gerealiseerd.

Recapitulatie gekwantificeerde structurele financiële risico’s
Samenvattend zijn er wel structurele financiële risico’s, maar deze zijn niet zodanig hard of concreet dat deze ook te kwantificeren structurele risico’s zijn. De beperkte omvang van de structurele risico’s is ook het gevolg van onze gerichte acties tot het terugdringen hiervan.

3.2 Structurele weerstandscapaciteit
In onderstaande tabel is de verwachte structurele weerstandscapaciteit in drie opeenvolgende momenten en P&C-documenten weergegeven.

 Ontwikkeling structurele weerstandscapaciteit sept. 2016/2017 (x € 1.000) 

Begroting 2017
(sept. 2016)

Jaarrekening 2016
(juni 2017)

Begroting 2018
(sept. 2017)

a. Structureel overschot

b. Mogelijke aanvullende voordele heroverwegingen
c. Onbenutte belastingcapaciteit
d. Post onvoorzien

Totale structurele weerstandscapaciteit

1.340

pm
pm
            54 

1.394

1.337

pm
pm
            54 

1.391

1.414

pm
pm
54 

1.468

Ook de begroting 2018 vertoont een flink structureel overschot. Zoals wij in de Kadernota 2017 hebben aangegeven is het noodzakelijk om dergelijke overschotten niet aan te wenden maar (grotendeels) in stand te houden als buffer voor eventuele structurele tegenvallers en om jaarlijks een flinke toevoeging te doen aan de algemene reserve. In die Kadernota heeft u op ons voorstel ook het uitgangspunt vastgesteld om te streven naar een gemiddeld in stand te houden begrotingsoverschot van € 1 miljoen per jaar, dit o.a. als buffer voor de opvang van structurele financiële risico’s.

Bij onderdeel “b” hebben wij bewust geen rekening gehouden met mogelijk hogere overschotten in toekomstige jaren en extra structurele ruimte van inkomstenverhogende maatregelen van aanvullende heroverwegingsoperaties, e.d.. In de begroting en het meerjarenperspectief zijn namelijk al structurele voordelen ingeboekt die nog gerealiseerd moeten worden. Ook zijn de financiële mogelijkheden om verder te heroverwegen/te bezuinigen beperkt, omdat deze gemeente al vele jaren grotendeels de nullijn hanteert bij de samenstelling van de exploitatiebegroting.

Wat betreft de onbenutte belastingcapaciteit (c) nog even de volgende toelichting. Zuiver theoretisch kunnen wij een bedrag aan onbenutte belastingcapaciteit opnemen van afgerond € 4,5 miljoen. Dit is de ruimte om de OZB-tarieven te verhogen volgens de normen die het rijk hanteert voor gemeenten in financiële problemen (artikel 12 gemeenten). Zoals wij ook al hebben opgemerkt in risicoparagrafen bij voorgaande P&C-stukken vormt de mogelijkheid tot een dergelijke extra belastingverhoging geen reële optie om structurele risico’s op te vangen. Het is namelijk niet reëel om te veronderstellen dat deze gemeente de belastingen, e.d. op de korte termijn met tientallen procenten zal verhogen (naast de reguliere verhogingen van gemiddeld 1,5%).
In de kolom van het overzicht hierboven is de onbenutte belastingcapaciteit daarom pm geraamd.

3.3 Het structurele weerstandsvermogen en de eindconclusie
Het structurele weerstandsvermogen is, zoals reeds vermeld in de inleiding: de verhouding tussen structurele risico’s en structurele weerstandscapaciteit.

Op basis van de positieve ontwikkelingen in de begroting 2017 en het bijbehorende meerjarenperspectief en het feit dat wij steeds meer grip op risico’s krijgen, hebben wij de kwalificatie van het structurele weerstandsvermogen in de begroting 2017 verhoogd van “redelijk goed” naar “goed”. In de Jaarstukken 2016 is deze kwalificatie gehandhaafd. Op grond deze actuele paragraaf en het geactualiseerde meerjarenperspectief hebben wij het structurele weerstandsvermogen ook in de Programmabegroting 2018 gekwalificeerd als: goed.

Het spreekt voor zicht dat wij ons blijven inzetten om deze goede positie te handhaven en waar mogelijk te versterken.

De verplichte financiële kengetallen
Op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV), worden met ingang van de jaarrekening 2015 en begroting 2016 de volgende kengetallen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing opgenomen:

  1. a. Netto schuld quote
    b. Netto schuld quote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
  2. Solvabiliteitsratio
  3. Structurele exploitatieruimte
  4. Grondexploitatie
  5. Belastingcapaciteit

De kengetallen maken het gemakkelijker om inzicht te krijgen in de financiële positie van de gemeente. Hieronder wordt allereerst vermeld wat de betekenis is van de diverse kengetallen. Vervolgens zijn uitkomsten van de kengetallen verzameld in een tabel. In deze tabel is niet alleen het betreffende kengetal voor het begrotingsjaar 2018 opgenomen, maar ook die van de jaren uit de meerjarenraming (2019 t/m 2021), de begroting 2017 en het jaarverslag 2016. Bij de beoordeling van de financiële positie is het immers ook relevant om inzicht te hebben hoe de kengetallen zich ontwikkelen ten opzichte van voorgaande jaren. Tenslotte worden conclusies getrokken.

1a. Netto schuldquote
De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast van de medeoverheid ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft zodoende een indicatie in welke mate de rentelasten en aflossingen op de exploitatie drukken.

1b. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Omdat er bij leningen onzekerheid kan bestaan of ze allemaal terug worden betaald, wordt bij de berekening van de netto schuldquote onderscheid gemaakt door het kengetal te berekenen, zowel inclusief als exclusief de doorgeleende gelden. Op die manier wordt duidelijk wat het aandeel van de verstrekte leningen in de exploitatie is en ook wat dat betekent voor de schuldenlast.

2. Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de medeoverheid in staat is aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het totale balanstotaal.

3. Structurele exploitatieruimte
Dit kengetal is van belang om te kunnen beoordelen welke structurele ruimte een gemeente of provincie heeft om de eigen lasten te dragen of welke structurele stijging van de baten of structurele daling van de lasten daarvoor nodig is. Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht van de begroting wordt thans het onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten. De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van de structurele baten en lasten en het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves gedeeld door de totale baten en uitgedrukt in een percentage.

4. Grondexploitatie
Dit kengetal geeft weer hoe de waarde van de grond zich verhoudt tot de totale (geraamde) baten. Voor de berekening van dit kengetal worden de niet in exploitatie genomen gronden en de bouwgrond in exploitatie bij elkaar opgeteld en gedeeld door de totale baten uit de programmabegroting en uitgedrukt in een percentage.

5. Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit geeft inzicht hoe de belastingdruk in de provincie of gemeenten zich verhoudt ten opzichte van het landelijke gemiddelde.

 

 

Conclusies en normen Provincie Gelderland

1a. Netto schuldquote
1b. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Normen Provincie:

Overbetuwe 2018: 75% en 66% dus voldoende.

2. Solvabiliteitsratio
Normen Provincie:

Overbetuwe 2018: 28% dus matig.

3. Structurele exploitatieruimte
Normen Provincie:

Overbetuwe 2018: 1,80% dus voldoende.

4. Grondexploitatie
Hiervoor heeft de Provincie geen normen. Het percentage van 8,99% kan in de lijn van de overige kengetallen zeker als “voldoende” worden aangemerkt. De forse stijging ten opzichte van 2016 en 2017 komt door de hogere boekwaarde van de in exploitatie genomen bouwgrond wat voornamelijk weer het gevolg is van de tussentijdse winstneming bij het complex Poort van Midden Gelderland.

5. Belastingcapaciteit
Gelet op de relatief zeer lage belastingdruk in onze gemeente en de ruimte in de belastingcapaciteit (mogelijkheden om OZB nog extra te verhogen) scoort Overbetuwe in de lijn van bovenvermelde kwalificaties “voldoende”. Zie ook toelichtingen elders in de begroting.

De algemene conclusie is dat gemiddeld over alle financiële kengetallen onze gemeente voldoende scoort en dat alleen de solvabiliteit een matig aangeeft. Dit wordt veroorzaakt door de huidige stand van de algemene reserve. De omvang daarvan is de afgelopen jaren al aanzienlijk toegenomen en de verwachting is dat deze toename zich in de komende jaren verder voortzet.

III. Onderhoud kapitaalgoederen

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

In de openbare ruimte bevinden zich veel zaken die eigendom van de gemeente zijn. Deze eigendommen kunnen als volgt worden ingedeeld:

  • infrastructuur: wegen, water en riolering
  • voorzieningen: groen, verlichting, sportvelden, speelvoorzieningen
  • gebouwen: scholen, sport- en welzijnsaccommodaties, huisvesting gemeente en brandweer

Al deze eigendommen, die ook wel kapitaalgoederen worden genoemd, moeten door de gemeente worden onderhouden. De door de gemeenteraad vastgestelde kwaliteitsniveaus worden in deze paragraaf toegelicht.

Welke afspraken zijn over het onderhoud van de kapitaalgoederen gemaakt?

Terug naar navigatie - Welke afspraken zijn over het onderhoud van de kapitaalgoederen gemaakt?

De gemeenteraad heeft beleids- en beheerplannen vastgesteld die de uitgangspunten bevatten voor dat onderhoud. Het kwaliteitsplan BOR is een goed instrument gebleken om daadwerkelijk de afgesproken kwaliteit in de praktijk te realiseren. Een aantal plannen moet worden herzien. In de plannen die op termijn ter vaststelling worden aangeboden wordt het kwaliteitsniveau concreter geformuleerd. Hierdoor is een betere afweging te maken.

Beleidsdocument Datum vaststelling Geplande actualisatie  [1]
Beheerplan wegen 2014 - 2018 17-03-2015 2018
Gemeentelijk Rioleringsplan 20-08-2013 2017  [2]
Beleidsplan Openbare Verlichting 30-05-2006 2016
Beleidsplan Speelvoorzieningen23-05-2012 23-05-2012 onbekend
Nota Voorziening groot onderhoud gemeentelijke accommodaties 26-02-2008 nog onbekend
Gemeentelijke accommodaties niet zijnde gebouwen (sportvelden, veldmeubilair, sportinventaris) 28-10-2008 nog onbekend

[1] Het jaartal geeft weer in welk jaar de actualisatie leidt tot een voorstel aan de gemeenteraad.
[2]
Zie ook de opmerkingen over de bekostigingssystematiek riolering in de paragraaf lokale lasten.

 

Kwaliteitsniveaus

Terug naar navigatie - Kwaliteitsniveaus

In het Kwaliteitsplan Beheer Openbare Ruimte is gewerkt met drie kwaliteitsniveaus te weten laag, basis en goed[3]. Deze kwaliteitsniveaus zijn in het hierna opgenomen overzicht uitgewerkt, zodat duidelijk wordt wat eronder wordt verstaan. (overigens wordt in de CROW –systematiek gewerkt met niveaus A+ tot en met D maar worden vanwege de leesbaarheid van deze paragraaf vertaald in onderstaande kwalificaties Laag, Basis en Hoog).

