Paragrafen

I. Lokale lasten

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

In deze paragraaf bieden wij inzicht in het beleidskader rond de lokale heffingen, de soorten heffingen, de tariefs- en kostenontwikkeling, de lokale lastendruk en het kwijtscheldingsbeleid.

Het nieuwe Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) bepaalt dat de overheadkosten verantwoord worden op een nieuw taakveld “ondersteuning organisatie”. In het BBV zijn geen voorschriften opgenomen hoe de overhead aan tarieven moet worden toegerekend.
De methodiek voor de (extra comptabele) toerekening van de overhead wordt opgenomen in de nog vast te stellen financiële verordening 2017. Vooruitlopend op de vaststelling hiervan gaan wij nu reeds in op de wijze waarop in deze begroting met de toerekening is omgegaan.

Indeling van deze paragraaf
Het BBV geeft minimum voorschriften voor de inhoud van deze paragraaf. Voor de duidelijkheid volgen wij in deze paragraaf de volgorde van de voorschriften na de toelichting op de uitgangspunten voor de toerekening van de overhead. U vindt daarna de volgende hoofdstukken:

  1. Een overzicht van de geraamde inkomsten per heffing
  2. Het beleidskader van de lokale heffingen
  3. De hoofdlijnen van de beleidsuitgangspunten, de tarieven en de kostendekking van de heffingen die maximaal kostendekkend mogen zijn
  4. Een aanduiding van de lokale belastingdruk
  5. Een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Uitgangspunten voor de toerekening van de overhead 2017.
Gekozen is voor een systematiek die eenvoudig toepasbaar is en leidt tot beperkte herverdelingseffecten. De VNG geeft in de “handreiking kostenonderbouwing lokale heffingen” twee voorbeelden die kunnen dienen als basis voor de toerekening van de overhead. De VNG noemt als eerste is: een verdeelsystematiek op basis van de personeelskosten. Deze systematiek sluit goed aan bij de in deze gemeente tot en met 2016 gehanteerde systematiek.
Het BBV bepaalt dat aan taakvelden alleen nog maar de directe loonkosten mogen worden doorbelast. Alle overheadkosten worden verantwoord op het taakveld “ondersteuning organisatie (0.40)”. Voor de berekening van de kostendekking van producten en diensten die bij een derde in rekening kunnen worden gebracht moet, buiten de begroting om, een berekening worden gemaakt.
De beleidsuitgangspunten voor de wijze van berekening daarvan moet worden opgenomen in de financiële verordening. De concrete uitwerking daarvan in deze paragraaf.
Omdat de financiële verordening 2017 op een later moment wordt vastgesteld stellen wij voor om uitgangspunten voor de berekening van de overhead voor 2017 vast te leggen in deze paragraaf.

Voor de berekening van de kostendekking van producten en diensten die bij een derde in rekening worden gebracht worden alle kosten van het taakveld “ondersteuning organisatie” worden aan de overige taakvelden toegerekend op basis van een opslag op het uurtarief.
Voor de bepaling van de opslag worden de totale overheadkosten gedeeld door het aantal aan alle taakvelden toe te rekenen uren. Dit is het uniforme uurtarief.
In verband met de lagere behoefte aan ondersteuning én lagere kosten voor ICT en facilitaire diensten het uurtarief voor de buitendiensten (dit zijn: de Helster en Openbare werken) bepaald op de helft van het tarief van de overige teams.
Het uurtarief voor de overige teams wordt bepaald door het totaal resterende overheadkosten te delen door het totaal van de uren van die teams. 

De uitwerking van deze uitgangpunten:
Basis: totale overheadkosten 2017:                € 12.637.131
Totaal aantal uren 2017 voor 297,95 fte:                420.760
In de kosten van overhead zijn opgenomen:          152.183 uur
De aan taakvelden toe te rekenen uren zijn dan: 268.577 uur.
Het uniforme tarief bedraagt dan: € 46,06 per uur. Rekening houdende met de verhouding tussen de uurtarieven van de Helster/team openbare werken en de overige teams worden de tarieven:voor de Helster en team openbare werken: € 26,75.  Voor de overige teams: € 53,49.

 De inkomsten per heffing en de kostendekking
Vanaf 2017 moet de gemeente in deze paragraaf een overzicht opnemen van de baten en lasten voor de heffingen waarbij sprake is van het verhalen van kosten.
In het volgende overzicht zijn de geraamde opbrengsten van alle gemeentelijke heffingen opgenomen voor 2016 en 2017. Daarbij is tevens aangegeven of er sprake van een dienstverlening waarvoor de maximale kostendekking geldt.

 

Heffing

begroot 2016 Incl. Begr wijze

begroot 2017 incl. Tariefmutatie

tariefsmutatie 2017

Geldt er een maximale kostendekking?

OZB woningen + niet-woningen

€ 6.782.900

€ 6.826.542

1,50%

neen

Hondenbelasting

€ 278.027

€ 278.080

geen

neen

Rioolheffing

€ 3.202.288

€ 2.414.595

-25,3%/€ 40,-

ja

Reinigingsheffingen

€ 3.723.264

€ 3.767.760

1,20%

ja

Marktgelden/standplaatsen

€ 36.001

€ 36.001

1,50%

ja

Lijkbezorgingsrecht

€ 71.379

€ 71.379

1,50%

ja

Reclamebelasting

€ 75.000

€ 75.000

geen

neen

Precariobelasting

€ 1.091.250

€ 1.091.250

geen

neen

Leges omgevingsvergunningen

€ 768.000

€ 768.000

geen

ja

Overige leges

€ 988.959

€ 945.297

1,50%

ja

sub-totaal bruto inkomsten

€ 17.017.068

€ 16.273.904

 

 

Kwijtschelding

€ 231.000-

€ 179.000-

geen

neen

Totaal netto opbrengst effingen

€ 16.786.068

€ 16.094.904

 

 

 

Het beleidskader van de lokale heffingen

Terug naar navigatie - Het beleidskader van de lokale heffingen

Onroerende-zaakbelastingen (OZB)
Beleidskader
Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), Verordening onroerende-zaakbelastingen gemeente Overbetuwe 2016.

Algemeen
Jaarlijks worden de WOZ-waarden voor woningen en niet-woningen vastgesteld. Deze WOZ-waarde is de grondslag voor de aanslag OZB. Wij zorgen voor een tijdige en correcte verzending van de waardebeschikingen (WOZ-waarde) en belastingaanslagen. Beschikkingen worden zoveel mogelijk met dagtekening 28 februari 2017 (wettelijke termijn) verzonden. Ook de afhandeling van bezwaarschriften vindt tijdig plaats. De termijn voor het doen van een uitspraak is het einde van het kalenderjaar, maar wij streven ernaar de bezwaren tegen de WOZ-waarde binnen 5 maanden en de bezwaren tegen de overige belastingen binnen 3 maanden af te handelen.

Tariefsontwikkeling
In de kadernota 2017 staat vermeld dat voor de begroting wordt uitgegaan van een beperkte verhoging van 1,5%. Ook voor de meerjarenbegroting gaan we voor een verhoging van 1,5% per jaar.

Herwaardering
Voor het belastingjaar 2017 zal de OZB worden gebaseerd op de nieuwe WOZ-waarden per de waardepeildatum 1 januari 2016. Uitgangspunt is dat schommelingen van WOZ-waardes geen invloed hebben op de hoogte van de gemiddelde aanslag OZB. Niet wanneer waardes dalen, maar ook niet als waardes stijgen. Wel kan het natuurlijk zo zijn dat bepaalde typen onroerende zaken een waarde-ontwikkeling laten zien die van het gemiddelde afwijkt, hetgeen dan ook tot een hogere of lagere belastingaanslag zal leiden. De definitieve OZB-tarieven kunnen pas worden vastgesteld nadat de gegevens over de waardeontwikkeling bekend zijn.

Vrijstellingen
Naast de verplichte vrijstelling op grond van artikel 220d van de Gemeentewet zijn in de verordening o.a. vrijstellingen opgenomen voor: onroerende zaken die dienen voor de publieke dienstverlening, straatmeubilair, plantsoenen, begraafplaatsen.

Hondenbelasting
Beleidskader
Verordening hondenbelasting gemeente Overbetuwe 2016.

Algemeen
De hondenbelasting is een algemene belasting waarvan de opbrengst in de algemene middelen vloeit en van waaruit gemeenten zelf mogen bepalen waaraan het wordt besteed. Uit onze inkomsten van de hondenbelasting worden onder andere de aanleg, het onderhoud en de schoonmaak van de hondenvoorzieningen (hondenuitlaatplaatsen en hondenlosloopgebieden) betaald.

Tarieven
De tarieven van de hondenbelasting worden in 2017 niet verhoogd.

Vrijstellingen
Honden voor de begeleiding van een gehandicapte of een slechtziende zijn vrijgesteld.

Rioolheffing
Beleidskader
Verordening rioolheffing gemeente Overbetuwe 2016, Gemeentelijk Rioleringsplan Overbetuwe 2013-2017 (GRP).

Algemeen
De rioolheffing wordt geheven voor de bekostiging van beheer en onderhoud van het gemeentelijke rioleringsstelsel. Evenals de afvalstoffenheffing is de rioolheffing kostendekkend: we gaan uit van het principe ‘de vervuiler betaalt’. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een pand.
De raad heeft een voorziening riolering ingesteld: het verschil tussen de opbrengsten en de kosten van riolering komen ten gunste of ten laste van de voorziening. Als in een jaarrekening verschillen blijken met het vastgestelde GRP, dat wordt dit verschil bij de tariefvaststelling van het eerstvolgende jaar meegenomen.

Kostenontwikkelingen
Om een volledige kostendekking voor 2017 te bereiken is een onttrekking aan de voorziening nodig van afgerond € 1.119.000. Dit is ten opzicht van het vastgestelde GRP € 561.000 meer. De belangrijkste oorzaak hiervan is verlaging van het tarief voor 2017.

Tarieven
In de Kadernota 2017 is bepaald, dat het tarief voor 2017 kan worden verlaagd i.v.m. de verlaging van het rentepercentage en de doorwerking van het voordeel uit de jaarrekening 2015. De verlaging bedraagt afgerond 26% oftewel € 40,- per huishouding. Het belangrijkste tarief 2017 wordt € 118,15 voor een waterverbruik tot 500 kubieke meter.

Vrijstellingen: geen.

 

Afvalstoffenheffing/reinigingsrechten
Beleidskader
Artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, Verordening reinigingsheffingen gemeente Overbetuwe 2016.
In 2016 is het Uitvoeringsplan afval 2017 door de raad vastgesteld.

Algemeen
Voor de reinigingsheffingen geldt het beginsel: de vervuiler betaalt. Om die reden is de 100% kostendekking het uitgangspunt.
De heffingssystematiek gaat tot en met 2016 uit van een vast bedrag per huishouden plus een bedrag per lediging van een groene en grijze-container of de ondergrondse aanbieding.
Vanaf 1 januari 2017 is de lediging van een GFT-container gratis, kan er gekozen worden voor een GFT-container van 240 liter en wordt er 2-wekelijks huis-aan-huis (Plastic verpakkingen, Metalen verpakkingen en Drankenkartons) opgehaald.

Kostenontwikkelingen
In de begroting 2017 zijn de gevolgen voor de uitvoering van het afvalplan 2017 opgenomen. Dit leidt tot € 130.000 hogere lasten. Daarnaast is er sprake van een hogere doorbelasting van overheadkosten door een wijziging van de begrotingsvoorschriften. Voordelen zijn ontstaan door het vervallen van de kosten voor de verbrandingsbelasting en door de vrijval van kapitaallasten. Per saldo is er sprake van € 44.000 hogere lasten. Dit leidt voor de inwoners tot een lastenstijging van 1,2%.

Tarieven
Het vaste tarief blijft ongewijzigd. Om de stijging van de kosten én het wegvallen van de opbrengsten van de GFT-containers op te vangen worden de tarieven voor het aanbieden van de rest container verhoogd. In de tariefmutaties is tevens rekening gehouden met een lager aantal aanbiedingen grijze containers. Voor de gemiddelde huishouding betekent dit:

 

Omschrijving

aantal 

aanbied. 

2016

te 

betalen 

2016

aantal te 

betalen aan- 

biedingen 2017

te 

betalen 

2017

verschil 

te 

betalen

Vast bedrag

 

121,82

 

121,82

 

Rest container 240 liter

12,6

69,05

9,3

89,70

20,65

GFT container 140 liter

7,4

18,13

0,0

0,00

-18,13

Totaal aanslag afvalstoffenheffing

 

209,00

9,31

211,52

2,52

 

 

 

 

Stijgings%

1,2%

 

Precariobelasting op kabels en leidingen
Beleidskader
Verordening precariobelasting gemeente Overbetuwe 2016 en de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting ter zake van buizen, kabels, draden of leidingen gemeente Overbetuwe 2016.

Algemeen
Op dit moment is er een wetsvoorstel in voorbereiding die uitgaat van afschaffing van precario of kabel- en leidingnetwerken over uiterlijk 10 jaar. Het wetsvoorstel biedt gemeenten de mogelijkheid om maximaal het tarief te hanteren zoals dat op 1 januari 2016 geldt.

Vrijstellingen: geen.

 

Marktgelden/standplaatsen
Beleidskader
Verordening marktgelden gemeente Overbetuwe 2016.

Algemeen
Iedereen die een standplaats heeft op de wekelijkse markt betaalt marktgeld. Dat geldt ook voor degene die een standplaats heeft voor bijvoorbeeld een dag. Naast marktgeld betalen ze een bedrag voor de elektriciteitsvoorzieningen als daarvan gebruik wordt gemaakt.

Tarieven
Voor de goederenmarkt in Zetten geldt een lager tarief dan voor Elst. De reden hiervoor is de beperktere omvang van de kern Zetten en de markt. De tarieven zijn afgeleid van de in de Tarieventabel leges, behorende bij de legesverordening, opgenomen tarieven voor overige standplaatsen. De tarieven worden jaarlijks trendmatig geïndexeerd.

Vrijstellingen: geen.

 

Lijkbezorgingsrechten
Beleidskader
Verordening lijkbezorgingsrechten gemeente Overbetuwe 2016

Algemeen
Voor het gebruik van een algemene begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats worden rechten geheven.
In deze gemeente zijn er drie algemene begraafplaatsen. 

Tarieven
De tarieven worden jaarlijks verhoogd met 1,5%.

Vrijstellingen: geen.

 

Reclamebelasting
Beleidskader
Verordening reclamebelasting gemeente Overbetuwe 2016.

Algemeen
In 2015 is de reclamebelasting ingevoerd ter financiering van de invoering van Centrum Management Elst (CME). Het CME heeft als doel om samen met de ondernemers uit het centrum van Elst en de gemeente een gezond ondernemersklimaat neer te zetten en Elst te promoten in de regio. De reclamebelasting is ingevoerd voor een periode van 5 jaar. De tarieven voor 2017 blijven hetzelfde als de tarieven van 2015 en 2016.

Vrijstellingen
De belangrijkste vrijstellingen gelden voor openbare aankondigingen die korter dan 13 weken aanwezig zijn alsmede aankondigingen van de (semi)-overheden, culturele en maatschappelijke instellingen met een ideëel doel en winkeliersverenigingen.

 

Leges
Beleidskader
Legesverordening gemeente Overbetuwe 2016 en de Tarieventabel leges 2016.

Algemeen
We heffen leges om een gedeelte van onze taken te bekostigen. Deze taken worden in de vorm van een dienst individueel afgenomen door bewoners of bedrijven.
Het nieuwe BBV schrijft voor dat in deze paragraaf een overzicht moet worden opgenomen van de baten en lasten per hoofdstuk van de tarieventabel leges. Dit overzicht is mede bedoeld om de raad inzicht te geven in de mate van kruissubsidiëring.
Een dergelijk gedetailleerd overzicht kan thans nog niet worden verstrekt. In de komende periode zullen de kosten en de baten per hoofdstuk van de tarieventabel nader worden geanalyseerd als basis voor de begroting 2018.

Tarieven
In deze begroting is een trendmatige verhoging van de leges met 1,5% verwerkt, met uitzondering van de bouw gerelateerde leges voor omgevingsvergunningen die geheven worden met de bouwkosten als grondslag. Een stijging van de bouwkosten leidt immers al tot een verhoging van de leges.
Voor sommige diensten heeft het Rijk een maximum tarief ingesteld, zoals voor rijbewijzen, paspoorten en identiteitskaarten.
Het uitgangspunt voor de tarieven is gebaseerd op 100% kostendekking.

Vrijstellingen
De belangrijkste vrijstellingen zijn gelden voor: vergunningen op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet, loterij en terrasvergunningen-, als deze rechtstreeks verband houden met een vergunning voor het organiseren van een  evenement. Tevens geldt een vrijstelling voor non-profitinstellingen voor vergunningen tot maximaal € 250.

De kostendekking

Terug naar navigatie - De kostendekking

Inleiding
De gewijzigde toerekening van de kosten van overhead brengt met zich mee dat er inzicht gegeven moet worden hoe de tarieven berekend worden met de keuzes die daarbij gemaakt worden. Om die reden wordt, voor de heffingen waarvoor een maximale kostendekking van 100% geldt, in deze paragraaf voortaan de berekening van de kostendekking per heffing opgenomen.
Voor de leges volstaan wij met de kostendekking van de leges voor omgevingsvergunningen en (in totaliteit) voor de overige leges. Vanaf 2018 zullen wij ook inzicht geven of en zo ja, de mate waarin er sprake is van een kruissubsidiering tussen de diverse leges.

Verordening:

Rioolheffing

     

Omschrijving

taakveld

omschrijving (sub)taakveld

basis

toe te rekenen

toegerekend

Directe lasten

7.2

riolering

2.422.080

100%

2.422.080

Inkomsten

7.2

riolering

-4.100

100%

-4.100

Netto kosten

       

0

 

       

2.417.980

Toe te rekenen kosten:

       

 

Overhead: opslag uurtarief

7.2

riolering

15.849 uur

100%

649.299

Compensabele BTW

7.2

riolering

339.208

100%

339.208

Kwijtschelding

6.3

inkomensregelingen

88.000

100%

88.000

Kosten waterbeheer

5.7

openbaar groen

134.553

 

134.553

Kosten straatreiniging

2.1

verkeer en vervoer

99.903

 

99.903

Totale kosten

       

3.728.943

 

       

 

Opbrengst heffing

7.2

riolering

   

-2.414.595

Bespaarde rente voorziening riolering

0.5

treasury

   

-195.649

Totale baten

       

-2.610.244

 

       

 

Totale lasten - baten

 

onttrekking aan voorziening riolering

1.118.699

Dekkingspercentage excl. de onttrekking aan voorziening

   

70,0%

Dekkingspercentage incl. de onttrekking aan voorziening

   

-100,0%

Opm.: in deze berekening is de rente over de voorziening meegenomen in de kostendekking

 

Dat is een lokale keuze.

 

 

 

 

 

 

Verordening:

Reinigingsheffingen

Omschrijving

taakveld

omschrijving 

(sub)taakveld

basis

toe te rekenen

toegerekend

Directe lasten

7.3

afval

3.495.767

100%

3.495.767

Toezicht Boa's

7.4

milieubeheer

15.559

100%

15.559

Inkomsten

7.3

afval

-930.307

100%

-930.307

Netto kosten

       

2.581.019

 

       

 

Toe te rekenen kosten:

       

 

Overhead: opslag uurtarief (incl Boa's)

7.3

afval

15.548 uur

100%

501.611

Compensabele BTW

7.3

afval

594.130

100%

594.130

Kwijtschelding

6.3

inkomensregelingen

91.000

100%

91.000

Totale kosten

       

3.767.760

Opbrengst heffing

7.3

afval

   

-3.767.760

 

       

 

Totale lasten - baten

       

0

Dekkingspercentage

 

 

 

 

100,0%

 

Verordening:

Marktgelden/standplaatsen

   

Omschrijving

taakveld

omschrijving  (sub)taakveld

basis

toe te rekenen

toegerekend

Directe lasten

3.3

markten en standpl.

55.791

100%

55.791

Inkomsten

3.3

markten en standpl.

-2.500

100%

-2.500

Netto kosten

       

53.291

 

       

 

Toe te rekenen kosten:

       

 

Overhead: opslag uurtarief

3.3

markten en standpl.

100 uur

100%

5.349

Compensabele BTW

3.3

markten en standpl.

55.791

21%

11.716

Kwijtschelding

   

n.v.t.

 

 

Totale kosten

       

70.356

Opbrengst heffing

3,3

markten en standpl.

-36.001

 

-36.001

 

       

 

Totale lasten - baten

       

34.355

Dekkingspercentage

 

 

 

 

51,2%

 

Verordening:

Lijkbezorgingsrecht

     

Omschrijving

taakveld

omschrijving  (sub)taakveld

basis

toe te rekenen

toegerekend

Directe lasten

7.5

begraafplaatsen

58.661

100%

58.661

Inkomsten

   

0

100%

0

Netto kosten

       

58.661

 

       

 

Toe te rekenen kosten:

       

 

Overhead: opslag uurtarief

7.5

begraafplaatsen

421 uur

100%

11.262

Compensabele BTW

7.5

begraafplaatsen

44.793

21%

9.407

Kwijtschelding

   

n.v.t.

 

0

Totale kosten

       

79.329

Opbrengst heffing

7.5

begraafplaatsen

   

-71.379

 

       

 

Totale lasten - baten

       

7.950

Dekkingspercentage

 

 

 

 

90,0%

 

Verordening:

Legesverordening, titel 1 en 3: burgerzaken en overige

Omschrijving

taakveld

omschrijving  (sub)taakveld

basis

toe te rekenen

toegerekend

Directe lasten

0.20

burgerzaken TPZ

748.950

100%

748.950

Inkomsten

   

0

100%

0

Netto kosten

       

748.950

 

       

 

Toe te rekenen kosten:

       

 

Overhead: opslag uurtarief

0.20

burgerzaken TPZ

10.632 uur

100%

568.706

Compensabele BTW

0.20

burgerzaken TPZ

61.228

21%

12.858

Kwijtschelding

   

n.v.t.

 

0

Totale kosten

       

1.330.514

Opbrengst heffing

0.20

burgerzaken TPZ

   

-945.297

 

       

 

Totale lasten - baten

       

385.217

Dekkingspercentage

 

 

 

 

71,0%

 

Verordening:

Legesverordening, titel 2, omgevingsvergunningen

Omschrijving

taakveld

omschrijving (sub)taakveld

basis

toe te rekenen

toegerekend

Directe lasten

8.3

Wonen en bouwen

694.106

100%

694.106

Inkomsten

   

0

100%

0

Netto kosten

       

694.106

 

       

 

Toe te rekenen kosten:

       

 

Overhead: opslag uurtarief

8.3

Wonen en bouwen

14.020 uur

100%

749.930

Compensabele BTW

8.3

Wonen en bouwen

124.106

21%

26.062

Kwijtschelding

   

n.v.t.

 

0

Totale kosten

       

1.470.098

Opbrengst heffing

8.3

Wonen en bouwen

   

-768.000

 

       

 

Totale lasten - baten

       

702.098

Dekkingspercentage

 

 

 

 

52,2%

 

Lokale lastendruk in vergelijking met het regionale en landelijke beeld

De lokale lasten worden jaarlijks zowel door de provincie als door het Centrum voor Onderzoek van de economie van de lagere Overheden (COELO) in beeld gebracht.
De cijfers over 2016 leveren een goede vergelijking op van de lastendruk in onze gemeente ten opzichte van het regionale en landelijke beeld. Volgens de COELO (landelijk) staat de gemeente Overbetuwe op nummer 40 van de 396 (van laag naar hoog). De gemeente behoort hiermee tot de 10% van goedkoopste gemeenten van Nederland.

Belastingdruk per object en inwoner op basis van de werkelijke opbrengsten van de afgelopen belastingjaren:

  2011 2012 2013 2014 2015
Opbrengst per object €   621,65 €   623,79 €   632,00 €   639,72 €   639,80
Opbrengst per inwoner €   292,27 €   296,42 €   296,86 €   300,70  €   299,08


De gevolgen voor 2017
De gewijzigde tarieven leiden voor woningen tot een daling van gemiddeld € 32 per woning, dit is ten opzichte van 2016 een daling van het lastenniveau met 5%. Uitgaande van de tariefsdaling van € 40 voor rioolheffing én een gelijke tariefontwikkeling in alle gemeenten voor de overige belastingen in 2017 wordt de rangorde nog gunstiger en wel als volgt:

  • voor Gelderland stijgen we waarschijnlijk naar de 4e plaats van goedkoopste gemeenten
  • en voor geheel Nederland naar de 15e

  

De belangrijkste belastingtarieven 2016 en 2017

 

Soort belasting

Nadere aanduiding

Tarief 2016 

Voorstel2017*)

Toename

 Onroerende-zaakbelastingen

 

 

 

 

                    Eigenaar woning

Percentage van de waarde

0,1122%

0,1139

1,5%

            Eigenaar niet-woning

Percentage van de waarde

0,1419%

0,1440

1,5%

             Gebruiker niet-woning

Percentage van de waarde

0,1147%

0,1164

1,5%

 

 

 

 

 

Totaal niet-woning

Percentage van de waarde

0,2566%

0,2604%

1,5%

Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten

 

 

 

 

                                       Diftar

 Vast bedrag

€ 121,82

€ 121,82

geen

             GFT container 80 liter

 Tarief per lediging

€ 1,69

€ 0,00

-100%

           GFT container 140 liter

 Tarief per lediging

€ 2,45

€ 0,00

-100%

GFT container 180 liter

GFT container 240 liter

 Tarief per lediging

 Tarief per lediging

€ 2,97

n.v.t.

€ 0,00

€ 0,00

-100%

           Rest container 140 liter

 Tarief per lediging

€ 3,61 

€ 6,34

75,7%

           Rest container 240 liter

 Tarief per lediging

€ 5,48

€ 9.66

76,3%

Ondergrondse container (rest)

 Tarief per aanbieding

€ 1,55

€ 2,72

75,7%

 Rioolheffing

 

 

 

 

                            Woningen

 Waterverbruik tot 500 m3

€ 158,15

€ 118,15

-25,3%

                        Niet-woningen

 Waterverbruik tot 500 m3

€ 158,15

€ 118,15

-25,3%

 Hondenbelasting

 De eerste hond

€ 54,60

€ 54,60

geen

 

 De tweede hond

€ 81,90

€ 81,90

geen

 

 Buitengebied

50%

50%

geen

*)   In het voorgestelde OZB- tarief 2017 is uitgegaan van een gelijke WOZ-waarde.