Kwaliteitsniveau

Laag

Basis

Hoog

Wettelijke voorschriften

Het onderhoudsniveau voldoet niet of niet-geheel aan de minimaal vereiste wettelijke voorschriften

Het onderhoudsniveau voldoet voldoende aan de vereiste wettelijke voorschriften

Het onderhoudsniveau voldoet ruimschoots aan de vereiste wettelijke voorschriften

Duurzaamheid (Vervangingstermijnen)

Door het lage onderhoudsniveau wordt de levensduur van het kapitaalgoed korter dan gebruikelijk

De levensduur is de gebruikelijke vervangingstermijn van het kapitaalgoed

Door het hoge onderhoudsniveau wordt de levensduur van het kapitaalgoed verlengd

Opbouw achterstallig onderhoud

Achterstallig onderhoud komt periodiek voor

Achterstallig onderhoud komt incidenteel voor

Achterstallig onderhoud komt niet voor

Milieu effecten

Het onderhoudsniveau van het kapitaalgoed is zodanig dat in onvoldoende mate efficiënt en zuinig met natuurlijke hulpbronnen wordt omgegaan

Het onderhoudsniveau van het kapitaalgoed is zodanig dat in voldoende mate efficiënt en zuinig met natuurlijke hulpbronnen wordt omgegaan

Het onderhoudsniveau van het kapitaalgoed is zodanig dat in ruime mate efficiënt en zuinig met natuurlijke hulpbronnen wordt omgegaan

Oordeel inwoners

(schaal 1,0-10,0)

Score 1,0 - 5,5

Score 5,5 – 7,0

Score 7,1 – 10,0

Veiligheid (objectief)

Door de wijze van onderhoud bestaat een gerede kans op ongelukken

Door de wijze van onderhoud bestaat weinig kans op ongelukken

Door de wijze van onderhoud bestaat een zeer geringe kans op ongelukken

Gevoelswaarde inwoners (subjectief)

Inwoners ervaren de openbare ruimte (m.b.t. het betreffende kapitaalgoed) als onveilig en onvoldoende leefbaar

Inwoners ervaren de openbare ruimte (m.b.t. het betreffende kapitaalgoed) als voldoende veilig en leefbaar

Inwoners ervaren de openbare ruimte (m.b.t. het betreffende kapitaalgoed) als zeer veilig en leefbaar

Klachten

De gemeente ontvangt veel klachten over het kapitaalgoed

De gemeente ontvangt weinig klachten over het kapitaalgoed

De gemeente ontvangt geen klachten over het kapitaalgoed

Claims

Grote kans op gegronde schadeclaims

Weinig kans op gegronde schadeclaims

Geen kans op gegronde schadeclaims

[3] In de overzichten is het kwaliteitsniveau “goed” gewijzigd in “hoog”.

In plannen vastgelegde kwaliteitsniveaus van het onderhoud

Terug naar navigatie - In plannen vastgelegde kwaliteitsniveaus van het onderhoud

Naam beleids-/beheersplan

Datum raadsbesluit

Kwaliteitscriteria (laag, basis of hoog)

Beheerplan Openbare Ruimte

 

 

14-12-2010

Wegen:  basisniveau

Groen

Binnen bebouwde kom:  basis/hoog niveau
Buiten bebouwde kom:  basisniveau
Bedrijventerreinen: basisniveau

Straatreiniging

Centra en bebouwde kom:  basisniveau
Buiten bebouwde kom:  basisniveau
Bedrijventerreinen:  basisniveau
Openbare verlichting: basisniveau

Straatmeubilair

Binnen bebouwde kom:  basisniveau
Buiten bebouwde kom:  basisniveau
Bedrijventerreinen:  basisniveau

Beheerplan Wegen 2014 - 2018

 

17-03-2015

Wegen                            basisniveau

Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP)

20-08-2013

De gemeente moet voldoen aan de gemeentelijke watertaken zoals beschreven in de Wet milieubeheer en de Wet op de waterhuishouding. Deze taken vormen de basis van het GRP 2013-2017. Uitgangspunten bij het  opstellen van het GRP waren:

·       In stand houden van de huidige voorzieningen, waarbij wordt voldaan aan de wettelijke voorschriften.

·       Geen tariefsverhoging rioolheffing t/m 2016. O.a. door een herziening van de bekostigingssystematiek kan de rioolheffing voor 2016 worden verlaagd met 14 % en wordt voor 2017 geen tariefswijziging voorzien. In het eind 2017 vast te stellen GRP 2018-2022 zullen de tarieven opnieuw worden berekend en vastgesteld. Het na te streven kwaliteitsniveau kan worden bepaald op “basis”. In het najaar van 2016 wordt gestart met de voorbereidingen voor de evaluatie van het GRP.

Beleidsplan Openbare verlichting

30-5-2006

Zowel voor de beheerskaders (masten, armaturen, etc.) als voor de beleidskaders (sociale veiligheid, verkeersveiligheid, etc.) is in het plan vastgelegd dat het na te streven kwaliteitsniveau “basis” is. Er is gezamenlijk met Lingewaard een onderhoudsbestek opgesteld en aanbesteed. De planning voor een nieuw beleidsplan is najaar 2016.

Beleidsplan Speelvoorzieningen

23-05-2012

Onderhoud en beheer van speelvoorzieningen gaat uit van wettelijke (veiligheids)voorschriften. Met behulp van inspecties wordt dit geborgd. Er is een grens aan de financiële ruimte voor het onderhoud en beheer. Met behulp van een meerjaren renovatieplan wordt wijk- en kerngericht gewerkt aan renovaties van speelruimte.

Nota voorziening groot onderhoud gemeentelijke accommodaties

26-2-2008

Het gaat hier om de gemeentelijke gebouwen voor welzijn en sport, de schoolgebouwen en de overige gebouwen (huisvesting bestuur en ambtenaren, brandweer, enz.). De basis onder de onderhoudsbegrotingen is gelegen in door derden opgestelde meerjarenonderhouds-planningen. In 2013 zijn er nieuwe meerjarige onderhoudsplannen gemaakt. Deze onderhoudsplannen worden in 2017 weer geactualiseerd. We gaan kritisch om met het onderhoud. Indien op basis van de meerjarenonderhoudsplannen vervanging noodzakelijk is, bekijken we eerst kritisch of vervanging daadwerkelijk nodig is. Incidenteel komt achterstallig onderhoud voor. Wij gaan op een afgewogen manier met de financiële middelen om. Op basis hiervan kan het na te streven onderhoudsniveau worden aangemerkt als “basis”.

Gemeentelijke accommodaties niet zijnde gebouwen (voetbalvelden, veldmeubilair en sportinventaris)

28-10-2008

Bij de voetbalvelden bekijken we jaarlijks kritisch welk onderhoud daadwerkelijk nodig is. We hebben hiervoor geen meerjarenonderhouds-plannen gemaakt omdat in de uitvoeringsagenda als voornemen staat dat de onderhoudsbijdrage aan de voetbalverenigingen wordt geprivatiseerd. Dit zou betekenen dat alle voetbalverenigingen zelf verantwoordelijk worden voor het onderhoud en dat hiervoor geen bijdrage van de gemeente meer tegenover staat. De sportinventaris wordt jaarlijks gekeurd. Aan de hand van deze keuring bekijken we of vervanging nodig is of dat onderhoud voldoende is. Ook controleren we middels jaarlijkse inspecties het veldmeubilair. Aan de hand hiervan bekijken we welk veldmeubilair aan vervanging toe is. Op basis hiervan kan het na te streven onderhoudsniveau worden aangemerkt als “basis”.

Financiële consequenties

Terug naar navigatie - Financiële consequenties

Voor klein onderhoud, investeringen en stortingen in voorzieningen voor groot onderhoud van al onze kapitaalgoederen is € 7,7 miljoen in de begroting 2018 opgenomen. Dat is ongeveer 8% van de totale begroting. In de volgende tabel staan de budgetten vermeld die voor het onderhoud beschikbaar zijn om het door de raad opgedragen kwaliteitsniveau waar te maken. Tevens wordt aangegeven of er naast deze budgetten onderhoudsvoorzieningen of bestemmingsreserve (BR) zijn gevormd, waaruit het groot onderhoud op de langere termijn kan worden bekostigd. In het geval dat “nvt” wordt vermeld, wordt daarmee bedoeld dat er geen onderhoudsvoorziening of bestemmingsreserve beschikbaar is. In dat geval zijn de onderhoudskosten geheel opgenomen in de exploitatiebegroting.

Omschrijving

 

Plan

 

Jaar vast-stelling

Begroot 2018

Voorz. /BR beschikbaar

Voldoende
omvang?

Wegbeheer

Beheerplan Wegen

2015

€      3.072.634  

 neen

 nvt

Straatverlichting

Beleidsplan Openbare Verlichting

2006

€           329.654  

 neen

 nvt

Straatreiniging

Beheerplan Openbare Ruimte

2010

€              28.143  

 neen

 nvt

Water

Waterplan gemeente Overbetuwe

nvt

€             139.430 

 Maakt deel uit van GRP

 Zie GRP

Schoolgebouwen

Nota voorziening groot onderhoud gemeentelijke accommodaties.

Basis is het M.O.P. 2013

2008

€               66.479 

ja

 ja

Openbaar groen

Beleidsplan Openbare Ruimte

2010

€        1.424.757  

 neen

 nvt

Speelvoorzieningen

Speelruimteplan

2012

€            137.865  

 neen

 

 nvt

Riolering

GRP 2013-2017

2013

€  2.321.491 -[1]

 ja

 ja

Gebouwen voor welzijn en sport

Nota voorziening groot onderhoud gemeentelijke accommodaties

Basis is het M.O.P. 2013

2008

€             123.839 

 ja

 ja

Gebouwen voor huisvesting bestuur en ambtelijk apparaat

Nota voorziening groot onderhoud gemeentelijke accommodaties

Basis is het M.O.P. 2013

2008

 €               44.633  

 ja

 ja

Totaal

 

 

€            688.926  

 

 

[1] Excl. de onttrekking uit de voorziening.

In bovenstaande financiële gegevens zijn de bedragen uit de betreffende taakvelden verwerkt.

Voor de gemeentelijke gebouwen zijn de ramingen voor onderhoudslasten uit het meerjarenonderhoudsplan op het overzicht vermeld. Op de taakvelden van de gemeentelijke gebouwen zijn namelijk ook overige niet onderhoudsgerelateerde exploitatielasten verwerkt.

IV. Financiering

Algemene ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Algemene ontwikkelingen

Beleidskader
Het financieringsbeleid is vastgelegd in het Treasurystatuut gemeente Overbetuwe 2016.

De financieringsparagraaf is samen met het treasurystatuut voorgeschreven in de wet Financiering Decentrale Overheden (Wet Fido).

1.1 Interne ontwikkelingen
De uitvoering van de treasuryfunctie vindt plaats op grond van de regelgeving zoals vastgelegd in het treasurystatuut. Door middel van het aantrekken van kasgeldleningen wordt optimaal gebruik gemaakt van de lage rente en door spreiding in de looptijden van langlopende geldleningen wordt het renterisico optimaal gespreid. De geldstromen die voortkomen uit de grote projecten en de grondcomplexen bepalen in grote mate de omvang van de financieringsbehoefte.

1.2 Externe ontwikkelingen
De economische vooruitzichten voor de eurozone zijn gunstig. Voor 2018 gaan wordt uitgegaan van een economische groei van 2,4%. De inflatie loopt in de eurozone op naar 1,5% in 2018. De toename van de geldontwaarding wordt voornamelijk veroorzaakt door oplopende energieprijzen.  