  

Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
Beleidskader
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, Kwijtscheldingsregeling gemeente Overbetuwe 2016.

Algemeen
Net als in voorgaande jaren worden de maximale mogelijkheden tot het verlenen van kwijtschelding benut. Kwijtschelding is mogelijk voor de OZB, het vaste bedrag van de afvalstoffenheffing en de rioolheffing. Of kwijtschelding wordt verleend hangt af van de betalingscapaciteit van belastingschuldigen. Bij de bepaling daarvan houden wij rekening met 100% van de kosten van levensonderhoud zoals die normatief zijn opgenomen in de landelijke richtlijnen voor het kwijtscheldingsbeleid.
Sinds 1 januari 2016 wordt ook van de mogelijkheid gebruik gemaakt om natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefenen en geen personeel in dienst hebben voor kwijtschelding van de privé-aanslag in aanmerking te laten komen.

Kwijtscheldingsaanvragen
Voor degenen die eerder ook al kwijtschelding hebben gekregen maken we, met verleende toestemming van de belastingschuldigen, gebruik van een procedure voor automatische toetsing voor kwijtschelding door het Inlichtingenbureau. Dit heeft er toe geleid dat in 2016 zo’n 430 belastingschuldigen geen verzoek om kwijtschelding hoefden in te dienen.

In 2016 zijn er, naast de automatische kwijtschelding, nog ongeveer 385 kwijtscheldingsaanvragen ingediend. Van deze aanvragen zijn er ongeveer 325 geheel of gedeeltelijk gehonoreerd. Wij streven ernaar om de kwijtscheldingsverzoeken binnen 5 maanden af te handelen. In de begroting 2017 is voor de te verlenen kwijtschelding € 179.000 geraamd. Dit bedrag is gebaseerd op ongeveer 755 te honoreren aanvragen.

 

II. Weerstandsvermogen

Algemeen

Terug naar navigatie - Algemeen

Deze paragraaf geeft inzicht in:

  • enerzijds de financiële risico’s die de gemeente loopt en
  • anderzijds de financiële buffer die de gemeente achter de hand heeft om deze risico’s op te vangen. Dit laatste wordt ook wel de weerstandscapaciteit genoemd.

Weerstandsvermogen = de verhouding tussen de risico’s en de weerstandscapaciteit.

Risico’s zijn gebeurtenissen:

  • waarvan niet zeker is dat deze gaan plaatsvinden en
  • waarvan de kosten nagenoeg niet zijn in te schatten.

Deze risico’s moeten worden vermeld in deze paragraaf.
Voorbeelden: bodemvervuiling, juridische procedures, financiële gevolgen decentralisaties, etc.

Het is op basis van de begrotingsvoorschriften niet toegestaan om hiervoor een financiële voorzieningen te treffen. Dat mag alleen voor:

  • gebeurtenissen die zeker gaan plaatsvinden en waarvan de financiële consequenties redelijk zijn in te schatten.

Voorbeelden: voorziening groot-onderhoud gebouwen, verwachte tekorten grondexploitatie o.b.v. actuele exploitatieberekeningen, e.d.

Weerstandscapaciteit: bestaat uit middelen en mogelijkheden om financiële risico’s op te vangen. Daarbij kan worden gedacht aan reserves, onbenutte belastingcapaciteit en de post onvoorzien.

Voor een gezonde financiële positie van de gemeente is het van belang dat de financiële risico’s goed in beeld zijn en er voldoende financiële buffers zijn om die risico’s op te vangen.

Voor een zuivere bepaling van het weerstandsvermogen wordt er in deze paragraaf onderscheid gemaakt in:

  • eenmalig weerstandsvermogen:
    de verhouding tussen incidentele financiële risico’s en eenmalige weerstandscapaciteit
  • structureel weerstandsvermogen:
    de verhouding tussen risico’s met structurele financiële gevolgen en structurele weerstandscapaciteit

Paragraaf in één Oogopslag
Hieronder een zeer beknopte samenvatting van deze paragraaf, zodat u in één oogopslag kennis kunt nemen van de hoofdlijnen en belangrijkste conclusies.

 

I. Eenmalig weerstandvermogen

Verhouding tussen:

  •          eenmalige risico’s                                                                                € 7,4 miljoen
  •          eenmalige weerstandscapaciteit (voornamelijk AR)     € 6,9 miljoen

Uitgedrukt in een percentage: 93%.

Het eenmalige weerstandsvermogen kwalificeren wij als: redelijk goed

II. Structureel weerstandsvermogen

Verhouding tussen:

  • structurele risico’s                                                                 pm (niet gekwantificeerd)
  • structurele weerstandscapaciteit                                € 1,4 miljoen

Het structurele weerstandsvermogen ontwikkelt zich positief en kwalificeren wij als: goed

III. Overbetuwe scoort voldoende op vier van de vijf financiële kengetallen;  alleen het kengetal solvabiliteit scoort matig (maar was vorig jaar nog onvoldoende).

 

Incidenteel weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Incidenteel weerstandsvermogen

2.1 Incidentele financiële risico’s

A. Grote projecten, niet zijnde specifiek (alleen) grondexploitatie

De gemeente heeft de volgende grote projecten in voorbereiding (niet specifiek / niet alleen grondexploitaties):

  • Spoorzone/Ontsluiting Heinz
  • Elst Centrum
  • Ontsluiting Park 15
  • Nieuwe Aamsestraat (voorheen Intratuin)
  • Land van Tap
  • Schil Zetten Hemmen
  • De Danenberg
  • MFC Valburg

Uit onderstaande beschrijving blijkt dat voor nagenoeg alle eenmalige risico’s van deze projecten voorzieningen zijn gevormd en/of de risico’s inmiddels op andere wijze voldoende zijn gedekt.

Spoorzone/Ontsluiting Heinz
Het project Spoorzone omvat de volgende onderdelen:

  • de eerste fase van het 3e spoor vanuit Tiel en benodigde perronaanpassingen- en toegangen
  • de auto-onderdoorgang voor hulpdiensten, bus- en autoverkeer
  • de fietsonderdoorgang en
  • nieuwe fietsenstallingen

De realisatie van het spoor en de perronaanpassingen is uitgevoerd in opdracht van de Stadsregio Arnhem Nijmegen en is begin 2015 opgeleverd. De gemeente Overbetuwe is opdrachtgever naar ProRail voor de auto- en fietsonderdoorgang en fietsenstallingen. Als gevolg van de auto-onderdoorgang heeft het bedrijf H.J. Heinz een nieuwe ontsluiting aan de zuidzijde van het perceel gekregen zodat vrachtverkeer niet meer door het centrum rijdt. Deze zuidelijke ontsluiting (TEOstraat) op de Olympiasingel is in april 2015 opgeleverd en is door H.J. Heinz in gebruikt genomen. Ook de fietsenstallingen zijn gerealiseerd.

De resultaten van de aanbesteding passen (ruim) binnen de hiervoor beschikbare budgetten (bestemmingsreserve Spoorzone). Voor het vooralsnog positieve prognoseresultaat van het project Spoorzone dient echter wel rekening te worden gehouden met mogelijke bijstellingen van (enkele) subsidies omdat deze procentueel zijn gekoppeld aan de uiteindelijk gerealiseerde kosten. Gelet op het bovenstaande is in deze paragraaf voor dit project geen afzonderlijk financieel risico opgenomen.

Elst Centrum
Voor dit plan is via het PNL in totaal een bedrag van € 4,5 miljoen beschikbaar gesteld. De eerder ontstane overschrijdingen (bodemverontreiniging) worden gecompenseerd door inmiddels gerealiseerde aanbestedingsvoordelen. De verwachting is dat het plan binnen de beschikbare middelen kan worden uitgevoerd. Er is geen afzonderlijk financieel risico meer opgenomen.

Ontsluiting Park 15
Overbetuwe draagt in financiële zin bij aan een goede verkeerskundige ontsluiting van Park 15. Om dit goed te regelen, is een bestemmingsreserve afslag 38 gevormd ter grootte van € 4,5 miljoen.
Inmiddels is met de ontwikkelaar een Addendum op de Samenwerkingsovereenkomst gesloten. Hierin zijn afspraken gemaakt over zakelijke zekerheden en over het innen van de plankosten. Hiermee zijn de risico’s voor de gemeente sterk verminderd en wordt er geen afzonderlijke risicopost opgenomen in deze paragraaf.

Nieuwe Aamsestraat (voorheen Intratuin)
Intratuin heeft in maart 2012 een nieuw tuincentrum geopend nabij de afslag van de A325, tegenover de huidige locatie. In de vastgestelde exploitatieovereenkomst is afgesproken dat de gemeente zorg draagt voor de aanleg van een rotonde. Die rotonde regelt onder andere de verkeersafwikkeling van en naar het nieuwe tuincentrum. Bij de visieontwikkeling Elst Zuidoost is besloten tot reconstructie van de Nieuwe Aamsestraat tussen de afslag A325 en Pascalweg voor een toekomst vaste inrichting en bereikbaarheid Elst Zuidoost; de aansluiting Intratuin is hierin meegenomen. De kosten hiervan bedragen (na aftrek van subsidies en bijdragen) ca. 500.000 en zijn in 2015 ten laste gebracht van de bestemmingsreserve bovenwijkse voorzieningen. Met de initiatiefnemer dient de afrekening nog plaats te vinden.
Op basis van de beschikbare informatie is er geen risico voor dit project meer aanwezig.

Land van Tap
In het voorjaar 2015 is door de gemeente het “Land van Tap” aangekocht. Deze grond wordt tot begin 2018 beschikbaar gesteld voor tijdelijke parkeervoorzieningen. Thans wordt de herontwikkeling van deze grond na 2018 opgepakt. Naast gebruik van de gronden voor bouwontwikkeling zal mogelijk een deel gebruikt worden als permanente parkeervoorziening. Op dit moment is er nog geen inzicht in het ontwikkelprogramma en de daarbij behorende grondwaarde. Hierbij is het risico aanwezig dat een deel van de gronden afgewaardeerd moet worden, gelet op mogelijk een deels maatschappelijke bestemming.

Schil Zetten Hemmen
Als onderdeel van een landschappelijke bufferzone met daarbij de realisatie van een algemene begraafplaats in Zetten is in de kadernota en deze begroting voor dit project een taakstellend budget van € 350.000 opgenomen (jaarschijf 2017 PNL). De kosten voor dit project waren geraamd op € 751.000 (B&W-besluit 15bw000541). In de komende periode wordt het project verder uitgewerkt en wordt bezien of het project haalbaar is binnen het beperkte taakstellende budget (bijstellen ambities of indien niet haalbaar, voorstel aan de raad voor aanvullend budget).

De Danenberg
Voor de ontwikkeling van landschapspark de Danenberg wordt een voorlopig ontwerp gemaakt. Daarnaast worden ook de overeengekomen privaatrechtelijke afspraken geactualiseerd. Deze kunnen financiële consequenties hebben.

MFC Valburg
Er is overeenstemming bereikt over de verwerving van de benodigde grond voor het MFC. De voorbereidingen kunnen worden getroffen voor het doorlopen van de bestemmingsplanprocedure. Het risico is aanwezig dat de bestemmingsplanprocedure vertraging oploopt en daardoor extra kosten met zich brengt, maar vooralsnog is uitgangspunt dat in 2017 gestart wordt met de realisatie van het MFC en in 2018 opgeleverd.

B. Grondexploitatie algemeen

Risicoanalyse
Voor de grondcomplexen is opnieuw een gewogen risicoanalyse opgesteld. De gewogen risicobedragen per 1-1-2016 van de actieve en passieve (in exploitatie en nog in exploitatie te nemen) complexen over de periode 2016-2023 bedragen in totaal afgerond € 1,9 miljoen. Tijdens het boekjaar vindt monitoring plaats van alle gewogen risicoanalyses uit het oogpunt van risicobeheersing en planoptimalisatie. Per 1-1-2017 zal deze risicoanalyse worden geactualiseerd.

Vennootschapsbelasting (VpB)
Per 1 januari 2016 zijn de gemeenten vennootschapsbelastingplichtig over o.a. de grondexploitatie-activiteiten. De financiële consequenties die de invoering van deze wetswijziging met zich zal brengen worden momenteel inzichtelijk gemaakt.
Zie verder de toelichting bij het onderdeel structurele financiële risico’s.

Ruimtelijke initiatieven en passieve grondcomplexen
De gemeente faciliteert een aantal ruimtelijke initiatieven en passieve grondcomplexen die voor de door rekening van derden worden uitgevoerd. Het onderscheid hierbij is dat bij passieve grondcomplexen er een overdracht van nieuwe openbare ruimte naar de gemeente plaats vindt en ruimtelijke initiatieven niet.
Het uitgangspunt bij de projecten is dat de gemeentelijke kosten bij de initiatiefnemer worden verhaald. Hiervoor worden zekerheden in de vorm van een bankgarantie of concerngarantie gevraagd. Voor het aandeel in de niet verhaalbare kosten wordt jaarlijks een voorziening gevormd. 

C. Overige grote projecten/risicoposten

Bij dit onderdeel hebben wij de nieuwe projecten buiten beschouwing gelaten, waarover de gemeente geheel zelf kan beslissen en waarvoor zo nodig aanvullende dekkingsmiddelen kunnen worden vrijgemaakt via het Programma Nieuwe Lasten.