 De economische expansie in het eurogebied wordt gedragen door zowel de binnenlandse vraag als de uitvoer. De lange rentetarieven zullen mede onder invloed van een hogere inflatie naar verwachting licht gaan oplopen tot circa 1,26%. De Europese Centrale Bank (ECB heeft echter nog geen signalen over rentestijgingen gegeven, waardoor de korte rente (3-maands Euribor) naar verwachting licht zal oplopen tot -0,25%.

 

Leningen

Terug naar navigatie - Leningen

2.1 Langlopende leningen
Op basis van de huidige beschikbare schattingen zal voor het begrotingsjaar 2018 de vaste geldleningenportefeuille groeien met circa € 5 miljoen tot afgerond € 75 miljoen. Als de opbrengsten, voornamelijk uit grondverkopen, achterblijven bij de prognose zal er een groter beroep op de kapitaalmarkt gedaan moeten worden.

2.2 Rentekosten
Hieronder de tarieven die voor 2018 gelden:
-  Rente aan te trekken kortlopende leningen 0,5%.
-  Rente aan te trekken lang geld  2,5%.
-  De rekenrente over reserves en voorzieningen 2,5%.
-  De rente van investeringen 2,5%.

 In de begroting 2018 wordt rekening gehouden met een totaal bedrag aan rentelasten van afgerond € 3,7 miljoen. De totale boekwaarde van de investeringen bedraagt per 1 januari 2018 € 151 miljoen. 

2.3 Mutaties in portefeuille opgenomen leningen
In onderstaande tabel treft u de verwachte ontwikkeling aan van de financierings- en beleggingspositie in 2018.

Mutaties in de leningenportefeuille (bedragen x € 1.000) Bedrag Gemiddelde rente
Raming stand per 1-1-2018 69.922 2,61%
Nieuwe langlopende leningen 20.000 2,50%
Reguliere aflossingen - 14.882 1,04%
Vervroegde aflossingen  n.v.t.  
Renteaanpassingen (oud percentage)  n.v.t.  
Renteaanpassingen (nieuw percentage)   n.v.t.  
Raming stand per 31-12-2018 75.122 2,64%

 

 

Risicobeheer

Terug naar navigatie - Risicobeheer

De belangrijkste algemene financiële risico’s bij de uitvoering van het treasurybeleid zijn koersrisico’s, renterisico's en kredietrisico's. Hieronder wordt weergegeven in hoeverre deze risico’s zich bij onze gemeente voordoen en hoe de gemeente deze risico's beheerst.

3.1 Koersrisico
De koersrisico's van de gemeente zijn beperkt omdat uitsluitend middelen kunnen worden uitgezet in vastrentende waarden, zoals deposito's en obligaties bij gerenommeerde banken en instellingen (conform treasurystatuut). Door afstemming van de looptijden op de liquiditeitenplanning kunnen deze in principe tot het einde van de looptijd worden aangehouden. Omdat onze gemeente geen overtollige liquiditeiten heeft, zullen uitzettingen niet tot nauwelijks voorkomen in 2018.

3.2 Renterisico
Voor korte en lange financiering gelden de Fido-normen kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Beide worden hierna toegelicht:

Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet geeft de hoogte van het bedrag aan waarover renterisico mag worden gelopen. Hieronder vallen alle financieringen met een looptijd korter dan 1 jaar. De kasgeldlimiet voor het jaar 2018 bedraagt 8,5% van de exploitatiebegroting van de gemeente, is afgerond € 7,9 miljoen.

 

Kasgeldlimiet 2018 (bedragen x € 1.000)

 

(1): Gemiddelde vlottende schuld

7.000
(2): Gemiddelde vlottende middelen   0
(3): Netto vlottende schuld (+) / Overschot vlottende middelen (-) (1-2) 7.000
(4): Kasgeldlimiet (8) 7.900
(5): Ruimte/Overschrijding t.o.v. kasgeldlimiet (4-3) 900

Berekening kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet moet berekend worden bij aanvang van elk kalenderjaar en bij wijziging van elk percentage (post 7)

 
(6): Begrotingstotaal 94.000
 (7): Het bij ministeriële regeling vastgestelde percentage  8,50%
 (8): Kasgeldlimiet (6x7)  7.900

 

De renterisiconorm
De renterisiconorm heeft als doel om het renterisico bij herfinanciering te beheersen. Hoe meer de aflossing van de schuld in de tijd wordt gespreid, hoe minder gevoelig de begroting wordt voor renteschokken bij herfinanciering. De renterisiconorm houdt in, dat de jaarlijks verplichte aflossingen en de renteherzieningen niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal.

 

Renterisiconorm (bedragen x € 1.000)

2018

2019

2020

2021

Renteherzieningen

0

972

0

0

Aflossingen

14.882

15.500

15.500

15.500

Renterisico

14.882

16.472

15.500

15.500

Renterisiconorm

18.220

19.176

19.560

19.951

Ruimte onder renterisiconorm

3.338

2.704

4.060

4.451

 

 

 

 

 

Berekening renterisiconorm

Begrotingstotaal

94.000

95.880

97.798

99.754

Percentage regeling

20%

20%

20%

20%

Renterisiconorm

18.220

19.176

19.560

19.951

Uit de tabel blijkt dat de renterisiconorm in de bovenvermelde periode niet zal worden overschreden.

 

3.3 Kredietrisico's
Onze gemeente zal in het begrotingsjaar 2018 voor een bedrag van afgerond € 8 miljoen te maken krijgen met kredietrisico. Dit kredietrisico heeft betrekking op onderstaande leningen (uitzettingen).
-
De gemeente heeft een lening doorverstrekt aan ondernemingscentrum De Schalm van € 1.520.000. De waarde per 1 januari 2018 bedraagt € 1.028.000.
-
Hypothecaire geldleningen verstrekt aan personeel met een boekwaarde per 1 januari 2018 van € 543.000 (betreffen restanten van de opgeheven regelingen).
-
Achtergestelde geldlening aan Vitens. In 2006 zijn de preferente aandelen Vitens verkocht en omgezet in een lening. De waarde per 1 januari 2018 bedraagt € 621.000.
-
Overige leningen aan verenigingen, scholen en personeelsregelingen voor een bedrag van totaal € 326.000 per 1 januari 2018.
-
Verstrekte geldlening SVn van afgerond € 5,5 miljoen per 1 januari 2018. Rente en aflossing zijn afhankelijk van het aantal Startersleningen. Het betreft revolverende fondsen, rente en aflossing
   wordt aangewend voor nieuwe leningen.

Derivaten
Derivaten worden in de markt onder meer afgesloten ter afdekking van (rente)risico’s. De gemeente Overbetuwe maakt geen gebruik van derivaten.

Algemene eindconclusie
Onze gemeente blijft onder de vastgestelde normering voor de kasgeldlimiet en de het renterisico.

V. Bedrijfsvoering

Bedrijfsvoeringsparagraaf begroting 2017

Terug naar navigatie - Bedrijfsvoeringsparagraaf begroting 2017

1.1 Bedrijfsvoering algemeen
In deze paragraaf komen de verschillende onderwerpen op het terrein van de bedrijfsvoering aan de orde. Eerst schetsen wij aan de hand van de ‘Visie op bedrijfsvoering Overbetuwe, Meer-Waarde Creëren 2017-2020’, wat de ontwikkelingen de komende jaren zijn, vervolgens geven wij aan de hand van de Uitvoeringsagenda 2016-2018 per ‘PIOFACH’ onderwerp de ontwikkelingen voor 2018.

1.2 Visie op bedrijfsvoering Overbetuwe, Meer-Waarde Creëren 2017-2020
In de afgelopen jaren zijn inspanningen verricht op het gebied van bedrijfsvoering waardoor het niveau van voorzieningen en diensten van de gemeente Overbetuwe inmiddels prima voldoet aan de huidige tijd. Hiermee is tevens de basis gelegd voor de verdere ontwikkeling van de bedrijfsvoering naar de verdere toekomst.

Wij hebben dit verwoord in de ‘Visie op bedrijfsvoering Overbetuwe, Meer-Waarde Creëren 2017-2020.’ Centraal in deze visie staan de volgende drie thema’s:

  1. Verbinding/aansluiting met de externe klant en de interne klant: Extern is deze daarbij gericht op meerwaarde creëren voor onze inwoners, bedrijven en instellingen en Intern door verdere verhoging van efficiency en de kwaliteit;
  2. Flexibiliteit en maatwerk versus wet- en regelgeving: De maatschappij vraagt om maatwerk, om aansluiting te (blijven) vinden met onze externe klant moet de bedrijfsvoering ook flexibel meer kunnen bewegen, hiernaast standaardiseren we daar waar mogelijk om efficiënt te kunnen blijven werken;
  3. Medewerkers die het mogelijk maken: Medewerkers zijn de sleutel tot succesvolle bedrijfsvoering. Zij zijn degenen die moeten zorgen voor de verbinding met de klant, maatwerk leveren en flexibele oplossingen aandragen.

1.3 Uitvoeringsagenda 2016-2018
Uitvoeringsagenda 2016 – 2018 is een geactualiseerde versie van de Uitvoeringsagenda 2014-2018, waarin het college zijn speerpunten vanuit het coalitieprogramma 2014-2018 “Durven, Doen en Doorzetten” heeft geactualiseerd en verder heeft uitgewerkt.

Rondom de bedrijfsvoering zijn de volgende zes punten uit deze uitvoeringsagenda 2016-2018 van belang:

  • Strategisch HR beleid
  • Verbeterde P&C cyclus
  • Goed rentmeesterschap
  • Besparen op inkoop
  • Flexibel werken met passende faciliteiten
  • Verbeteren informatievoorziening

 

Organisatie
Om (blijvend) te kunnen anticiperen op ontwikkelingen in de samenleving en de rol die we daarbij als overheid hebben, werken we aan een ‘flexibele’ en ‘schaalbare’ organisatie. Bij schaalbaarheid dient u vooral te denken aan een organisatie waar de burger zich in herkent en erkent voelt (persoonlijk), maar ook groot genoeg (georganiseerd) om alle vraagstukken te kunnen behappen. Hierdoor blijven we van toegevoegde waarde bij de diverse maatschappelijke opgaven die er spelen. We streven daarbij naar een efficiënte en effectieve organisatie.
Om dit te kunnen bereiken zetten we in 2018 de lijn voort die we de afgelopen jaren zijn ingeslagen op het gebied van organisatieontwikkeling:                                

  • De pilot opgavegericht werken wordt in het voorjaar van 2018 geëvalueerd en bij positief besluit, geïmplementeerd.
  • Daarnaast gaan in 2018 ontwikkelingen bij de teams in het sociaal domein en fysiek-ruimtelijk domein plaatsvinden die zich richten op verdere integratie van werkzaamheden ten behoeve van een betere dienstverlening en bedrijfsvoering.
  • De dienstverlenende teams gaan in 2018 vorm en inhoud geven aan de dienstverleningsvisie die in 2017 is vastgesteld.
  • Ook de bedrijfsvoeringsteams ontwikkelen zich aan de hand van de bovengenoemde bedrijfsvoeringsvisie, waarbij bedrijfsvoering optimaal ondersteunend en adviserend is aan de werkwijzen in het primaire proces.