Huisvesting statushouders
In het bestuursakkoord "Verhoogde Asielinstroom" (november 2015) is een financiële verrekensystematiek afgesproken. Dit systeem houdt in dat gemeenten die niet aan de wettelijke huisvestingstaakstelling voldoen, een nadelig financieel gevolg zullen ondervinden. Het rijk stelt hierbij voor om bij de gemeenten, die niet aan de taakstelling voldoen, de kosten in rekening te brengen die het COA maakt doordat een vergunninghouder langer in een AZC verblijft. In het bestuursakkoord is afgesproken dat dit systeem op 1 juli 2016 in werking zou treden. Dat is echter niet gelukt.  Aan de landelijke regietafel is afgesproken dat er vanaf 1 juli gemonitord wordt welke gemeenten achterstanden oplopen. De kans bestaat, dat Overbetuwe de taakstelling 2016 niet haalt.

Het Rijk is bezig met het ontwerpen van een regeling die uitgaat van een financiële prikkel ( het bedrag -aan huisvestingskosten dat het verblijf van een vergunninghouder per maand kost in een AZC) . Het kan om een bedrag van ca. € 1.850 euro per maand per statushouder gaan.  De financiële prikkel of "boete" gaat onderdeel uitmaken van de interventieladder interbestuurlijk toezicht (niveau 4 die door provincies wordt gehanteerd bij het uitvoeren van hun Interbestuurlijk toezicht). Om gemeenten een 'boete'' op te leggen dient wel sprake te zijn van verwijtbaar gedrag.  Om deze regeling in werking te kunnen laten treden is een wettelijke grondslag nodig. Deze is nog niet beschikbaar.

We melden dit risico omdat op dit moment niet duidelijk is of gemeente Overbetuwe verwijtbaar handelt (dan wel na laat).
Om tijdelijke huisvesting mogelijk te maken kan een incidentele bijdrage van de gemeente in de investeringskosten noodzakelijk zijn om een tekort in de exploitatielasten op te vangen. Het lijkt niet mogelijk om tijdelijke woningen binnen de wettelijke termijn van 10 jaar kostendekkend te exploiteren. Indien dit noodzakelijk is wordt een voorstel aan de raad voorgelegd.
Er is op dit moment echter nog te veel onduidelijk om een financieel risico te kunnen kwantificeren.

Verkabeling hoogspanning (woningen onder hoogspanningsmasten)
Het gemeentelijke aandeel in de kosten van het project “verkabeling hoogspanning” zijn nog steeds onzeker. De diverse partijen zijn daarover nog in onderhandeling.
Het financiële risico dat de gemeente loopt is op dit moment niet goed onderbouwd te kwantificeren.

Garantieverplichtingen

 

x € 1 miljoen

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

 44,6

Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

151,5

Stichting Waarborgfonds Sport (SWS)

   0,4

Particulieren (voormalige gemeentegaranties)

 15,6

Overige garanties en borgstellingen

   5,1

Totaal

               217,2

 

Het totaalbedrag aan garanties is ten opzichte van de laatst opgestelde paragraaf (bij de jaarstukken 2015) afgenomen met afgerond € 11 miljoen, voornamelijk door afname van het totaalbedrag van garanties Waarborgfonds Eigen Woningen (verlaging gemeentelijk garantie-aandeel in openstaande hypotheken die tot 1-1-2011 door banken e.d. zijn verstrekt met Nat. Hypotheek Garantie).

Het overgrote deel van de garanties heeft betrekking op garanties voor eigen woningen. Voor garanties vanaf 1-1-2011 loopt de gemeente hiervoor geen concreet risico meer. Dat geldt ook voor de garanties aan particulieren, waarvoor het risico in het verleden is afgekocht.
Voor de overige garanties loopt de gemeente een secundair of tertiair risico. Dat betekent dat de gemeente pas in tweede of in derde instantie wordt aangesproken. Het is nog steeds verantwoord er vanuit te gaan dat er in de voor ons liggende jaren geen substantieel beroep zal worden gedaan op de door de gemeente verstrekte garanties of afgegeven achtervang.

Werkvoorzieningschap Midden-Gelderland/Presikhaaf Bedrijven
In het tweede kwartaal van 2015 hebben alle deelnemende gemeenten in Presikhaaf Bedrijven (PHB) ingestemd met de adviezen uit het onderzoek ‘Regionale samenwerking Participatiewet en toekomst PHB’ om PHB modulair af te bouwen en gezamenlijk een structuur op te bouwen in het kader van de Participatiewet. De verdere uitwerking hiervan vindt plaats in 2016. De te nemen maatregelen brengen frictiekosten met zich mee als gevolg van personeelsreductie, huisvestingskosten en boekwaardeverlies. Het tijdig doorvoeren van de genoemde maatregelen kan vanaf 2018 een positief effect ten opzichte van de begroting van 2015 hebben van in totaal circa € 7,5 miljoen.
Momenteel is PHB in gesprek met een partij over een alternatieve oplossing, te weten een integrale overdracht van alle bedrijfsactiviteiten en activa van het hele bedrijf per 1 januari 2017. Dit betekent dat de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van PHB en het daaraan gekoppelde risico in zijn geheel wordt overgenomen van de gemeenten. De gemeenten blijven in dit scenario binnen de GR werkgever van de SW-ers, en daarmee verantwoordelijk voor het verloningsresultaat. Dit is uitgewerkt in een business case. Besluitvorming zal plaatsvinden tijdens de AB-vergadering van PHB van 5 oktober 2016. Deze transitie zal gepaard gaan met o.a. omvangrijke frictiekosten.
Door het ontbreken van enig weerstandsvermogen bij PHB komen de tekorten voor rekening van de deelnemende gemeenten. In de begroting 2017 is hierop al geanticipeerd door een structurele gemeentelijke bijdrage aan PHB op te nemen van € 420.000 (conform de Kadernota 2016). De gemeente Overbetuwe is verantwoordelijk voor de dekking van ca. 6,9% van het exploitatietekort. Voornoemd bedrag is een gemiddeld bedrag voor de periode 2016 t/m 2019. Jaarlijks zal in de tussentijdse rapportages op basis van actuele gegevens afstemming plaatsvinden met de werkelijke bijdragen aan PHB. We hebben geen afzonderlijk risico opgenomen in deze paragraaf.

Brandbestrijding en hulpverlening bij rampen
In het geval van incidenten op “rampschaal” kan de gemeente worden geconfronteerd met flinke financiële aanspraken. Daarbij moet worden gedacht aan herstelwerkzaamheden, opvang, begeleiding en compensatie van schade.
Eventuele kosten kunnen in eerste instantie worden opgevangen met de algemene post van € 5 miljoen (zie totaaloverzicht).

Juridische procedures ruimtelijke plannen e.d.
De mogelijkheid bestaat dat aan de algemene reserve middelen moeten worden onttrokken om één of meerdere langslepende (ruimtelijke) kwesties voor de gemeente tot een goed eind te kunnen brengen. Hiervoor nemen wij een risicobedrag op van € 0,5 miljoen.

Opvang rekeningstekorten
De gemeente heeft geen afzonderlijke bestemmingsreserve om eventuele rekeningstekorten op te vangen. Ook kan het zijn dat er zich bij de grote projecten in de toekomst toch nog onverwachte aanvullende tekorten voordoen, ondanks de getroffen voorzieningen en ingeschatte risico’s in deze paragraaf. In de lijn van voorgaande jaren wordt voor bovenstaande risico’s één algemene post opgenomen van € 5 miljoen.

Recapitulatie incidentele financiële risico’s                                         

  x €   1 miljoen
A. Grote projecten, niet zijnde specifiek (alleen) grondexploitatie -,-
B. Grondexploitatie algemeen (gewogen risicoanalyse) 1,9
C. Overige eenmalige risico’s  
Juridische procedures 0,5
Algemene stelpost rekeningstekort, e.d.    5,0
Totaal eenmalige financiële risico’s €   7,4

Er zijn geen belangrijke wijzigingen in eenmalige risico’s  t.o.v. de vorige paragraaf waarin de risico’s al verder waren teruggebracht.

3.2 Omvang incidentele weerstandscapaciteit
In onderstaande tabel is de verwachte ontwikkeling van de beschikbare weerstandscapaciteit weergegeven in drie in de tijd opeenvolgende P&C-documenten.

Ontwikkeling weerstandscapaciteit september 2015 /september 2016 (x € 1.000)

 

 

 

Begroting 2016

(sept. 2015)

Jaarrekening 2015

(mrt. 2016)

Begroting

2017

(sept. 2016)

Incidentele weerstandscapaciteit

A. Algemene reserve

-  Raming per 1-1-2016 in die begroting
-  Werkelijke saldo 1-1-2016 (=31-12-2015)
-  Verwacht saldo per 1-1-2017

B. Stille reserves

Totale incidentele weerstandscapaciteit

      

 

2.122  

 

pm

    2.122

 

 

3.667

 

pm

3.667

 

 

 6.940 

    

 pm
 
6.940

 

Toelichting op de berekening van de incidentele weerstandscapaciteit en de algemene reserve
A. Algemene reserve
Bij de berekening van de omvang van de algemene reserve wordt, zoals ook toegelicht voorgaande begrotingen, geen rekening meer wordt gehouden met toekomstige toevoegingen aan die reserve. Dit is mede op advies van de accountant.

De algemene reserve ontwikkelt zich zeer positief. Dit hebben wij reeds toegelicht in de uiteenzetting van de financiële positie voorin de begroting en wij verwijzen u naar die toelichting. 

B. Stille reserves
Door de accountant zijn enkele jaren geleden opmerkingen gemaakt over de stille reserves. Volgens de accountant kan het bedrag aan stille reserves pas worden geëffectueerd bij realisatie van een aantal besluiten c.q. acties die niet direct tot een financieel resultaat leiden (bijv. aandelenverkoop BNG). De directe vrije beschikking van deze posten is dus onzeker. Met ingang de jaarstukken 2014 is geen bedrag meer opgenomen, maar zijn de stille reserves pm geraamd.

3.3 Conclusie incidentele weerstandsvermogen

In de afgelopen tijd zijn er belangrijke stappen gezet op het pad naar een stabiele financiële situatie. Al eerder bleek dat uit de geschetste positieve ontwikkeling van het meerjarenperspectief en ook uit de volgende paragraaf zal dit blijken bij de verbetering van het structurele weerstandsvermogen.

Deze positieve ontwikkeling doet zich ook voor bij het incidentele weerstandsvermogen.
In de begroting 2016 werd het incidentele weerstandsvermogen (percentage toen slechts 28%) nog gekwalificeerd als: nog niet voldoende en reden tot waakzaamheid en terughoudendheid.
Uit de actuele paragraaf bij deze begroting 2017 is op te maken dat de verhouding tussen de gekwantificeerde eenmalige financiële risico’s van € 7,4 miljoen en de incidentele weerstandscapaciteit van € 6,9 miljoen aanzienlijk is verbeterd en nu 93% bedraagt.
Het eenmalige weerstandsvermogen kwalificeren wij dan ook als: redelijk goed.
Indien de ingezette positieve ontwikkelingen zich doorzetten (o.a. stand AR begin 2018 naar afgerond € 12 miljoen) kan de kwalificatie in de Kadernota 2008 wellicht naar “zeer goed”.

Structureel weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Structureel weerstandsvermogen
 

Zoals toegelicht in de paragraaf in eerdere P&C-stukken hebben we al een aantal structurele risico’s stapsgewijs bewust beperkt. De acties tot het terugbrengen van de structurele risico’s zullen wij hier niet opnieuw toelichten. Wel hebben dergelijke acties onze voortdurende aandacht en ondervinden wij hiervan de positieve effecten, hetgeen ook uit deze paragraaf blijkt.

4.2       Structurele risico’s

Dit zijn risico’s waaruit structurele financiële consequenties kunnen voortvloeien.
Hieronder beschrijven wij de belangrijkste structurele risico’s.

De drie grote decentralisaties
In de begroting 2016 hebben wij een toelichting gegeven op de structurele risico’s die kunnen voortvloeien uit de decentralisatie van taken in het sociale domein, te weten: Jeugdzorg, Maatschappelijke Ondersteuning en Participatie. Voor de overgangsjaren 2015 en 2016 hadden we begrotingen opgesteld waarvan de omvang van het financieel risico’s niet waren te kwantificeren.

Ondanks de onzekerheden krijgen we wel steeds meer grip op het sociaal domein. Met de Monitor Sociaal Domein laten we per kwartaal de uitnutting van het budget voor het sociaal domein zien. Door deze monitoring krijgen we steeds meer mogelijkheden om bij te sturen in de taakuitvoering en de financiën in het sociale domein. De jaren 2015 en 2016 waren inregeljaren en de ervaring uit deze leerjaren gebruiken we om actief te sturen op een snellere aanlevering van facturen, waardoor de uitnutting van de budgetten en eventuele financiële risico’s ook beter zijn te volgen. Daarnaast voeren we in het kader van relatiemanagement periodiek contractbesprekingen om de kwaliteit van de zorg te verbeteren, de zorg verder te kantelen en de zorgkosten te reduceren.