Personeel
In 2018 wordt ook verder ingezet op de effectuering van de HR-visie. Belangrijke P&O thema’s zijn:

  • doorontwikkeling van de 4 speerpunten in de HR-visie:

    • passende formatie / passende bezetting (strategische personeelsplanning);
    • houding en gedrag (kernwaarden en competenties);
    • duurzame inzetbaarheid;
    • diversiteit.
  • doorontwikkeling van het leiderschapsprogramma;
  • het laten plaatsvinden van het 3e medewerkersbelevingsonderzoek;
  • de evaluatie van de systematiek voor het personeelsbudget;
  • de uitwerking van de afspraken die voortvloeien uit het Cao-akkoord 2017;
  • de voorbereidingen voor de Wet Normalisatie Rechtspositie Ambtenaren (WNRA)1 januari 2020;
  • de verdere doorontwikkeling en vooral het borgen van E-HRM.

Personeelsbudget / formatieontwikkeling
Ontwikkeling personeelsbudget (p-budget) / formatieontwikkeling 2018
In de Kadernota 2018 is het bedrag opgenomen dat op basis van de huidige systematiek voor het p-budget maximaal beschikbaar is. Dit is voor 2018 een extra structureel budget van € 183.000 voor formatie-uitbreidingen. Ook dit jaar hebben we gekeken naar welke formatietoename we noodzakelijk vinden. Door het efficiënt en effectief inzetten (waaronder het realiseren van professionaliserings-effecten) van het p-budget kunnen we ook in 2018 voor een aantal voorstellen dekking vinden binnen het huidige p-budget. Voor de resterende voorstellen doen we een beroep op het structurele budget van € 183.000 voor uitbreidingen die wij structureel noodzakelijk achten.

Aanvullend PNL
In bovenstaand verzoek is geen rekening gehouden met de effecten van (nieuwe) majeure ontwikkelingen zoals de Omgevingswet, Presikhaaf, WNRA, organisatieontwikkelingen (zoals Opgave Gericht Werken) enz. Op dit moment hebben wij nog onvoldoende zicht op de incidentele en/of structurele financiële effecten van deze ontwikkelingen. Zodra dit bekend is wordt hiervoor een aanvullend PNL-verzoek ingediend. 

Functiewaardering
Naast bovenstaand bedrag (€ 183.000) willen we vooralsnog een beroep doen op een budget van structureel € 95.000. Dit bedrag wordt ingezet voor de ingediende functiewaarderingsverzoeken.
Gezien de organisatie- en arbeidsmarktontwikkelingen is de verwachting dat wij voor een aantal functies de functionele schaal hoger gaan waarderen / vaststellen. Over de definitieve financiële effecten van deze functiewaarderingstrajecten rapporteren wij in de reguliere bestuur rapportages.

O
ntwikkeling personeelsbudget 2012 - 2018
Onderstaand overzicht geeft inzicht in de financiële ontwikkeling van het p-budget vanaf 2012 t/m 2018. De stijging € 2,5 miljoen (afgerond) van het p-budget 2018 ten opzichte van 2017 is vooral te verklaren door:

  • € 1,8 mlj. voor de loonkosten van de decentralisaties die vanaf 2017 integraal onderdeel uitmaken van het p-budget;
  • € 425.000 voor loonkostenontwikkelingen die voortkomen vanuit het CAO principe akkoord en daarnaast voor sociale premieontwikkelingen;
  • € 183.000 voor formatie-uitbreidingen zoals opgenomen in deze paragraaf;
  • € 110.000 voor structurele formatieontwikkelingen die zijn toegekend in de Kadernota 2017

Jaar

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Totale omvang personeelsbudget obv primaire begroting in miljoen

€ 19,7

€ 20,2

€ 20,0

€ 18,7

€ 19,0

€ 19,6

€ 22,5 *

Totale omvang personeelsbudget obv aangepaste begroting (incl. mutaties)

€ 19,4

€ 19,6

€ 19,9

€ 18,7

€ 20,1

€ 21,6

 

Werkelijke uitgaven personeelsbudget[2]

€ 18,3

€ 18,6

€ 19,2

€ 18,7

€ 19,9

nnb

 

 * dit is inclusief € 0,41 miljoen voor de formatie van de gemeente Lingewaard in het kader van de belastingsamenwerking die door de gemeente Lingewaard één op één wordt terugbetaald.

 

Evaluatie p-budget / uitkomsten benchmark en vervolg
Onze organisatie werkt vanaf 2012 met de systematiek voor het p-budget. Voor de uitgangspunten van deze systematiek wordt verwezen naar de Kadernota 2012.
In 2014 is de systematiek voor het p-budget geëvalueerd. Voor de uitkomst wordt verwezen naar de Kadernota 2015. Toentertijd is de afspraak gemaakt dat in 2018 wederom een evaluatie plaatsvindt. In de Kadernota 2017 is aangegeven dat er aanleiding was om de benchmark die onderdeel uitmaakt van de evaluatie van het p-budget in 2017 te laten plaatsvinden (i.p.v. 2018). Onze organisatie heeft in 2017 een lokale benchmark laten uitvoeren door Berenschot en deelgenomen aan de jaarlijkse landelijke benchmark Vensters voor bedrijfsvoering. Daarnaast maken we jaarlijks gebruik van de inzichten die de VNG personeelsmonitor geeft.

Uitkomsten benchmarks
De uitkomsten van de benchmarks geven een eerste indruk en geven onder andere inzicht in de apparaatskosten voor het primaire proces en de overhead. De definitie voor de apparaatskosten is volgens Berenschot: de loonkosten, inhuurkosten, materiele kosten, kosten van taken belegt bij derden en deze gecorrigeerd met opbrengsten uit diensten voor derden.

Daarnaast wordt inzicht gegeven in de kosten voor de loonsom, omvang van de formatie, indicatoren op het terrein van de medewerker, HRM, huisvesting en ICT. De uitkomsten vragen om een verdere verdieping en bepaalde verstrekte gegevens om een verdere aanscherping. Voor het verklaren van bepaalde uitkomsten en verschillen ten opzichte van de referentiegroepen is een verdere analyse nodig. In hoofdlijn laten de uitkomsten op dit moment het volgende beeld zien ten opzichte van de referentiegroepen.

Samenvattend: Overbetuwe is een gemeente met lagere kosten dan gemiddeld

  • De totale kosten per inwoner zijn lager dan gemiddeld. Dit komt door het primaire proces.
  • De kosten van de overhead zijn gemiddeld. Afgezet tegen de werklast (per fte) zijn de overheadkosten echter lager dan gemiddeld.
  • Onze gemeente heeft minder taken belegd bij derden dan de referentiegroep en zet hierdoor meer formatie in dan gemiddeld.

De aandachtspunten uit de benchmark met hogere kosten zijn:

  • Primair proces:       Wmo
  • Primair proces:       Groen
  • Overhead:              Secretariaat primair proces
  • Overhead:              Communicatie
  • Overhead:              Kwaliteitszorg.

De aandachtspunten uit de benchmark met lagere kosten zijn:

  • Primair proces:       Afval
  • Primair proces:       Sport
  • Primair proces:       Verkeer, vervoer en wegen
  • Primair proces:       Burgerzaken
  • Primair proces:       Jeugd
  • Overhead:              Facilitaire dienst (incl. materiële kosten)
  • Overhead:              Directie en management primair proces.

Formatie / loonkosten / overhead / bezetting
De gemiddelde loonkosten zijn lager en de formatie is hoger ten opzichte van de referentiegroep. De hogere formatie is onder andere te verklaren doordat onze gemeente minder taken heeft uitbesteed ten opzichte van de referentiegroep. De bezetting ten opzichte van de formatie is in onze organisatie lager ten opzichte van de referentiegroep. Dit betekent dat de flexibele schil in onze organisatie hoger is.

De overhead ten opzichte van het primaire proces is iets hoger dan de referentiegroep. Deze uitkomst is te verklaren gezien de ontwikkelingen binnen onze organisatie en de (tijdelijke) effecten die dit heeft op de bedrijfsvoering. Administratieve taken worden zoveel mogelijk uitgevoerd door ondersteuners waardoor medewerkers in het primaire proces hun tijd kunnen besteden aan hun kerntaken.

Span of support / vrouwen in leidinggevende functies / gemiddelde leeftijd
Onze organisatie heeft minder leidinggevenden ten opzichte van de referentiegroep. Het aandeel vrouwen in leidinggevende functies is ruim hoger ten opzichte van de referentiegroep. De gemiddelde leeftijd van onze medewerkers is lager ten opzichte van de referentiegroep.

Vergroening / vergrijzing / in-, door- en uitstroom De vergroening (medewerkers <35 jaar) laat ongeveer dezelfde uitkomst zien ten opzichte van de referentiegroep en de vergrijzing (medewerkers >55 jaar) is minder (lager) aan de orde in onze organisatie. De uitkomst van de in-, door- en uitstroomcijfers laat ongeveer eenzelfde beeld zien als de referentiegroep.

Ziekteverzuim / meldingsfrequentie
De uitkomst van het ziekteverzuim én de meldingsfrequenties van het aantal ziekmeldingen per medewerker zijn hoger ten opzichte van de referentiegroep en vragen om extra aandacht. Zie hiervoor ook onder het kopje Verzuim in deze paragraaf.

Huisvesting / ICT
De kosten voor zowel de huisvesting, energie als ICT liggen (ruim) lager ten opzichte van de referentiegroep. Het aantal applicaties en ICT meldingen zijn eveneens lager ten opzichte van de referentiegroep.

Vervolg proces
- De organisatie gaat verder aan de slag met de uitkomsten van de benchmark. Enkele uitkomsten vragen om een verdere analyse, aanscherping en concreet vervolg.
- Eind 2017 / begin 2018 vindt de evaluatie plaats van de systematiek van het personeelsbudget.
- De evaluatie (systematiek van het personeelsbudget en benchmark) worden gerapporteerd in de Kadernota 2019.

Verzuim 
Ons verzuimpercentage 5,4% in 2016 laat een gelijke trend zien ten opzichte van 2015 (5,4%). Het landelijk verzuim (bron VNG personeelsmonitor 2016) laat in 2016 (5,6%) juist een stijging zien ten opzichte van 2015 (5,3%). Deze stijging (2016: 5,6%) geldt eveneens voor de gemeenteklasse van 20.000 tot 50.000 inwoners (bron VNG personeelsmonitor 2016).

In 2017 (t/m augustus 2017) ontwikkelt het verzuimpercentage zich 1,3% hoger ten opzichte van het percentage in 2016 (5,3% --> 6,6%) in deze periode. Hoewel verzuimontwikkeling en het verzuim een aandachtspunt is, zien wij voor het eerst vanaf 2014 een toename van het verzuim en de meldingsfrequentie in 2017. Het verzuim met een meer werk gerelateerd karakter neemt toe. Daarnaast blijft een groot aandeel verzuim niet beïnvloedbaar te zijn. Het ziekteverzuim vraagt aandacht en gedurende 2017 en 2018 worden verdere acties ingezet om het verzuim te laten dalen.
In onderstaande tabel is de ontwikkeling van het werkelijke ziekteverzuim (excl. zwangerschapsverlof) weergegeven. 

 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Norm Overbetuwe

4%

4%

4%

4%

4%

4%

Werkelijk Overbetuwe

4,5%

5,7%

5,5%

5,4%

5,4%

6,6%*

Landelijk gemeenten

5,3%

5,2%

5,1%

5,3%

5,6%

nnb

Landelijk gemeenten 20.000 – 50.000

4,8%

4,8%

4,8%

4,9%

5,1%

nnb

*Verzuim t/m augustus 2017

 

Financiën
In de Uitvoeringsagenda 2016-2018 treft u onder andere speerpunt 48 ‘Verbeterde P&C cyclus’ en speerpunt 70 ‘Goed rentmeesterschap’ aan. Beide speerpunten lichten wij hierbij beknopt toe.

Speerpunt 48: Verbeterde Planning & Control cyclus
Dit speerpunt is een vertaling van het oorspronkelijke speerpunt 48, te weten ‘Zorgen voor solide en toekomstbestendige financiën’, in samenhang met speerpunt 70. ‘Financiën: goed rentmeesterschap’. We willen bijdragen aan een meer eigentijdse P&C cyclus, passend bij de sturingsbehoeften van raad en college, waarbij duidelijk is voor de organisatie wat ieders rol en verantwoordelijkheid is. De boodschap luidt: terug naar de kern: meer grip, meer sturing, minder papier!

Doel van dit speerpunt is om meer in control te komen als bestuur en organisatie. De afgelopen jaren hebben we al flinke stappen hiertoe gezet met onder andere een gemoderniseerde Programmabegroting (aangepast aan de gewijzigde administratieve voorschriften) en een vernieuwde rapportagecyclus. Met ingang van 2017 rapporteren we 4 keer per jaar over de voortgang van de gemeentebegroting inclusief de speerpunten van de Uitvoeringsagenda. Deze nieuwe P&C cyclus gaan we begin 2018 in de auditcommissie evalueren. Het komende jaar (2018) gebruiken we om de ervaringen van het eerste jaar om te zetten in verdere aanscherping en verbeteringen. Hiermee kunnen we het budgethouderschap naar een kwalitatief hoger niveau brengen.

Speerpunt 70:  Financiën: goed rentmeesterschap
Doelstelling van dit speerpunt is het op orde brengen en houden van de gemeentelijke financiële positie waarbij we zorgen voor een goed eenmalig en structureel weerstandsvermogen. In 2016 en 2017 hebben we op dit terrein al belangrijke stappen gezet. Vanuit goed rentmeesterschap blijven we uiteraard zorgdragen voor solide en toekomstbestendige gemeentefinanciën. In het vierde kwartaal 2017 leggen we in dit kader de raad ter vaststelling de ‘Nota risicomanagement’ voor.Voor de periode 2018 tot en met 2021 presenteren we u positieve begrotingssaldi van ca. € 1,4 tot € 1,7 miljoen. Hiermee blijven we dus voldoen aan onze norm – zoals door de raad vastgesteld in de kadernota 2017 – van een gemiddeld structureel overschot van € 1 miljoen per jaar. Ook het verwachte verloop van onze algemene reserve is positief. Het minimale streefbedrag van € 10 miljoen is (na bestemming van het voordelige rekeningresultaat 2016) inmiddels al ruimschoots gerealiseerd. De komende jaren verbetert onze reservepositie verder. Dit is een zeer wenselijke ontwikkeling, want hiermee zijn we in staat om financiële risico’s op te kunnen vangen.

Inkoop
Voor het jaar 2018 concentreren wij ons voor wat betreft de inkoopfunctie op de kerntaken: ‘advisering aan de organisatie’, ‘wettelijke verplichte taken’ en de prioriteiten uit de uitvoeringsagenda.
Concreet worden in 2018 de volgende taken uitgevoerd:

  • Inkoopkalender 2018 opstellen;
  • Stimuleren lokaal ondernemerschap, waaronder het evenement Koopt Overbetuwsche Waar, een marktdag MKB Midden Nederland, regio Arnhem en Betuwe Onderneemt Beter;
  • Verder organisatiebreed implementeren van het in 2017 vastgestelde nieuwe inkoopbeleid en de nieuwe Algemene inkoopvoorwaarden naar aanleiding van de gewijzigde aanbestedingswet

 

Huisvesting
De informatie over dit onderwerp is te vinden in de uiteenzetting van de financiële positie, hoofdstuk 1.

 

Communicatie
Gemeente Overbetuwe wil blijvend werken aan een communicatieve organisatie. In 2018 richten we ons op de volgende speerpunten:

  • (Strategisch) communicatieadvies en –uitvoering bij alle speerpunten uit de uitvoeringsagenda van het college en het focusplan van de directie;
  • We halen ‘buiten’ meer naar binnen, anticiperen en reageren pro-actief op berichtgeving van de buitenwereld o.a. door monitoring (sociale) media;
  • Met hulp van ons nieuwe intranet: Nivo (een sociaal intranet) stimuleren we de organisatie in de interne, maar ook externe samenwerking en kennisuitwisseling;
  • Meer beeld gebruiken (foto’s, infographics, film, vlog) en minder tekst;
  • Het geven van communicatietrainingen aan collega’s zoals social media, Nivo (het sociaal intranet) en het effectief inzetten van werkvormen.
  • Samen met de Han uitvoeren van veldonderzoek naar effectieve communicatie gericht op de diverse burgerschaps- en betrokkenheidsprofielen van Necker van Naem.
  • De toepassing van nieuw communicatiebeleid / communicatief handelen op basis van uitgangspunten van effectieve publiekscommunicatie. Daarbij coachen en ondersteunen wij collega’s.

 

Informatievoorziening
In de informatie- en netwerksamenleving bepalen mensen steeds meer zelf. Met technologie kunnen ze hun zaken en taken organiseren zoals ze willen en met wie ze maar willen. Denk aan ervaringen delen, kennis uitwisselen of 24/7 online zaken doen met de overheid. Dat geldt voor de mens in allerlei verschillende ‘rollen’ zoals: Burger, Ondernemer, Werknemer, Mantelzorger en Cliënt. Hij of zij kan zelf de regie houden en zelf bepalen wie welke gegevens mag inzien en analyseren. In 2017 zijn we, nadat we de afgelopen jaren de technische basis op orde hebben gemaakt, gestart met de doorontwikkeling van informatievoorziening. Daar gaan we in 2018 mee verder.

In 2018 richten wij ons daarbij op de volgende speerpunten:

  • De implementatie van het zaaksysteem en zaakgericht werken;
  • De implementatie van de nieuwe Burgerzaken modulen;
  • Doorontwikkeling van de website www.overbetuwe.nl voor burgers en bedrijven;
  • De invoering van e-facturering;

 

Procesgericht werken & Lean
Procesgericht werken & Lean is in 2018 de leidende aanpak bij het inrichten en beheren van onze processen om goed, snel en efficiënt producten en diensten aan externe én interne klanten te kunnen leveren.

In 2018 richten wij ons daarbij op de volgende speerpunten:

  • Onze werkprocessen verbetert (Lean) in te richten en uit te voeren. (processen en systemen)
  • Onze werkprocessen uniform te beschrijven en centraal beschikbaar te maken volgens ons zaaktypemodel in Engage. (processen en systemen).
  • Het beheer van onze werkprocessen in te richten door het aanstellen (als rol) en opleiden van proceseigenaren, procesverantwoordelijken en procesbeschrijvers (management & organisatie).
  • Medewerkers op te leiden in procesgericht werken & Lean door het aanbieden van concernbrede opleidingen, workshops en coaching.(medewerkers & cultuur).

Om bovenstaande doelen te realiseren zijn Lean verbetercoaches in onze organisatie intern opgeleid en beschikbaar.

Juridisch
Juridische kwaliteitszorg wordt meer onderdeel van concerncontrol en interne kwaliteit. Jaarlijks wordt aan de hand van kengetallen zoals aantallen en uitkomsten van bezwaren, rechtszaken en aansprakelijkstellingen onderzocht of de organisatie juridisch in control is en of we de juiste dingen goed en klantvriendelijk doen. Er worden gerichte controles uitgevoerd op de juridische kwaliteit van werkprocessen en waar nodig verbeteracties uitgevoerd.
Daarnaast zijn 2018 zijn de volgende speerpunten van belang

  • Digitalisering: met de invoering van zaaksystemen neemt de digitalisering van interne (juridische) werkprocessen toe. Ook steeds meer categorieën van besluiten moeten digitaal bekend en beschikbaar gemaakt worden. In 2018 gaan we vooruitlopend op deze verplichting alle officiële bekendmakingen elektronisch publiceren. De elektronische bekendmaking wordt geïmplementeerd in de werkprocessen;
  • Juridische kennisontwikkeling nieuwe medewerkers. Bij indiensttreding wordt verwacht dat medewerkers een minimaal juridisch kennisniveau en bewustzijn hebben. In het kader van de indiensttredingsprocedure wordt een standaard trainingspakket samengesteld voor iedere nieuwe medewerker;
  • Aanpassing mandaatbesluit: voor een efficiënte bedrijfsvoering liggen bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie. Nu zijn alle mandaten specifiek per functie benoemd. Om te voorkomen dat we het mandaatbesluit regelmatig moeten actualiseren als gevolg van wijzigingen in wet- en regelgeving gaan we in 2018 verder met het onderzoek naar de juridische mogelijkheden en een opzet voor een ‘omgekeerd’ mandaatbesluit, waarin juist de van mandaat uitgezonderde bevoegdheden worden vastgelegd;
  • Privacy en gegevensbescherming: de (Europese) Algemene verordening gegevens-bescherming is vastgesteld en treedt 25 mei 2018 in werking. Deze verordening is rechtstreeks van toepassing op inwoners en instanties in de lidstaten. Deze verordening stelt vanaf 25 mei 2018 hogere eisen aan gegevensbescherming en privacy dan de huidige Wet bescherming persoonsgegevens. Daarnaast moet je aantoonbaar aan deze eisen voldoen. Uit de dit jaar gehouden privacy-inventarisatie is gebleken dat we werkprocessen en -afspraken moeten aanpassen en op diverse gebieden beleid en protocollen moeten opstellen om aan deze nieuwe verplichtingen te kunnen voldoen. Ook privacy-awareness is zeer belangrijk. Er wordt voor 2018 met de CISO een awarenessplan opgesteld ten aanzien van privacy en informatiebeveiliging. Waarmee wordt voortgeborduurd op de stappen die in 2017 zijn gezet. 

  

VI. Verbonden partijen

Verbonden partijen

Terug naar navigatie - Verbonden partijen

3.6.1    Inleiding
Op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV), titel 2.3., artikel 15, dient de gemeente in de begroting aandacht te besteden aan derde rechtspersonen, waarmee de gemeente een bestuurlijke en financiële band heeft. Er zijn immers bestuurlijke, beleidsmatige en/of financiële belangen en risico's, die uit gemeenschappelijke regelingen, deelnemingen in NV's, stichtingen of verenigingen of andere overeenkomsten kunnen voortvloeien. Om te spreken van een verbonden partij, dient de gemeente zowel een bestuurlijk als een financieel belang in de betreffende partij te hebben.

De paragraaf verbonden partijen dient tenminste te bevatten:

  1. de visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting;
  2. de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen;
  3. de lijst van verbonden partijen.