Verder zal de overstap naar de objectieve verdeelmodellen voor de bijdragen van het rijk aan gemeenten voor Overbetuwe positief uitpakken. De overgangsregeling voor de verdeelmodellen wordt over meerdere jaren uitgesmeerd, zodat de positieve gevolgen stapsgewijs ook in 2017 zullen doorwerken naar het totale 3D-budget. Deze stapsgewijze verhoging blijkt ook uit de in de meest recente circulaire opgenomen budgetten voor de periode 2017-2020.

Door deze ontwikkelingen is er sprake van meer financiële mogelijkheden om nadelen binnen het totale 3D-budget op te vangen en komt er ook stapsgewijs meer grip op het geheel. Toch blijven er financiële risico’s die niet zijn te kwantificeren, zoals de zorgvraag van onze inwoners vooral in de jeugdzorg. De kosten voor deze zorgvraag zijn vooraf niet te goed te kwantificeren, maar we bewaken deze door contractuele afspraken met zorgaanbieders continu te monitoren. In deze financiële paragraaf volstaan wij met deze toelichting en nemen wij geen afzonderlijk structureel risico op voor dit onderdeel.

Samenwerking op diverse taakgebieden
Zuiver vanuit het financiële oogpunt bezien -dus los van inhoudelijke voordelen- heeft de al dan niet vrijwillige samenwerking met andere gemeenten in de afgelopen jaren nogal eens geleid tot financiële nadelen en verhoging van financiële risico’s o.a. wegens niet door te belasten overheadkosten. Zoals ook geconcludeerd in voorgaande begrotingen, vloeien uit de diverse nieuwe samenwerkingsvormen eenmalige en structurele financiële consequenties en risico’s voort.
Wat betreft de structurele risico’s speelt ook nog het volgende. Gemeente Overbetuwe hanteert -in tegenstelling tot veel andere gemeenten- voor de eigen begroting al jaren de nullijn; dus geen verhogingen wegens areaaluitbreiding en prijsstijgingen. Op het moment dat taken uit handen gegeven worden aan samenwerkingsverbanden, e.d., bepaalt Overbetuwe niet meer zelfstandig de begrotingsrichtlijnen voor de betreffende onderdelen, maar worden deze bepaald door “de meerderheid”. Min of meer hetzelfde geldt bij structurele uitbesteding van werkzaamheden, waarbij de gemeente gebonden is aan de prijs- en areaalaanpassingen op basis van gesloten contracten.

Zoals u regelmatig heeft kunnen lezen, hechten wij zeer aan samenwerking met andere gemeenten en andere partners, maar stellen wij ons ook zeer kritisch op bij het aangaan van nieuwe samenwerkingsvormen en zeker ook wat betreft de financiële risico’s die hieruit kunnen voortvloeien.

Invoering vennootschapsbelasting (VpB)
Vanaf 1-1-2016 vallen overheidsondernemingen in beginsel onder de VpB. Om de gevolgen in beeld te brengen, is een impactanalyse uitgevoerd. In de analyse zijn zoveel mogelijk activiteiten geclusterd. Uit deze analyse blijkt een mogelijke VpB-plichtig voor slechts enkele activiteiten, namelijk: grondexploitatie en verstrekte geldleningen. Een afstemming van de voorlopige bevindingen met de belastingdienst moet nog plaatsvinden. Naar verwachting zal dat eind 2016 plaatsvinden.
Hoewel een aantal zaken is nog onduidelijk verwachten wij dat op basis van scenarioberekeningen de totale fiscale claim voor de grondexploitaties voor de komende jaren tussen de € 0 en € 500.000 (eenmalig) kan bedragen.
Voor de overige activiteiten die mogelijk onder de VpB zullen vallen (bijv. de verstrekte geldleningen) zullen de financiële gevolgen voor de gemeente relatief beperkt zijn en vormen dus geen groot structureel risico.

Structurele toerekening loonkosten en overhead aan grondexploitatie
Op basis van de begroting 2016 is een bedrag van afgerond € 640.000 loonkosten en overhead toegerekend aan grondexploitatie. Er is (vooralsnog) geen aanleiding om deze toerekening bij te stellen. Indien een deel hiervan niet meer structureel kan worden doorbelast in actieve grondexploitatie, zal tot dat niet toe te rekenen deel een structureel gat vallen in de begroting.
Grondexploitatie-activiteiten nemen steeds verder af. Aan de andere kant zijn er toerekeningsmogelijkheden aan overige projecten derden, subsidies e.d. die niet apart zijn begroot in 2017 (en 2016). Indien deze toerekeningsmogelijkheden aan die projecten zich daadwerkelijk voordoen, kan hiermee (een deel van) een eventueel nadeel op het onderdeel grondexploitatie worden opgevangen.
Eind 2016/begin 2017 worden de toerekeningmogelijkheden nader onderzocht en verder gestructureerd. Dan zal er ook meer zicht zijn op de financiële risico’s op dit onderdeel.

Recapitulatie gekwantificeerde structurele financiële risico’s
Samenvattend zijn er wel structurele financiële risico’s, maar deze zijn niet zodanig hard of concreet dat deze ook te kwantificeren structurele risico’s zijn. Dit is ook het gevolg van onze acties om financiële risico’s zoveel mogelijk te beperken.

4.4 Structurele weerstandscapaciteit
In onderstaande tabel is de verwachte structurele weerstandscapaciteit in drie opeenvolgende momenten en P&C-documenten weergegeven.

Ontwikkeling structurele weerstandscapaciteit september 2015/2016 (x € 1.000)

 

 

 

Begroting

2016

(sept. 2015)

Jaarrekening

2015

(mrt. 2016)

Begroting 2017

(sept. 2016)

a. Structureel overschot
b. Mogelijke aanvullende voordele heroverwegingen
c. Onbenutte belastingcapaciteit
d. Post onvoorzien

Totale structurele weerstandscapaciteit

872
pm
pm
            54 
926

872
pm
pm
            54 
926

1.340
pm
pm
54 
1.394


De begroting 2017 vertoont een flink structureel overschot. Zoals wij in de Kadernota 2017 hebben aangegeven is het noodzakelijk om dergelijke overschotten niet aan te wenden maar (grotendeels) in stand te houden als buffer voor eventuele structurele tegenvallers en om jaarlijks een flinke toevoeging te doen aan de algemene reserve. In die Kadernota heeft u op ons voorstel ook het uitgangspunt vastgesteld om te streven naar een gemiddeld in stand te houden begrotingsoverschot van € 1 miljoen per jaar, dit o.a. als buffer voor de opvang van structurele financiële risico’s.

Bij onderdeel “b” hebben wij bewust geen rekening gehouden met mogelijk hogere overschotten in toekomstige jaren en extra structurele ruimte van inkomstenverhogende maatregelen van aanvullende heroverwegingsoperaties, e.d.. In deze begroting en het meerjarenperspectief zijn namelijk al structurele voordelen ingeboekt die nog gerealiseerd moeten worden. Ook zijn de financiële mogelijkheden om verder te heroverwegen/te bezuinigen beperkt, omdat deze gemeente al vele jaren grotendeels de nullijn hanteert bij de samenstelling van de exploitatiebegroting.

Wat betreft de onbenutte belastingcapaciteit (c) nog even de volgende toelichting. 
Zuiver theoretisch kunnen wij een bedrag aan onbenutte belastingcapaciteit opnemen van afgerond € 4,5 miljoen. Dit is de ruimte om de OZB-tarieven te verhogen volgens de normen die het rijk hanteert voor gemeenten in financiële problemen (artikel 12 gemeenten). Zoals wij ook al hebben opgemerkt in voorgaande begrotingen vormt de mogelijkheid tot een dergelijke extra belastingverhoging geen reële optie om structurele risico’s op te vangen. Het is namelijk niet reëel om te veronderstellen dat deze gemeente de belastingen, e.d. op de korte termijn met tientallen procenten zal verhogen (naast de reguliere verhogingen van gemiddeld 1,5%).
In de kolom van het overzicht hierboven is de onbenutte belastingcapaciteit daarom pm geraamd.

4.5 Het structurele weerstandsvermogen en de eindconclusie
Het structurele weerstandsvermogen is, zoals reeds vermeld in de inleiding: de verhouding tussen structurele risico’s en structurele weerstandscapaciteit.

In de jaarstukken 2015 en de Kadernota 2017 hebben wij het structurele weerstandsvermogen nog gekwalificeerd als redelijk goed. Op basis van de toenemende positieve ontwikkelingen in de begroting 2017 en het bijbehorende meerjarenperspectief t.o.v. eerdere P&C-stukken (begroting 2016 en Kadernota 2017) en het feit dat wij steeds meer grip op risico’s krijgen, hebben wij het structurele weerstandsvermogen nu gekwalificeerd als: goed.

Dit wil uiteraard niet zeggen dat we nu achterover kunnen leunen; we blijven actief om deze goede positie te handhaven en waar mogelijk te versterken.

De verplichte financiële kengetallen
Op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV), zijn met ingang van de begroting 2016 de volgende kengetallen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing opgenomen:

  1. a. Netto schuld quote
    b. Netto schuld quote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
  2. Solvabiliteitsratio
  3. Structurele exploitatieruimte
  4. Grondexploitatie
  5. Belastingcapaciteit

De kengetallen maken het gemakkelijker om inzicht te krijgen in de financiële positie van de gemeente. Hieronder wordt allereerst vermeld wat de betekenis is van de diverse kengetallen. Vervolgens zijn uitkomsten van de kengetallen verzameld in een tabel. In deze tabel is niet alleen het betreffende kengetal voor het begrotingsjaar 2017 opgenomen, maar ook die van de twee daaraan vooraf gaande jaren (op basis van begroting 2016 en jaarverslag 2015). Bij de beoordeling van de financiële positie is het immers ook relevant om inzicht te hebben hoe de kengetallen zich ontwikkelen ten opzichte van voorgaande jaren. Tenslotte worden conclusies getrokken.

1a. Netto schuldquote 
De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast van de medeoverheid ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft zodoende een indicatie in welke mate de rentelasten en aflossingen op de exploitatie drukken.

1b. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Omdat er bij leningen onzekerheid kan bestaan of ze allemaal terug worden betaald, wordt bij de berekening van de netto schuldquote onderscheid gemaakt door het kengetal te berekenen, zowel inclusief als exclusief de doorgeleende gelden. Op die manier wordt duidelijk wat het aandeel van de verstrekte leningen in de exploitatie is en ook wat dat betekent voor de schuldenlast.

  1. Solvabiliteitsratio
    De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de medeoverheid in staat is aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het totale balanstotaal.
  1. Structurele exploitatieruimte
    Dit kengetal is van belang om te kunnen beoordelen welke structurele ruimte een gemeente of provincie heeft om de eigen lasten te dragen of welke structurele stijging van de baten of structurele daling van de lasten daarvoor nodig is. Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht van de begroting wordt thans het onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten. De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van de structurele baten en lasten en het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves gedeeld door de totale baten en uitgedrukt in een percentage.
  1. GrondexploitatieDit kengetal geeft weer hoe de waarde van de grond zich verhoudt tot de totale (geraamde) baten. Voor de berekening van dit kengetal worden de niet in exploitatie genomen gronden en de bouwgrond in exploitatie bij elkaar opgeteld en gedeeld door de totale baten uit de programmabegroting en uitgedrukt in een percentage.
  1. Belastingcapaciteit
    De belastingcapaciteit geeft inzicht hoe de belastingdruk in de provincie of gemeenten zich verhoudt ten opzichte van het landelijke gemiddelde.

 

Conclusies en normen Provincie Gelderland

1a. Netto schuldquote
1b. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Normen Provincie[1]:

Overbetuwe 2017: 70% en 72% dus voldoende.

2. Solvabiliteitsratio
Normen Provincie:

Overbetuwe 2017: 20% dus onvoldoende.

3. Structurele exploitatieruimte
Normen Provincie:

Overbetuwe 2017: 2,31% dus voldoende.

4. Grondexploitatie
Hiervoor heeft de Provincie geen normen. Het geringe positieve kengetal van Overbetuwe geeft aan dat de boekwaarden van grondexploitatie erg klein zijn in relatie tot de totale baten. Dit is dus een gunstige situatie en in de lijn van de overige kengetallen kan de kwalificatie zeker “voldoende” zijn.

5. Belastingcapaciteit
Gelet op de relatief zeer lage belastingdruk in onze gemeente en de ruimte in de belastingcapaciteit (mogelijkheden om OZB nog extra te verhogen) scoort Overbetuwe in de lijn van bovenvermelde kwalificaties ook zeker “voldoende”. Zie ook toelichtingen elders in de begroting.

[1] In het door de Provincie Gelderland (en ook landelijk) gehanteerde systeem is “voldoende” dus de hoogst mogelijk score. 

De algemene conclusie is dat gemiddeld over alle financiële kengetallen onze gemeente voldoende scoort en dat alleen de solvabiliteit een onvoldoende aangeeft. Dit wordt veroorzaakt door de tijdelijke lage stand van de algemene reserve. Zoals ook elders in deze Programmabegroting is vermeld zal de algemene reserve de komende jaren stapsgewijs verbetere

 

 

III. Onderhoud kapitaalgoederen

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

In de openbare ruimte bevinden zich veel zaken die eigendom van de gemeente zijn. Deze eigendommen kunnen als volgt worden ingedeeld:

  • infrastructuur: wegen, water en riolering
  • voorzieningen: groen, verlichting, sportvelden, speelvoorzieningen
  • gebouwen: scholen, sport- en welzijnsaccommodaties, huisvesting gemeente en brandweer

Al deze eigendommen, die ook wel kapitaalgoederen worden genoemd, moeten door de gemeente worden onderhouden. De door de gemeenteraad vastgestelde kwaliteitsniveaus worden in deze paragraaf toegelicht.