3.6.2    Bestuurlijk belang
Onder bestuurlijk belang wordt verstaan: een zetel in het bestuur van een bestuurlijke participatie of het hebben van stemrecht. Het uitoefenen van bestuurlijke invloed op het bestuur van een bestuurlijk verbonden organisatie door de gemeente is er op gericht het publieke belang te dienen. In het nastreven van het publieke belang dient de reden gelegen te zijn van het aangaan van een relatie met een derde rechtspersoon.

3.6.3    Financieel belang
Alleen een bestuurlijk belang maakt een partij nog geen zogenaamde verbonden partij, daarvoor is ook een financieel belang vereist. Onder financieel belang worden niet alleen eigendomsrechten, zoals die voortvloeien uit het bezit van aandelen begrepen, maar ook constructies als het verstrekken van leningen, het verlenen van subsidies en het stellen van garanties.

3.6.4    Beleid verbonden partijen
In de “Nota verbonden partijen” is een dwingend kader opgenomen voor de oprichting van en de deelneming in een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organisatie, maar ook voor de gemeentelijke vertegenwoordiging in deze organisaties. Bovendien geeft deze nota aan op welke wijze de interne controle, verantwoording en toezicht met betrekking tot de verbonden partijen is geregeld. Het doel hiervan is de gemeenteraad zicht te geven op de mate waarin de beoogde doelstellingen binnen de verbonden partijen worden gerealiseerd, op goede borging van het publieke geld dat in de verbonden partijen omgaat en op adequate beheersing van de eventuele risico’s.

In de Uitvoeringsagenda 2014-2018 is bij speerpunt 11 ‘Regionale samenwerking’ vermeld dat we interne sturing, beheersing, verantwoording en toezicht m.b.t. verbonden partijen willen verbeteren. En ook de mogelijkheden van de raad vergroten om haar kaderstellende en controlerende rol uit te oefenen. Als uitwerking van genoemd speerpunt werken we aan een (nieuwe) actualisatie van de Nota verbonden partijen. In komende versies van de paragraaf verbonden partijen willen we meer aandacht geven aan het bereiken van doelstellingen van de partijen en het bereiken van de doelstellingen van de gemeente met deelname in de verbonden partij. Waarbij het niet alleen financiële doelen betreft, maar ook inhoudelijke prestatieafspraken.

 

3.6.5 Overzicht verbonden partijen 

Verbonden partij

Bijdrage 2018

Dividend 2018

Gemeenschappelijke regelingen

   

Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM)

2.715.807

-

Omgevingsdienst regio Arnhem (ODRA)

561.600

-

Werkvoorziening Midden-Gelderland (Presikhaaf Bedrijven)

420.000

-

Parkorganisatie (Park Lingezegen)

240.000

-

MGR Sociaal Domein Centraal Gelderland

-

-

Euregio Rijn-Waal

11.750

-

Recreatieschap Over-Betuwe

 - 

 

Vervoersorganisatie regio Arnhem Nijmegen (VAN)

26.874

 

Gemeenschappelijk Orgaan Arnhem Nijmegen City Region

83.564

-

Gemeenschappelijke Orgaan voor Onderwijszaken in de regio Arnhem (GRO)

5.577

-

     

Vennootschappen en coöperaties

   

Westeraam

-

-

Commandiet Westeraam B.V.

   

GEM Westeraam Beheer B.V.

   

GEM Westeraam Elst C.V.

   

Ondernemerscentrum De Schalm B.V.

-

40.000

Bank Nederlandse Gemeenten N.V.

 

35.690

 Vitens N.V.

 -

 116.649

     

Stichtingen en verenigingen

   

St. Samenwerkingsverband Glasvezelnetwerk Arnhem (SSGA)

4.500

-

 

 

 

Overige verbonden partijen

   

-

   

Totaal

 4.100.110  192.339

 

3.6.6    Toelichting verbonden partijen

Gemeenschappelijke regelingen

Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM)

Regionale brandweer:

Geen relevante ontwikkelingen (going concern)

Volksgezondheid:

Voor 2018 brengt de VGGM als reactie op externe ontwikkelingen een aantal beleidsintensiveringen in beeld. De dekking voor deze voorstellen kan voor een groot deel na herschikking binnen bestaande budgettaire kaders plaatsvinden.

De JGZ  heeft raakvlakken met de Jeugdwet: veel preventieve activiteiten vallen onder de JGZ terwijl (curatieve) zorg vanuit de Jeugdwet geregeld is. De JGZ kan voor preventieve interventies ingezet worden, in aansluiting op de inrichting van het sociaal domein. Omdat dat in iedere gemeente anders is vormgegeven, is er sprake van maatwerk. Voor het regionale deel, het uniformele deel, worden regionale afspraken gemaakt. Na de overdracht van de JGZ voor 0-4 jarigen van de thuiszorgorganisaties STMG en Icare naar VGGM is het gewenst een financieringssysteem voor de JGZ voor 0-18 jarigen te ontwerpen. Een nieuwe bekostigingssystematiek voor de JGZ voor 0-18 jarigen gaat per 1 januari 2018 in.

De subsidieregeling Aanvullende Seksuele Gezondheidszorg (ASG) wordt in 2018 geëvalueerd. Het aanvullende aanbod van de GGD’en dat op grond van de ASG-regeling wordt geboden, is gericht op doelgroepen die via de reguliere zorg (vooralsnog) moeilijk bereikt worden en die een verhoogd risico op soa of problemen in bredere zin rondom seksualiteit hebben.

Omgevingsdienst regio Arnhem (ODRA)


De wijze waarop en de voorwaarden waaronder de ODRA als opdrachtnemer de aan haar overgedragen taken uitvoert zijn schriftelijk vastgelegd in een dienstverleningsovereenkomst die de gemeente Overbetuwe is aangegaan met de ODRA.

In het Bedrijfsplan ODRA is vastgesteld dat de eerste jaren het principe van inputfinanciering wordt aangehouden. Vanaf 2018 (2017 is een overgangsjaar) zal er op basis van outputfinanciering worden gewerkt. Hiertoe is er een PDC (productencatalogus) opgesteld.

De ODRA voldoet inmiddels, in samenspraak met alle partners, aan de VTH kwaliteitscriteria 2.0 die door de rijksoverheid zijn opgesteld. Dit mede dankzij  veranderingen die een jaar geleden in de organisatie en de werkwijzen doorgevoerd. Inmiddels is gebleken dat de door de ODRA geraamde kosten voor de opgedragen taken, uitgaande van dit vernieuwde kwaliteitsniveau, voldoende gedekt worden door de inkomsten. Wij volgen de stappen die de ODRA daarbij zet, alsmede de keuzes die worden gemaakt, nauwkeurig. Op het moment dat keuzes van de ODRA voor ons (financiële) gevolgen zullen hebben, zal dit aan het gemeentebestuur worden voorgelegd. Ook het werkplan voor 2018 (gereed november 2017) zal, evenals dat van 2017, passend gemaakt worden aan de ruimte die de inputfinanciering biedt.

 

Werkvoorziening Midden-Gelderland (Presikhaaf Bedrijven)

Werkvoorziening Midden-Gelderland (Presikhaaf Bedrijven), de sociale werkvoorziening, wordt met ingang van 2018 ondergebracht bij Scalabor, het door de gemeente Arnhem op te richten werkbedrijf. Scalabor richt zich op re-integratie van mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt en de uitvoering van de sociale werkvoorziening. De 10 bij de Gemeenschappelijke Regeling aangesloten gemeenten hebben inmiddels allen aangegeven de komende 5 jaar de uitvoering van de sociale werkvoorziening bij Scalabor onder te willen brengen. Met de oprichting van Scalabor en de keuze van de deelnemende gemeenten is een einde gekomen aan de vraag op welke wijze de sociale werkvoorziening in de regio wordt ingericht. De werknemers die in het kader van de sociale werkvoorziening bij Presikhaaf Bedrijven werkzaam zijn behouden allen hun huidige werk.

De gemeente zal met Scalabor een dienstverleningsovereenkomst (dvo) aangaan om de dienstverlening die zij van Scalabor verwacht nader te preciseren. In tegenstelling tot Presikhaaf Bedrijven is Scalabor geen verbonden partij. De dienstverlening vindt plaats om niet en de gemeente heeft geen verantwoordelijkheden voor de exploitatie. Evenmin is er sprake van andere financiële banden en heeft de gemeente geen bestuurlijke betrokkenheid bij Scalabor.

Het jaar 2018 zal naar verwachting in het teken staan van de implementatie van de nieuwe werkwijze en verhoudingen en het afwikkelen van de GR Werkvoorziening Midden Gelderland (Presikhaaf Bedrijven). Belangrijk vraagstuk in dit verband is op welke wijze het werkgeverschap van de Sociale Werkvoorziening geregeld gaat worden. Dit zou opgedragen kunnen worden aan een nieuwe of vernieuwde Gemeenschappelijke Regeling, ondergebracht kunnen worden bij de MGR of door de gemeente zelf ter hand kunnen worden genomen. Vooralsnog wordt er van uit gegaan dat dit binnen een GR zal gaan plaatsvinden.

Ten aanzien van de financiën geldt dat de gemeente verantwoordelijk blijft voor de betaling van de loonkosten en een bedrag van € 750,= per werknemer per jaar voor de basis HRM-dienstverlening. Daarnaast wordt in het kader van de transitie rekening gehouden met frictiekosten bij de overdracht van  de onderneming van Presikhaaf Bedrijven aan Scalabor en het stopzetten van de bedrijfsactiviteiten van Presikhaaf Bedrijven.

Met de nieuwe positionering van de uitvoering van de sociale werkvoorziening is bereikt dat een einde is gekomen aan de financiële verbondenheid van de gemeente met die uitvoering. De gemeente Arnhem, samen met eventuele andere aandeelhouders van Scalabor, neemt deze verantwoordelijkheid vanaf 2018 op zich. Naast de eenmalige frictiekosten resteert voor Overbetuwe enkel nog de loonbetaling voor een afnemend aantal werknemers in de sociale werkvoorziening. Instroom in de regeling is immers niet langer mogelijk

Park Lingezegen

Eind 2018 is de basisuitrusting  volledig gerealiseerd. Voor de gebieden die al ingericht wordt  invulling geven aan het beheer conform het beheerplan. Alle deelnemers dragen bij aan het beheer van het park (elk € 240.000 per jaar). Deze bijdragen en middelen zijn voldoende om het park een aantal decennia te kunnen onderhouden.  Uit de prognose van de begroting van het OL blijkt dat er na afronding van de werkzaamheden ten behoeve van het aanleggen van de basisuitrusting een overschot verwacht mag worden van € 4 miljoen. De provincie Gelderland heeft de parkorganisatie gevraagd of zij bereidt is de resterende gronden binnen de basisuitrusting marktconform aan te kopen. De raad van de gemeente Overbetuwe heeft in haar brief van juni 2017 aangegeven dat zij het wenselijk achten dat het eigenaarschap bij één overheidsinstantie komt te liggen, waarbij zij de voorkeur hebben aangegeven dat het eigenaarschap bij de grondgebonden gemeenten komt te liggen om een succesvolle doorontwikkeling te garanderen.  Dit scenario van aankoop gronden door de grondgebiedgemeenten dient volwaardig onderzocht te worden en de consequenties hiervan dienen volledig in beeld te worden gebracht. Op basis van de huidige inzichten van de te verkopen gronden binnen de basisuitrusting worden voor de gemeente Overbetuwe de kosten van grondaankoop ingeschat op € 1.650.000. Daarnaast heeft de raad aangegeven dat zij het belangrijk vinden dat het begrotingsoverschot bestaad gaat worden aan realiseren missing links, verbeteren infra en bevorderen en doorontwikkeling parkdoelen.  De doelstelling van de GR is om eind 2018 besluitvorming te hebben over de doorontwikkeling en die nieuwe (beheer)organisatie.