Welke afspraken zijn over het onderhoud van de kapitaalgoederen gemaakt?

Terug naar navigatie - Welke afspraken zijn over het onderhoud van de kapitaalgoederen gemaakt?

De gemeenteraad heeft beleids- en beheerplannen vastgesteld die de uitgangspunten bevatten voor dat onderhoud. Het kwaliteitsplan BOR is een goed instrument gebleken om daadwerkelijk de afgesproken kwaliteit in de praktijk te realiseren. Een aantal plannen moet worden herzien. In de plannen die op termijn ter vaststelling worden aangeboden wordt het kwaliteitsniveau concreter geformuleerd. Hierdoor is een betere afweging te maken.

Beleidsdocument Datum vaststelling Geplande actualisatie[1]
Beheerplan wegen 2014 - 2018 17-03-2015 2018
Gemeentelijk Rioleringsplan 20-08-2013 2017[2]
Beleidsplan Openbare Verlichting 30-05-2006 2016
Beleidsplan Speelvoorzieningen23-05-2012 onbekend onbekend
Nota Voorziening groot onderhoud gemeentelijke accommodaties 26-02-2008 nog onbekend
Gemeentelijke accommodaties niet zijnde gebouwen (sportvelden, veldmeubilair, sportinventaris) 28-10-2008 nog onbekend

[1] Het jaartal geeft weer in welk jaar de actualisatie leidt tot een voorstel aan de gemeenteraad.
[2]
Zie ook de opmerkingen over de bekostigingssystematiek riolering in de paragraaf lokale lasten.

Kwaliteitsniveaus

Terug naar navigatie - Kwaliteitsniveaus

In het Kwaliteitsplan Beheer Openbare Ruimte is gewerkt met drie kwaliteitsniveaus te weten laag, basis en goed[3]. Deze kwaliteitsniveaus zijn in het hierna opgenomen overzicht uitgewerkt, zodat duidelijk wordt wat eronder wordt verstaan. (overigens wordt in de CROW –systematiek gewerkt met niveaus A+ tot en met D maar worden vanwege de leesbaarheid van deze paragraaf vertaald in onderstaande kwalificaties Laag, Basis en Hoog).

Kwaliteitsniveau

Laag

Basis

Hoog

Wettelijke voorschriften

Het onderhoudsniveau voldoet niet of niet-geheel aan de minimaal vereiste wettelijke voorschriften

Het onderhoudsniveau voldoet voldoende aan de vereiste wettelijke voorschriften

Het onderhoudsniveau voldoet ruimschoots aan de vereiste wettelijke voorschriften

Duurzaamheid (Vervangingstermijnen)

Door het lage onderhoudsniveau wordt de levensduur van het kapitaalgoed korter dan gebruikelijk

De levensduur is de gebruikelijke vervangingstermijn van het kapitaalgoed

Door het hoge onderhoudsniveau wordt de levensduur van het kapitaalgoed verlengd

Opbouw achterstallig onderhoud

Achterstallig onderhoud komt periodiek voor

Achterstallig onderhoud komt incidenteel voor

Achterstallig onderhoud komt niet voor

Milieu effecten

Het onderhoudsniveau van het kapitaalgoed is zodanig dat in onvoldoende mate efficiënt en zuinig met natuurlijke hulpbronnen wordt omgegaan

Het onderhoudsniveau van het kapitaalgoed is zodanig dat in voldoende mate efficiënt en zuinig met natuurlijke hulpbronnen wordt omgegaan

Het onderhoudsniveau van het kapitaalgoed is zodanig dat in ruime mate efficiënt en zuinig met natuurlijke hulpbronnen wordt omgegaan

Oordeel inwoners

(schaal 1,0-10,0)

Score 1,0 - 5,5

Score 5,5 – 7,0

Score 7,1 – 10,0

Veiligheid (objectief)

Door de wijze van onderhoud bestaat een gerede kans op ongelukken

Door de wijze van onderhoud bestaat weinig kans op ongelukken

Door de wijze van onderhoud bestaat een zeer geringe kans op ongelukken

Gevoelswaarde inwoners (subjectief)

Inwoners ervaren de openbare ruimte (m.b.t. het betreffende kapitaalgoed) als onveilig en onvoldoende leefbaar

Inwoners ervaren de openbare ruimte (m.b.t. het betreffende kapitaalgoed) als voldoende veilig en leefbaar

Inwoners ervaren de openbare ruimte (m.b.t. het betreffende kapitaalgoed) als zeer veilig en leefbaar

Klachten

De gemeente ontvangt veel klachten over het kapitaalgoed

De gemeente ontvangt weinig klachten over het kapitaalgoed

De gemeente ontvangt geen klachten over het kapitaalgoed

Claims

Grote kans op gegronde schadeclaims

Weinig kans op gegronde schadeclaims

Geen kans op gegronde schadeclaims

[3] In de overzichten is het kwaliteitsniveau “goed” gewijzigd in “hoog”.

In plannen vastgelegde kwaliteitsniveaus van het onderhoud

Terug naar navigatie - In plannen vastgelegde kwaliteitsniveaus van het onderhoud

Naam beleids-/beheersplan

Datum raadsbesluit

Kwaliteitscriteria (laag, basis of hoog)

Beheerplan Openbare Ruimte

 

 

14-12-2010

Wegen 

 

Groen

Binnen bebouwde kom:

Buiten bebouwde kom: 

Bedrijventerreinen:       

Straatreiniging

Centra en bebouwde kom:

Buiten bebouwde kom:     

Bedrijventerreinen:            

Openbare verlichting:

Straatmeubilair

Binnen bebouwde kom: 

Buiten bebouwde kom:  

Bedrijventerreinen:        

basisniveau

basis/hoog niveau

basisniveau

basisniveau

 

 

 

hoog niveau

basisniveau

basisniveau

basisniveau

basisniveau

basisniveau

basisniveau

 

Beheerplan Wegen 2014 - 2018

 

17-03-2015

Wegen                               basisniveau

Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP)

20-08-2013

De gemeente moet voldoen aan de gemeentelijke watertaken zoals beschreven in de Wet milieubeheer en de Wet op de waterhuishouding. Deze taken vormen de basis van het GRP 2013-2017. Uitgangspunten bij het  opstellen van het GRP waren:

·       In stand houden van de huidige voorzieningen, waarbij wordt voldaan aan de wettelijke voorschriften.

·       Geen tariefsverhoging rioolheffing t/m 2016. O.a. door een herziening van de bekostigingssystematiek kan de rioolheffing voor 2016 worden verlaagd met 14 % en wordt voor 2017 geen tariefswijziging voorzien. In het eind 2017 vast te stellen GRP 2018-2022 zullen de tarieven opnieuw worden berekend en vastgesteld. Het na te streven kwaliteitsniveau kan worden bepaald op “basis”. In het najaar van 2016 wordt gestart met de voorbereidingen voor de evaluatie van het GRP.

Beleidsplan Openbare verlichting

30-5-2006

Zowel voor de beheerskaders (masten, armaturen, etc.) als voor de beleidskaders (sociale veiligheid, verkeersveiligheid, etc.) is in het plan vastgelegd dat het na te streven kwaliteitsniveau “basis” is. Er is gezamenlijk met Lingewaard een onderhoudsbestek opgesteld en aanbesteed. De planning voor een nieuw beleidsplan is najaar 2016.

Beleidsplan Speelvoorzieningen

23-05-2012

Onderhoud en beheer van speelvoorzieningen gaat uit van wettelijke (veiligheids)voorschriften. Met behulp van inspecties wordt dit geborgd. Er is een grens aan de financiële ruimte voor het onderhoud en beheer. Met behulp van een meerjaren renovatieplan wordt wijk- en kerngericht gewerkt aan renovaties van speelruimte.

Nota voorziening groot onderhoud gemeentelijke accommodaties

26-2-2008

Het gaat hier om de gemeentelijke gebouwen voor welzijn en sport, de schoolgebouwen en de overige gebouwen (huisvesting bestuur en ambtenaren, brandweer, enz.). De basis onder de onderhoudsbegrotingen is gelegen in door derden opgestelde meerjarenonderhouds-planningen. In 2013 zijn er nieuwe meerjarige onderhoudsplannen gemaakt. Deze onderhoudsplannen worden in 2017 weer geactualiseerd. We gaan kritisch om met het onderhoud. Indien op basis van de meerjarenonderhoudsplannen vervanging noodzakelijk is, bekijken we eerst kritisch of vervanging daadwerkelijk nodig is. Incidenteel komt achterstallig onderhoud voor. Wij gaan op een afgewogen manier met de financiële middelen om. Op basis hiervan kan het na te streven onderhoudsniveau worden aangemerkt als “basis”.

Gemeentelijke accommodaties niet zijnde gebouwen (voetbalvelden, veldmeubilair en sportinventaris)

28-10-2008

Bij de voetbalvelden bekijken we jaarlijks kritisch welk onderhoud daadwerkelijk nodig is. We hebben hiervoor geen meerjarenonderhouds-plannen gemaakt omdat in de uitvoeringsagenda als voornemen staat dat de onderhoudsbijdrage aan de voetbalverenigingen wordt geprivatiseerd. Dit zou betekenen dat alle voetbalverenigingen zelf verantwoordelijk worden voor het onderhoud en dat hiervoor geen bijdrage van de gemeente meer tegenover staat. De sportinventaris wordt jaarlijks gekeurd. Aan de hand van deze keuring bekijken we of vervanging nodig is of dat onderhoud voldoende is. Ook controleren we middels jaarlijkse inspecties het veldmeubilair. Aan de hand hiervan bekijken we welk veldmeubilair aan vervanging toe is. Op basis hiervan kan het na te streven onderhoudsniveau worden aangemerkt als “basis”.

Financiële consequenties

Terug naar navigatie - Financiële consequenties

Voor klein onderhoud, investeringen en stortingen in voorzieningen voor groot onderhoud van al onze kapitaalgoederen is € 7,5 miljoen in de begroting 2017 opgenomen. Dat is ongeveer 7% van de totale begroting. In de volgende tabel staan de budgetten vermeld die voor het onderhoud beschikbaar zijn om het door de raad opgedragen kwaliteitsniveau waar te maken. Tevens wordt aangegeven of er naast deze budgetten onderhoudsvoorzieningen of bestemmingsreserve (BR) zijn gevormd, waaruit het groot onderhoud op de langere termijn kan worden bekostigd. In het geval dat “nvt” wordt vermeld, wordt daarmee bedoeld dat er geen onderhoudsvoorziening of bestemmingsreserve beschikbaar is. In dat geval zijn de onderhoudskosten geheel opgenomen in de exploitatiebegroting.

Omschrijving

 

Plan

 

Jaar vast-stelling

Begroot

2017

Voorz. /BR beschikbaar

Voldoende

omvang?

Wegbeheer

Beheerplan Wegen

2015

€     2.855.458

neen

nvt

Straatverlichting

Beleidsplan Openbare Verlichting

2006

€        326.500

neen

nvt

Straatreiniging

Beheerplan Openbare Ruimte

2010

€         28.486

neen

nvt

Water

Waterplan gemeente Overbetuwe

nvt

€        134.553

Maakt deel uit van GRP

Zie GRP

Schoolgebouwen

Nota voorziening groot onderhoud gemeentelijke accommodaties.

Basis is het M.O.P. 2013

2008

€          19.570

ja

ja

Openbaar groen

Beleidsplan Openbare Ruimte

2010

€     1.408.048

neen

nvt

Speelvoorzieningen

Speelruimteplan

2012

€        139.089

neen

 

nvt

Riolering

GRP 2013-2017

2013

€     2.521.878-[1]

ja

ja

Gebouwen voor welzijn en sport

Nota voorziening groot onderhoud gemeentelijke accommodaties

Basis is het M.O.P. 2013

2008

€        177.872

ja

ja

Gebouwen voor huisvesting bestuur en ambtelijk apparaat

Nota voorziening groot onderhoud gemeentelijke accommodaties

Basis is het M.O.P. 2013

2008

€        225.724

ja

ja

Totaal

 

 

 €   7.410.775

 

 

[1] Excl. de onttrekking uit de voorziening.

In bovenstaande financiële gegevens zijn de bedragen uit de betreffende taakvelden verwerkt.
Voor de gemeentelijke gebouwen zijn de ramingen voor onderhoudslasten uit het meerjarenonderhoudsplan op het overzicht vermeld. Op de taakvelden van de gemeentelijke gebouwen zijn namelijk ook overige niet onderhoudsgerelateerde exploitatielasten verwerkt.

IV. Financiering

Algemene ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Algemene ontwikkelingen

Beleidskader
Het financieringsbeleid is vastgelegd in het Treasurystatuut gemeente Overbetuwe 2016.
De financieringsparagraaf is samen met het treasurystatuut voorgeschreven in de wet Financiering Decentrale Overheden (Wet Fido).