 

MGR Sociaal Domein regio Centraal Gelderland

Door het Algemeen Bestuur van de MGR SDCG is besloten om de regeling aan te passen op zodanige wijze dat het mogelijk is om  een module Onderwijszaken en het Werkgeversservicepunt bij de MGR SDCG onder te brengen. Teneinde dit mogelijk te maken is voorgesteld om in de regeling een samenwerkingsmodule Onderwijszaken en een samenwerkingsmodule Werkgeversservicepunt op te nemen, waarin een aantal zaken is geregeld:

  • De belangen die met de samenwerkingsmodule worden gediend;
  • De taken die binnen de samenwerkingsmodule worden uitgevoerd;
  • De verdeling van bevoegdheden;
  • De inrichting van de bestuurscommissie;
  • De vaststelling van een samenwerkingsmodule-DVO;
  • De financiële bijdragen van de deelnemers aan de samenwerkingsmodule/submodules
  • Verkoop van eventuele aanvullende diensten.

Op dit moment bestaat de regeling MGR SDCG uit één module (de module Inkoop). Voor de samenwerkingsmodule Onderwijszaken en het Werkgeversservicepunt is ervoor gekozen om de samenwerkingsmodule op te nemen als een bijlage, vanuit de gedachte dat in de toekomst alle samenwerkingsmodules als bijlage bij de regeling worden opgenomen. Besluitvorming over toevoeging van een samenwerkingsmodule kan per bijlage plaatsvinden.

De dienstverlening in de nieuwe modules

De dienstverlening binnen de samenwerkingsmodule Onderwijszaken is opgeknipt in submodules (artikel 7 van de samenwerkingsmodule). Er wordt op het niveau van submodules afgerekend, zodat alleen wordt betaald voor een submodule op het moment dat een gemeente daar ook daadwerkelijk aan deelneemt. Gemeenten zijn ook alleen aansprakelijk voor de modules waaraan zij deelnemen.

Voor de dienstverlening van het Werkgeversservicepunt is als basis de ‘lean and mean’ dienstverlening van het Werkgeversservicepunt genomen. Voor eventuele aanvullende dienstverlening worden bilateraal aanvullende afspraken gemaakt tussen een gemeente en de samenwerkingsmodule Werkgeversservicepunt, waarbij de kosten van de dienstverlening volledig voor rekening van de opdrachtgevende gemeente(n) komen.

Besluitvorming

Om de integratie van de modules Onderwijszaken en Werkgeversservicepunt in de regeling mogelijk te maken is een aanpassing van de regeling nodig. Hierop is artikel 36 van de regeling van toepassing, waarin is geregeld dat:

  1. De regeling kan worden gewijzigd krachtens een daartoe strekkend besluit van tweederde van het aantal deelnemers na verkregen toestemming van de raden van deze deelnemers;
  2. Onder wijziging van de regeling wordt in elk geval verstaan het toevoegen, wijzigen of opheffen van een samenwerkingsmodule aan de regeling;
  3. Elke deelnemende gemeente en het algemeen bestuur is bevoegd een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging te geven via een daartoe strekkend voorstel. Het dagelijks bestuur zendt het voorstel van de deelnemende gemeenten of het algemeen bestuur toe aan de besturen van de deelnemende gemeenten.

 

Samenwerkingsverband Euregio Rijn/Waal

Het project Grenzen Bewegen kent nagenoeg dezelfde inhoud als het project Activ über die Grenze dat in 2013/2014 is uitgevoerd, maar heeft een ruimere doelstelling: het gaat hierbij om 300 werkzoekenden in een periode van 3 jaar. Bovendien is hierbij een brede regio betrokken. In september 2015 werd het project door de Stuurgroep Interreg formeel toegekend. Het project loopt nog tot eind 2018. Dan kan worden beoordeeld of de doelstelling is gehaald. Tussentijds wordt het voorgang van het project bewaakt in de stuurgroep Grenzen Bewegen waarvan Overbetuwe als projectpartner ook onderdeel uit maakt.

Het belang van grensoverschrijdende samenwerking zal ook in 2018 voortdurend in het platform Made in Betuwe (een platform van Lingewaardse en Overbetuwse ondernemers uit de maakindustrie) onder de aandacht worden gebracht.

Half 2016 werd een nieuw pilotproject geïnitieerd door enkele partners onder de naam Fruitlint. Overbetuwe is gevraagd deel te nemen in de kerngroep die hiervoor een projectvoorstel gaat uitwerken. Als leadpartner heeft ECNC (European Centre for Nature Conservation Representation Office Germany uit Kleef) zich opgeworpen. Naast Overbetuwe zijn ook de gemeenten Arnhem en Rheinberg betrokken. Dit project heeft tot doel een “fruitboomlint” in de Euregio Rhein-Waal te ontwikkelen. Een dergelijke ruimtelijk samenhangende structuur heeft positieve gevolgen voor de beleving van het landschap, voor promotie van lokale producten, gebiedsgerichte branding, versterking van toeristische kwaliteit en van een streekeigen karakter, stimulering van bijenvolken en andere bestuivers, versterking van de groene infrastructuur en regionale biodiversiteit. Het project richt zich op gemeenten uit de Euregio, provincies, bedrijven, landschapsbeheerders, wegbeheerders, burgers en andere betrokkenen. Nadruk ligt op doelgroepen in het ruimtelijke fruitboomlintnetwerk en de netwerken waarin zij samenwerken, zoals (biologische) landbouworganisaties, ondernemersverenigingen, volkstuinverenigingen, stadslandbouwverenigingen, natuur(educatie)verenigingen, of erfgoedorganisaties. Voor dit project is een projectaanvraag Interreg VA, al geruime tijd in voorbereiding. Het is nu nog onduidelijk of het projectvoorstel voldoende inhoud heeft om het daadwerkelijk in te dienen.

Recreatieschap Over-Betuwe

Er zijn geen ontwikkelingen te verwachten met betrekking tot het Recreatieschap.

Vervoersorganisatie regio Arnhem Nijmegen (VAN) 

De BVO-DRAN is opgericht op 14 april 2016 door 19 gemeenten.

De deelnemers hebben besloten om samen te gaan werken op het gebied van het regionale doelgroepenvervoer. Dit betreft het vervoer voor inwoners die wegens een beperking geen gebruik kunnen maken van regulier openbaar vervoer (zoals vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015, de Jeugdwet, het leerlingenvervoer, kleinschalig openbaar vervoer (OV), maatwerkvervoer in het kader van de Participatiewet en het dorpsvervoer).
De deelnemers willen tevens samenwerken ter behartiging van de sturing en beheersing van hun ondersteunende processen en van uitvoeringstaken en hebben besloten om deze samenwerking vorm te geven middels een bedrijfsvoeringsorganisatie.
De structurele kosten voor de regio worden geraamd op € 697.302,- op jaarbasis. De provincie Gelderland draagt financieel bij aan de BVO. Voor de regio is dat een bedrag van € 240.000, -. Hierdoor resteert een bedrag van  € 457.302,- dat verdeeld moet worden over de gemeenten. Voor Overbetuwe komt dit neer op een bedrag van €26.974,- per jaar.

 

Gemeenschappelijk Orgaan Arnhem Nijmegen City Region

Het Gemeenschappelijk Orgaan  (GO) Arnhem Nijmegen City Region is in december 2016 gestart als nieuw samenwerkingsverband. Onze gemeente heeft bij het instemmen met de gemeenschappelijke regeling hiervoor ook onze eigen toetsingscriteria bepaald. Wij evalueren eind 2017 dan ook aan de hand van deze toetsingscriteria hoe de eerste fase is verlopen en welke wensen wij hebben.

Ook voor 2018 is er een inwonerbijdrage vastgesteld van € 1,50 per inwoner. Hiervan is € 1,00 voor de Stichting Economic Board.

 

Stichting Economic Board regio Arnhem Nijmegen

De stichting Economic Board zet zich in voor de bevordering van de sectoren Health, Energy en Food en de crossovers daartussen. Voor wat betreft de verbindingen naar de Foodsector is ook de voorzitter van de Triple Helix Foodvalley (dhr. C. van der Knaap) als agendalid in de Board vertegenwoordigd. In de Economic Board heeft  burgemeester Van Asseldonk namens de regiogemeenten zitting. Alle gemeenten dragen vanuit het GO € 1,00 per inwoner af aan de Board (u besloot daartoe op 22 september 2015). De Board beschikt daarmee over een werkbudget vanuit de overheden van € 750.000 per jaar. Onlangs is dhr. Van Asseldonk benoemd als voorzitter van de auditcommissie: een commissie samengesteld uit enkele leden van de board die toezicht houdt op de financiële bestedingen en verantwoording daarvan door de Board.

 

Voor de Economic Board is inmiddels (per 1 maart 2016) een directeur aangesteld en zijn zeven mensen in het projectbureau actief. De Radboud Universiteit faciliteert de Board met huisvesting; de Board houdt kantoor naast het Radboud Innovation Center. In 2017 is het team onder leiding van de directeur gecompleteerd waarmee de slagkracht van de organsiatie toeneemt en er meer activiteiten voor 2018 tot uitvoering kunnen worden gebracht.

 

Gemeenschappelijk Orgaan voor Onderwijszaken in de regio Arnhem (GRO)

Met de invoering van de Participatiewet, is Arnhem per 1-1-2015 centrumgemeente in onze regio voor de uitvoering van de volwasseneneducatie. De GRO wordt, vooruitlopend op besluitvorming daarover, met ingang van 2018 opgeheven. De taken van volwasseneducatie worden (in tegenstelling tot de RBL-modules die hieronder benoemd worden) niet in een andere gemeenschappelijke regeling ondergebracht. Vanwege de centrumgemeente-constructie is dat nl. niet nodig.

De andere tak van de GRO richt zich op de regionale aanpak van de gemeentelijke taken uit de Leerplichtwet, wettelijke taken op grond van de RMC-functie en het vroegtijdig schoolverlaten (vsv). Ten behoeve hiervan is een Regionaal Bureau Leerplicht ingericht bij de gemeente Arnhem als centrumgemeente. Vanaf 2018 worden de submodules Leerplicht, RMC en vroegtijdig schoolverlaten (en daarmee het RBL) ondergebracht in de MGR. De besluitvormingsprocedure daarvoor loopt nu. De GRO komt daarmee te vervallen (wordt opgeheven). De bijdrage van gemeente Overbetuwe aan de 3 RBL-modules wordt in 2018 lager dan voorheen, vanwege nieuwe afspraken over de verdeelsleutel voor bijdragen van gemeenten.


Vennootschappen en coöperaties

Westeraam

In 2018 is de verdere ontwikkeling / verkoop van Vierslag voorzien, het meest recent in ontwikkeling gebrachte deelgebied binnen Westeraam. In andere deelgebieden zullen zo veel mogelijk van de resterende locaties worden ingevuld, zoals bijv. Groenoordstrip, ca. 16 woningen Regenboog ter hoogte van Scholenzone, laatste kavels Linge- en Lanenbuurt en laatste (bedrijfs)kavels aan de Nieuwe Aamsestraat.

Ondernemerscentrum De Schalm B.V. 

De concrete doelstelling van de gemeente is dat er minimale leegstand is op het bedrijventerrein. Daarnaast is er aandacht voor de veiligheid. Bij het Ondernemerscentrum zijn er 4 a 5 medewerkers werkzaam om dit te realiseren. Er zijn verder geen relevante ontwikkelingen te verwachten voor 2018.

Bank Nederlandse Gemeenten

Het eigenaarschap van gemeenten, provincies en de Staat, alsmede het door de statuten beperkte werkterrein van de bank, bieden financiers het vertrouwen dat het risico van kredietverlening aan dit instituut zeer beperkt is. BNG bundelt de uiteenlopende vraag van klanten tot een beroep op de financiële markten dat aansluit op de behoefte van beleggers wat betreft volume, liquiditeit en looptijd. Door de combinatie van beide elementen heeft de bank een uitstekende toegang tot financieringsmiddelen tegen zeer scherpe prijzen, die weer worden doorgegeven aan decentrale overheden en aan instellingen voor het maatschappelijk belang. Dat leidt voor de burger uiteindelijk tot lagere kosten voor tal van voorzieningen.

Het is BNG Bank bekend dat gemeenten op basis van het BBV ver(der) vooruit moeten kijken wat betreft hun verbonden partijen. BNG Bank emitteert echter leningen, die beursgenoteerd zijn. Om die reden is BNG Bank gehouden aan de regels die de Autoriteit Financiële Markten stelt aan het verstrekken van mogelijk koersgevoelige informatie. Het verstrekken van cijfers en verwachtingen over eigen vermogen en netto resultaat valt daar uitdrukkelijk onder.

Verwachtingen voor het komende jaar (2018)  zijn met nog veel meer onzekerheden omgeven. Wanneer BNG Bank deze verwachtingen ter beschikking zou willen stellen, zou zij deze openbaar moeten maken. Gegeven de mogelijke gevolgen daarvan voor het bedrijf van de bank en in aanmerking genomen de hierboven aangegeven mogelijke grote fluctuaties die zich in de resultaten kunnen voordoen, kan de bank het zich eenvoudigweg niet permitteren hiertoe over te gaan.

Wat betreft het beschikbaar stellen van gegevens over de verwachte omvang van vermogen ; de omvang van de balans, het eigen en vreemd vermogen en het resultaat is niet alleen afhankelijk van de economische prestaties die BNG Bank levert. Door de voorgeschreven wijze van verantwoording werken externe factoren, bijvoorbeeld economische ontwikkelingen en renteontwikkelingen, sterk in deze cijfers door. BNG Bank kan op deze ontwikkelingen geen invloed uitoefenen. Dit vormt een van de redenen waarom BNG Bank geen concrete uitspraken doet over de verwachte resultaten over het lopende en volgend boekjaar (2018).

Mede onder invloed van aanhoudende lage lange rentetarieven en de terughoudende rentepositie van de bank zal het renteresultaat naar verwachting lager uitkomen. Het resultaat financiële transacties zal ook in de nabije toekomst gevoelig blijven voor politieke, economische en monetaire ontwikkelingen.
Gezien de aanhoudende onzekerheden acht de bank het niet verantwoord een uitspraak te doen over de verwachte nettowinst 2017.

Onderstaande gegevens komen uit het laatste persbericht van BNG Bank, 28 augustus 2018:

Het renteresultaat over 2017 zal naar verwachting uitkomen binnen een bandbreedte van EUR 420 tot EUR 450 miljoen. Door de volatiliteit op de financiële markten is het niet mogelijk een gefundeerde uitspraak te doen over de ongerealiseerde resultaten binnen het resultaat financiële transacties. Vooral daarom acht de bank het niet verantwoord een uitspraak te doen over de verwachte nettowinst over 2018.

Vitens N.V.

Voor Vitens zijn voor 2018 geen relevante bestuurlijke of financiële ontwikkelingen te verwachten. De verwachte winst en de daarmee verband houdende dividenduitkeringen aan de aandeelhouders zal in lijn liggen met die in voorgaande jaren. Ook de aflossing van de achtergestelde lening zal conform planning zijn.


Stichtingen en verenigingen

Stichting Samenwerkingsverband Glasvezelnetwerk Arnhem (SSGA)

Voor SSGA zijn voor 2018 geen relevante bestuurlijke of financiële ontwikkelingen te verwachten. De SSGA is een stichting die een glasvezelring aanlegt, uitbreidt en exploiteert voor non-profit organisaties. Deelnemers in de stichting SSGA worden mede-eigenaar van het glasvezel netwerk.

 

Overige verbonden partijen

Geen

 

 

 

 

VII. Grondbeleid

Grondbeleid

Terug naar navigatie - Grondbeleid

3.7.1    Inleiding

In deze Paragraaf Grondbeleid wordt een beknopte toelichting gegeven op het te voeren grondbeleid in 2018 en de jaren 2019 t/m 2021.

 

3.7.2   Het gemeentelijk grondbeleid

In september 2009 is door de raad de Nota Grondbeleid 2009 vastgesteld. In deze nota zijn de(on-)mogelijkheden, risico’s en keuzen inzake het gemeentelijk grondbeleid beschreven en is aangegeven hoe dit beleid als sturingsmiddel en instrument bruikbaar is. Naar verwachting wordt deze nota nog voor 1-1-2018 geactualiseerd en begin 2018 ter besluitvorming voorgelegd, gelijktijdig met de nota bovenwijkse voorzieningen.

Bij de besluitvorming over de nota grondbeleid en de nota bovenwijkse voorziening zullen voorstellen worden gedaan aan de gemeenteraad over de beleidsregels een aanzien van de bestemmingsreserves:

  • Bestemmingsreserve Bovenwijkse voorzieningen
  • (nog te vormen) Bestemmingsreserve Grondexploitatie

 

3.7.3    Verlies- en winstneming

Als uit de exploitatieopzet blijkt dat er een verlies op een complex ontstaat, wordt hiervoor een voorziening getroffen. Deze wordt ten laste van de algemene reserve gebracht.

Bij winstgevende complexen dient, voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd, tussentijds naar rato van de voortgang van de grondexploitatie winst genomen te worden [1]. Dit zal jaarlijks worden beoordeeld bij de actualisatie van de grondexploitaties.

Voor complexen waarvan onzeker is of de gemaakte voorbereidingskosten in de toekomst wel (volledig) kunnen worden gedekt, wordt een voorziening gevormd. Eventueel in een later stadium gerealiseerde opbrengsten worden verrekend met de getroffen voorziening.

[1] Cf. BBV-regelgeving, gewijzigd per 01-01-2016 (zie ook de jaarrekening 2016).

 

3.7.4    De te verwachten resultaten van de lopende actieve complexen

In 2018 zijn de volgende actieve grondcomplexen in exploitatie. Hiervoor zijn de (geactualiseerde) exploitatieopzetten vastgesteld (als verwerkt in het accountantsverslag 2016).

De ondergenoemde resultaten wijken van de GREXEN per 1-1-2017, die door de gemeenteraad zijn vastgesteld op 16 mei zijn vastgesteld.

 

 

Conform gewijzigde BBV-regelgeving wordt (ten opzichte van 2016) in de GREXEN geen meer rekening gehouden met de afdracht aan de bestemmingsreserve “bovenwijkse voorzieningen”. Bij de afwikkeling van het complex zal worden voorgesteld om deze afdracht als nog te laten plaats vinden. Dit heeft een nadelig effect van ca. € 663.000 op het resultaat grondexploitaties, echter een positief effect op de hoogte van de beschikbare middelen binnen de bestemmingsreserve.

Ook heeft er een tussentijdse winstneming plaats gevonden van ca. €  5,4 mln. voor het complex de Poort van Midden Gelderland Zuid.

Voor de complexen met een nadelig saldo is een voorziening gevormd van ruim € 10,6 mln.

In de bovengenoemde tabel wordt er vanuit gegaan dat de grondcomplexen de St. Maartenstraat en de Tobbenhof in 2017 zullen worden afgesloten conform de uitgangspunten die zijn gehanteerd in de vastgestelde grondexploitaties.

 
3.7.5    Risico’s grondexploitatie

De risico’s die de gemeente Overbetuwe loopt met de langjarige uitvoering van de grondexploitatie zijn:

  • Organisatorische risico’s
  • Nagekomen kosten bij de in het verleden afgesloten complexen
  • Het niet (volledig) toekennen van subsidies
  • Invoering van de vennootschapsbelasting
  • Projectrisico’s
  • Archeologie
  • Bodemverontreiniging
  • Onvoldoende ruimte voor de dekking van algemene en rentekosten
  • Verhaalrisico’s
  • Het niet volledig kunnen verhalen van kosten bij ontwikkelaars
  • Economische risico’s
  • Nadelige economische conjunctuur. Dit heeft vooral consequenties voor het tempo van gronduitgifte (bij zowel woningbouwgronden als bedrijventerreinen), leidend tot (extra) rentekosten.

De actieve (grond)complexen worden geheel voor rekening en risico van de gemeente uitgevoerd. Om betreffende risico te kunnen dekken is gemeentelijke weerstandscapaciteit noodzakelijk. De weerstandscapaciteit is een financiële buffer om tegenvallers op te vangen op een zodanige wijze, dat het voorzieningenniveau ongewijzigd kan worden gehandhaafd. Door aandacht te besteden aan het weerstandsvermogen voor grondcomplexen en ruimtelijke projecten kan worden voorkomen dat elke financiële tegenvaller aanleiding zal zijn tot bezuinigingen.

De gewogen risicobedragen per 1-1-2017 van de actieve grondcomplexen over de periode 2018 -20221 zijn opgenomen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing in de programmabegroting. Het totale gewogen bedrag van de risico's van de verliesgevende grondcomplexen bedraagt ca. € 1,4 mln. Het is conform BBV-regelgeving niet meer toegestaan om hiervoor een aparte bestemmingsreserve of voorziening te treffen.

Binnen de gemeente Overbetuwe is ervoor gekozen om de risico’s ten aanzien van de grondcomplexen te dekken door het treffen van:

  • specifieke voorzieningen voor verliescomplexen.
  • een voorziening voor de mogelijk niet door te berekenen kosten.
  • een voorziening voor de mogelijke afwaardering van complexen.

 

3.7.6    Vennootschapsbelasting

Per 1 januari 2016 zijn de gemeenten vennootschapsbelastingplichtig over de resultaten die worden behaald met grondexploitatieactiviteiten, indien aan enkele criteria wordt voldaan (de zogenoemde ondernemerscriteria). Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat de grondexploitatieactiviteiten niet aan deze criteria voldoen - en daarmee niet vennootschapsbelastingplichtig zijn. Binnenkort zal dit standpunt besproken worden met de belastingdienst.

 

3.7.7    Grondcomplexen

In de komende jaren wordt gewerkt aan de realisatie van onderstaande grondcomplexen. In het najaar wordt in het kader van de woningbouwprioritering gewerkt aan het definiëren van het afwegingskader. Besluitvorming daarover legt een basis voor de planning van genoemde projecten.