1.1 Interne ontwikkelingen
De uitvoering van de treasuryfunctie vindt plaats op grond van de regelgeving zoals vastgelegd in het treasurystatuut. Door middel van het aantrekken van kasgeldleningen wordt optimaal gebruik gemaakt van de lage rente en door spreiding in de looptijden van langlopende geldleningen wordt het renterisico optimaal gespreid.
De geldstromen die voortkomen uit de grote projecten en de grondcomplexen bepalen in grote mate de omvang van de financieringsbehoefte.

1.2 Externe ontwikkelingen
De economische groei in de eurozone daalt naar verwachting in 2017 naar 1,5%. Voor 2016 wordt 1,6% verwacht. De Nederlandse economie groeit in 2017 naar verwachting met 1,6%. De prognose voor 2016 is 1,7%. De inflatie loopt in de eurozone licht op naar 1,3%. De toename van de inflatie  in 2017 wordt voornamelijk veroorzaakt door oplopende energieprijzen.  
De economische gevolgen van de Brexit zijn aanzienlijk. De Amerikaanse Citibank verwacht dat de Britse economie in 2017 nog maar 0,9% zal groeien in plaats van 2,1%. De gevolgen voor de bedrijvigheid in de eurozone zijn naar verwachting beduidend geringer. Kleine landen als Ierland en Nederland zullen wat sterker worden geraakt dan de grote landen.
De ECB zal een ruim monetair beleid blijven voeren. De centrale bank koopt tot maart 2017 maandelijks voor een bedrag van € 80 mld. aan staatsleningen en andere effecten op. Het depositotarief (waarvan de korte rente wordt afgeleid)  wordt naar verwachting nog 0,1% verlaagd naar -0,5%. De overige officiële tarieven blijven onveranderd. Het ruime monetaire beleid ondersteunt de economische groei in het eurogebied. De lange rentetarieven zullen mede onder invloed van een hogere inflatie naar verwachting wat gaan oplopen naar circa 1%.

Leningen

Terug naar navigatie - Leningen

2.1 Langlopende leningen
Op basis van de huidige beschikbare schattingen zal voor het begrotingsjaar 2017 de vaste geldleningenportefeuille groeien met € 6 miljoen tot afgerond € 68 miljoen.

Als de opbrengsten, voornamelijk uit grondverkopen, achterblijven bij de prognose zal er een groter beroep op de kapitaalmarkt gedaan moeten worden.

2.2 Rentekosten
In de kadernota 2017 zijn de nieuwe kaders gedefinieerd voor de berekening en toerekening van rente. Naast betere afstemming op de actuele marktrente zijn ook de onlangs vastgestelde wijzigingen van het Besluit Begroting en Verantwoording aanleiding geweest het rentebeleid te herzien. Hieronder de tien belangrijkste uitgangspunten die vanaf 2017 gelden:

 

  1. Rente aan te trekken kortlopende leningen 0,5%.
  2. Rente aan te trekken lang geld 2,5%.
  3. De rekenrente over reserves en voorzieningen verlagen van 4,5 naar 2,5%.
  4. Geen rente meer berekenen over de reserves met uitzondering van de bestemmingsreserves kapitaallasten en een drietal soortgelijke reserves.
  5. De rentetoerekening over voorzieningen naar de exploitatie handhaven.
  6. In de jaarstukken 2016 voor grondexploitatie het nieuw berekende rentepercentage van 2,5% hanteren en tevens in de begroting 2017.
  7. a. In de begroting 2017 geen afzonderlijke stelpost meer opnemen (buiten de totale renteberekening) ter correctie van het verschil in rentekosten, veroorzaakt door o.a. verschillen tussen de werkelijke en de geraamde financieringsbehoefte.
    b. Het saldo van de positieve correctie in de totale renteberekening verlagen van € 565.000 naar € 300.000.
  1. De rente van nieuwe investeringen met ingang van 2017 te verlagen van 4,5 naar 2,5%.
  2. Met ingang van 2017 (Kadernota en begroting 2017) de kapitaallasten van PNL-posten een  jaarschijf later ramen dan het jaar waarin de investeringen worden geraamd (bijv. investering 2017, kapitaallasten volledig ramen m.i.v. jaarschijf 2018, etc.).
  3. Met ingang van de begroting 2017 voor alle oude investeringen het uniforme nieuwe percentage van 2,5 toepassen. (voor nadere informatie over het renteonderzoek zie de kadernota 2017)

In de begroting 2017 wordt rekening gehouden met een totaal bedrag aan rentelasten van afgerond €  3,5 miljoen. De totale boekwaarde van de investeringen bedraagt per 1 januari 2017 € 137 miljoen.

2.3 Mutaties in portefeuille opgenomen leningen
In onderstaande tabel treft u de verwachte ontwikkeling aan van de financierings- en beleggingspositie in 2017.

Mutaties in de leningenportefeuille (bedragen x € 1.000)

Bedrag  Gemiddelde rente

Raming stand per 1-1-2017

     62.100

3,14%

Nieuwe langlopende leningen

     15.400

2,50%

Reguliere aflossingen

    - 9.378

1,58%

Vervroegde aflossingen

        n.v.t.

 

Renteaanpassingen (oud percentage)

        n.v.t.

 

Renteaanpassingen (nieuw percentage)

        n.v.t.

 

Raming stand per 31-12-2017

     68.122

2,64%

 

 

Risicobeheer

Terug naar navigatie - Risicobeheer

De belangrijkste algemene financiële risico’s bij de uitvoering van het treasurybeleid zijn koersrisico’s, renterisico's en kredietrisico's. Hieronder wordt weergegeven in hoeverre deze risico’s zich bij onze gemeente voordoen en hoe de gemeente deze risico's beheerst.

3.1 Koersrisico
De koersrisico's van de gemeente zijn beperkt omdat uitsluitend middelen kunnen worden uitgezet in vastrentende waarden, zoals deposito's en obligaties bij gerenommeerde banken en instellingen (conform treasurystatuut). Door afstemming van de looptijden op de liquiditeitenplanning kunnen deze in principe tot het einde van de looptijd worden aangehouden. Omdat onze gemeente geen overtollige liquiditeiten heeft, zullen uitzettingen niet tot nauwelijks voorkomen in 2017.

3.2 Renterisico
Voor korte en lange financiering gelden de Fido-normen kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Beide worden hierna toegelicht:

Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet geeft de hoogte van het bedrag aan waarover renterisico mag worden gelopen. Hieronder vallen alle financieringen met een looptijd korter dan 1 jaar. De kasgeldlimiet voor het jaar 2017 bedraagt 8,5% van de exploitatiebegroting van de gemeente, is afgerond € 7,7 miljoen.

Kasgeldlimiet 2017 (bedragen x € 1.000)

 

(1): Gemiddelde vlottende schuld

 

 

 

 

(2): Gemiddelde vlottende middelen

7.000

        0

(3): Netto vlottende schuld (+) / Overschot vlottende middelen (-) (1-2)     

 

                              

 

(4): Kasgeldlimiet (8)

7.000

7.700

(5): Ruimte/Overschrijding t.o.v. kasgeldlimiet (4-3)

 

   700

Berekening kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet moet berekend worden bij aanvang van elk kalenderjaar en bij wijziging van elk percentage (post 7)

 

 

(6): Begrotingstotaal

 


(7): Het bij ministeriële regeling vastgestelde percentage

 


(8): Kasgeldlimiet (6x7)

 

 

 

 

91.100

8,50%

7.700

 

De Renterisiconorm
De renterisiconorm heeft als doel om het renterisico bij herfinanciering te beheersen. Hoe meer de aflossing van de schuld in de tijd wordt gespreid, hoe minder gevoelig de begroting wordt voor renteschokken bij herfinanciering. De renterisiconorm houdt in, dat de jaarlijks verplichte aflossingen en de renteherzieningen niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal.

Renterisiconorm (bedragen x € 1.000)

2017

2018

2019

2020

Renteherzieningen

0

0

0

1.002

Aflossingen

9.378

9.500

9.500

9.500

Renterisico

9.378

9.500

9.500

10.502

Renterisiconorm

18.220

18.584

18.956

19.335

Ruimte onder renterisiconorm

8.842

9.084

9.456

8.833

 

 

 

 

 

Berekening renterisiconorm

Begrotingstotaal

91.100

92.922

94.780

96.676

Percentage regeling

20%

20%

20%

20%

Renterisiconorm

18.220

18.584

18.956

19.335

Uit de tabel blijkt dat de renterisiconorm in de bovenvermelde periode niet zal worden overschreden.

3.3 Kredietrisico's
Onze gemeente zal in het begrotingsjaar 2017 voor een bedrag van afgerond € 6,9 miljoen te maken krijgen met kredietrisico. Dit kredietrisico heeft betrekking op onderstaande leningen (uitzettingen).

  • De gemeente heeft een lening doorverstrekt aan ondernemingscentrum De Schalm van € 1.520.000. De waarde per 1 januari 2017 bedraagt € 1.084.000.
  • Hypothecaire geldleningen verstrekt aan personeel met een boekwaarde per 1 januari 2017 van € 731.000 (betreffen restanten van de opgeheven regelingen).
  • Achtergestelde geldlening aan Vitens. In 2006 zijn de preferente aandelen Vitens verkocht en omgezet in een lening. De waarde per 1 januari 2017 bedraagt € 776.000.
  • Overige leningen aan verenigingen, scholen en personeelsregelingen voor een bedrag van totaal € 332.000 per 1 januari 2017.
  • Verstrekte geldlening SVn inzake Startersleningen van afgerond € 4 miljoen per 1 januari 2017. Rente en aflossing zijn afhankelijk van het aantal Startersleningen.

Derivaten
Derivaten worden in de markt onder meer afgesloten ter afdekking van (rente)risico’s. De gemeente Overbetuwe maakt geen gebruik van derivaten.

Algemene eindconclusie
Onze gemeente blijft onder de vastgestelde normering voor de kasgeldlimiet en de het renterisico.

 

V. Bedrijfsvoering

Bedrijfsvoeringsparagraaf begroting 2017

Terug naar navigatie - Bedrijfsvoeringsparagraaf begroting 2017

1.1 Bedrijfsvoering algemeen
In deze paragraaf komen de verschillende onderwerpen op het terrein van de bedrijfsvoering aan de orde. Eerst schetsen wij hoe de gemeentelijke bedrijfsvoering er in 2020 uit zal zien, vervolgens geven wij aan de hand van de Uitvoeringsagenda 2016-2018 waar de focus de komende twee jaar op ligt tenslotte vermelden we per ‘PIOFACH’ onderwerp de ontwikkelingen voor 2017.

1.2 Toekomstschets & bedrijfsvoering 2020
Als ‘eerste overheid’ krijgen gemeenten steeds meer (rijks)taken die op lokaal niveau moeten worden vormgegeven en uitgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn de decentralisaties van de afgelopen jaren en de verruiming van het gemeentelijk belastinggebied en de omgevingswet die in de nabije toekomst op ons af komen. De gemeente neemt bij het realiseren van deze wettelijke taken en bij het oppakken van maatschappelijke vraagstukken steeds meer de rol van verbinder van partijen op. Bijvoorbeeld door met partijen een gezamenlijke visie te ontwikkelen gericht op meedoen en zelfredzaamheid. Essentieel hierbij is dat de ‘verandering’ en het ‘maatwerk’ steeds meer een continue factor in de maatschappij is. Dit vergt een flexibelere, maar ook een resultaatgerichte houding gericht op waardecreatie. Het uitgangspunt daarbij is en blijft dat wij als gemeentelijke overheid de behoefte van de burgers centraal stellen en streven naar een vitale samenleving.

De gemeentelijke bedrijfsvoering volgt en anticipeert op de bovenstaande toekomstschets, door de optimale ondersteuning van de teams die gericht zijn op het beleid, de projecten en verdere dienstverlening. Dit komt tot uiting in een vraaggerichte en flexibele bedrijfsvoering ten behoeve van het primaire proces. In 2020 kenmerkt de relatie van bedrijfsvoering met het primaire proces zich als een ‘klant-leverancier’ relatie. De komende jaren werken we daar als organisatie, samen met externe partners, in juiste stappen naartoe.

1.3 Uitvoeringsagenda 2016-2018
Uitvoeringsagenda 2016 – 2018 is een geactualiseerde versie van de Uitvoeringsagenda 2014-2018, waarin het college zijn speerpunten vanuit het coalitieprogramma 2014-2018 “Durven, Doen en Doorzetten” heeft geactualiseerd en verder heeft uitgewerkt voor de komende jaren.
Rondom de bedrijfsvoering zijn de volgende zes punten uit deze uitvoeringsagenda 2016-2018 van belang:

  • Strategisch HR beleid
  • Verbeterde P&C cyclus
  • Goed rentmeesterschap
  • Besparen op inkoop
  • Flexibel werken met passende faciliteiten
  • Verbeteren informatievoorziening

Organisatie
Om (blijvend) te kunnen anticiperen op ontwikkelingen in de samenleving en de rol die we daarbij als overheid hebben, werken we aan een flexibele en schaalbare organisatie. Hierdoor blijven we van toegevoegde waarde bij de diverse maatschappelijke opgaven die er spelen. We streven daarbij naar een kwalitatieve, efficiënte en effectieve organisatie, waarbij bedrijfsvoering ondersteunend is aan de werkwijzen in het primaire proces. Om dit te kunnen bereiken zetten we in 2017 de lijn voort die we in 2016 zijn ingeslagen op het gebied van P&O. Zo wordt in 2017 ingezet op de effectuering van de HR-visie door o.a. te werken aan een passende formatie en bezetting, duurzame inzetbaarheid, aandacht voor houding en gedrag, continuïteit van het MD-programma voor leidinggevenden, aandacht voor werkbeleving van onze medewerkers en diversiteit van ons personeelsbestand.

Personeel
Naast bovenstaande ontwikkelingen zijn in 2017 belangrijke thema’s:

  • de uitwerking van de uitkomsten van het medewerkersonderzoek 2016;
  • de uitwerking van de afspraken die voortvloeien uit het CAO-akkoord. zoals de invoering van het individueel keuzebudget (IKB) met ingang van 1 januari 2017 en
  • de verdere doorontwikkeling van E-HRM.

Personeelsbudget / formatieontwikkeling
In de kadernota 2017 is het bedrag opgenomen dat op basis van de systematiek voor het personeelsbudget maximaal beschikbaar is. Dit is voor 2017 € 66.000. Zoals in voorgaande jaren hebben we gekeken welke toename we noodzakelijk vinden. Onze conclusie is dat we voor een aantal voorstellen dekking kunnen vinden binnen het huidige personeelsbudget. Voor het resterende bedrag doen we een beroep op het structurele budget van € 66.000 voor uitbreiding die wij structureel noodzakelijk achten.

Bij het opmaken van de Kadernota 2018 is de verwachting dat wij meer zicht hebben op de effecten van bepaalde speerpunten voor de ontwikkeling van het personeelsbudget en wordt hierover gerapporteerd. Deze speerpunten (bijv. passende formatie / passende bezetting, duurzame inzetbaarheid van onze medewerkers) vloeien onder andere voort vanuit de HR-visie en ambitie van de organisatie.

Onderstaand overzicht geeft inzicht in de financiële ontwikkeling van het personeelsbudget vanaf 2012 t/m 2017. De stijging van het personeelsbudget in 2016 en 2017 ten opzichte van 2015 is vooral te verklaren door loonkostenontwikkelingen die voortkomen vanuit cao-afspraken (3% loonsverhoging in 2016 en 0,4% in 2017).

 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Totale omvang personeelsbudget obv primaire begroting[1]

19.753.000

20.252.533

 20.088.307

18.721.895

19.438.999

19.591.817

Totale omvang personeelsbudget obv aangepaste begroting (incl. mutaties)

19.411.351

19.637.385

19.913.809

18.743.723

 

 

Werkelijke uitgaven personeelsbudget[2]


18.333.071

18.688.058

19.297.422

18.795.958

 

 

 

Traineeship
De Vereniging P&O-netwerk Ede-Arnhem-Nijmegen heeft het voornemen op 1 januari 2017 te starten met een regionaal traineeship. Onze gemeente participeert ook in dit netwerk. Het doel van het traineeship is om jonge, getalenteerde professionals aan te trekken. Onze gemeente gaat hieraan deelnemen door plaatsing van één trainee. De kosten die voortvloeien uit het traineeship worden vooralsnog gedekt vanuit het personeelsbudget.

Individueel Keuze Budget (IKB)
In het cao-akkoord zijn afspraken gemaakt over het IKB. Met het IKB krijgen medewerkers meer keuzevrijheid over de inhoud van hun arbeidsvoorwaardenpakket. Medewerkers kunnen hierdoor keuzes maken die gerichter aansluiten bij hun werk en privésituatie. Het IKB geeft invulling aan de moderne arbeidsverhoudingen, waarin de eigen verantwoordelijkheid en zeggenschap van de medewerkers centraal staat. Het IKB is met ingang van 1 januari 2017 van kracht. Het IKB heeft in eerste instantie geen financiële effecten omdat de vakantie- en eindejaarsuitkering en levensloopbijdrage grondslag zijn voor het IKB. Deze zijn al opgenomen in de reguliere begroting.

In het IKB is de mogelijkheid opgenomen om twee bovenwettelijke verlofdagen te verkopen. Het VNG heeft geadviseerd om 0,8% van de loonkosten hiervoor te reserveren. Dit betekent voor onze organisatie plusm. € 130.000. Conform de uitgangspunten van het personeelsbudget wordt het personeelsbudget verhoogd met de financiële effecten die een cao afspraak heeft voor onze organisatie.

Voorgesteld wordt de aankomende twee jaar de ontwikkeling van het IKB af te wachten en bij de Kadernota 2019 aan te geven welke financiële effecten dit heeft voor het personeelsbudget. De financiële effecten in 2017 en 2018 worden gerapporteerd in de bestuursrapportages van dat kalenderjaar. Het IKB leidt tot een eenmalige administratieve lastenverschuiving i.v.m. de in de administratie op te nemen vakantiegeldverplichting per 31 december 2016. Hierover wordt gerapporteerd in de najaarsnota 2016.

Verzuim
Het landelijk verzuim laat zowel voor onze gemeenteklasse (20.000 – 50.000 inwoners) als voor alle gemeenten vanaf 2015 een lichte stijging zien. Het verzuim binnen onze organisatie laat ook in 2015 een lichte daling zien. Alhoewel verzuimontwikkeling en het verzuim aandachtspunten zijn blijkt een groot aandeel (ruim 3%) niet beïnvloedbaar en langdurig verzuim te zijn. In onderstaande tabel is de ontwikkeling van het werkelijke ziekteverzuim weergegeven.

Ontwikkeling ziekteverzuim (excl. zwangerschapsverlof )

 

2012

2013

2014

2015

2016

Norm[3]

4%

4%

4%

4%

4%

Werkelijk

4,5%

5,7%

5,5%

5,4%

5,4%[4]

Gemeenteklasse

20.000 – 50.000 inwoners

4,8%

4,8%

4,8%

4,9%

N.n.b.

Landelijk [5] gemeenten

5,3%

5,2%

5,1%

5,3%

N.n.b.

 

Financiën
In de Uitvoeringsagenda 2016-2018 treft u onder andere speerpunt 48 ‘Verbeterde P&C cyclus’ en speerpunt 70 ‘Goed rentmeesterschap’ aan. Beide speerpunten lichten wij hierbij beknopt toe.

Speerpunt 48
We willen bijdragen aan een meer eigentijdse P&C cyclus, passend bij de sturingsbehoeften van management, raad en college. Met dit speerpunt willen we meer in control komen als bestuur en organisatie. Het budgetbeheer en de processen rond de P&C cyclus moeten zodanig plaatsvinden dat op elk moment relevante informatie beschikbaar is zonder extra inspanning. Adequate informatievoorziening is hierbij van groot belang en is mogelijk indien het budgetbeheer naar behoren wordt ingevuld en het proces van kaderstelling en controle goed functioneert. Op projectbasis werken we dit speerpunt uit.
We stellen ons daarbij ten doel om m.i.v. 2017 over een toegankelijk en hanteerbaar informatiesysteem te beschikken waarmee we de informatievoorziening naar het dagelijks en algemeen bestuur verbeteren.
Onderdeel van het project is het opstellen van een aangepaste gemeentebegroting conform de nieuwe administratieve voorschriften o.g.v. het gewijzigde Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Deze nieuwe regels zijn van toepassing met ingang van de begroting 2017. Het belangrijkste doel van deze aanpassing is het doorvoeren van vereenvoudiging en betere vergelijkbaarheid van gemeenten.

Daarnaast zorgen we ervoor dat we als onderdeel van dit project m.i.v. 2017 beschikken over een geactualiseerde financiële verordening en budgethoudersregeling.

Speerpunt 70:
Doelstelling van dit speerpunt is het op orde brengen en houden van de gemeentelijke financiële positie waarbij we zorgen voor een goed eenmalig en structureel weerstandsvermogen. M.a.w.: zorgen voor solide en toekomstbestendige financiën. In de Kadernota 2017 hebben we hierin al belangrijke stappen gezet, onder andere door voor de periode 2017-2020 substantiële begrotingsoverschotten te presenteren. In voorliggende begroting treft u een actualisatie van die meerjarencijfers aan. Ook heeft de raad met de kadernota ingestemd met het streven naar een gemiddeld structureel overschot van € 1 miljoen per jaarschijf en het hanteren van een minimum omvang van € 10 miljoen van de algemene reserve. Tevens zijn de voorstellen overgenomen die voortvloeien uit het uitgevoerde renteonderzoek en die ertoe bijdragen dat we de P&C-stukken eenvoudiger en inzichtelijker maken.

Inkoop
Voor de jaren 2016, 2017 en een deel van 2018 concentreren wij ons voor wat betreft de inkoopfunctie op de kerntaken: ‘advisering aan de organisatie’, ‘wettelijke verplichte taken’ en de prioriteiten uit de uitvoeringsagenda.
Concreet worden in 2017 de volgende taken uitgevoerd:

  • Inkoopkalender 2017 opstellen;
  • Elektronisch aanbesteden implementeren (verplicht vanaf juli 2017);
  • Stimuleren lokaal ondernemerschap, waaronder het evenement Koopt Overbetuwsche Waar, een marktdag MKB Midden Nederland, regio Arnhem en Betuwe Onderneemt Beter;
  • Actualiseren inkoopbeleid en Algemene inkoopvoorwaarden naar aanleiding van de gewijzigde aanbestedingswet

Huisvesting
De informatie over dit onderwerp is te vinden in de uiteenzetting van de financiële positie.

Communicatie
We willen naar een communicatievere organisatie en richten ons daarbij in 2017 op de volgende speerpunten:

  • We halen ‘buiten’ meer naar binnen en anticiperen pro-actief op berichtgeving van de buitenwereld o.a. door monitoring (sociale) media;
  • We rollen een nieuw social-mediabeleid gebaseerd op dialoog uit;
  • Met hulp van ons nieuwe intranet (een sociaal intranet) stimuleren we de organisatie in de interne, maar ook externe samenwerking en kennisuitwisseling;
  • We ondersteunen (nieuwe) initiatieven op het gebied van inwonersparticipatie en inwonersonderzoek;
  • Bij de toepassing van nieuw communicatiebeleid / communicatief handelen op basis van uitgangspunten van effectieve publiekscommunicatie coachen en ondersteunen wij collega’s.

Informatievoorziening
Het is een landelijke trend dat er meer zelfredzaamheid van de burger wordt verwacht. Ook binnen onze gemeente wordt dat opgepakt. Het betekent dat bij het aankopen van systemen de burger als (eind)gebruiker een steeds prominentere rol gaat krijgen.

  • Een vraag die komend jaar wordt beantwoord, is of we het mogelijk kunnen maken dat de burger direct inzicht krijgt in de eigen gegevens en deze eventueel kan bewerken. Dit betekent voor de burger én voor de ambtenaar een geheel andere manier van denken en werken.
    Als eerste worden hiervoor modules voor burgerzaken geïntroduceerd waarmee dit mogelijk is. Bij de introductie van andere dienstverlenende modules houden we hier ook rekening mee;
  • Binnen de gemeentelijke organisatie wordt steeds meer in ketens en minder in kolommen gewerkt. Dit betekent dat informatie heel gemakkelijk tussen de verschillende kolommen gedeeld en gebruikt moet kunnen worden. Iedere kolom kijkt met een eigen ‘specialisme’ naar de informatie. Daarom is er in 2016 een project opgestart om zaakgericht werken in te richten. Dit zal in 2017 verder vorm gaan krijgen. Hierdoor wordt ook de beweging die is ingezet om steeds digitaler te gaan werken optimaal ondersteund. Bij de bepaling van de te implementeren processen wordt nadrukkelijk samengewerkt met het Lean-traject.
  • Daarnaast wordt er binnen de organisatie steeds beter gestuurd op informatie. Systemen die deze informatie moeten leveren zijn aangeschaft. Ook sluiten we in 2017 aan bij “vensters voor bedrijfsvoering”. Hierdoor kunnen we op een goede manier informatie met andere gemeenten delen en van elkaar leren.
  • In navolging van het beter sturen op en met informatie zal in 2017 gestart worden met het combineren van verschillende data- en informatiebronnen. Daardoor wordt de kracht van informatie steeds sterker en kunnen we deze bijvoorbeeld inzetten voor het aanpakken van verschillende complexe (maatschappelijke) vraagstukken.
  • Een andere dominante ontwikkeling is de invoering van plaats en tijdonafhankelijk werken. In 2016 is een tweetal projecten afgerond die deze ontwikkeling mogelijk maken namelijk; digitalisering van informatie en implementatie van mobiele devices.
  • In september 2015 hebben wij het geactualiseerde informatiebeveiligingsbeleid vastgesteld. Hiermee willen wij als gemeente aantoonbaar voldoen aan het normenkader “Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten” (kortweg de BIG genoemd). De komende jaren zetten wij in op het bereiken van het noodzakelijke niveau van informatieveiligheid en verdere professionalisering van de informatiebeveiligingsfunctie in de organisatie. In 2017 zal daarbij het accent liggen op uitwerken van het uitvoeringsplan en meer awareness creëren.

Lean
Wij willen voor onze inwoners een klantgerichte organisatie door betere, snellere en efficiëntere processen. Hiervoor is halverwege 2016 Lean omarmt als methode voor organisatie-ontwikkeling om dat te realiseren. Dit krijgt vorm in Lean project VOS – Verbeter onze Organisatie Samen. Daarbij worden:

  • Minimaal 10 processen worden klantgerichter en efficiënter ingericht;
  • 3 medewerkers opgeleid tot Lean procesbegeleider, zodat we voor inbedding van Lean niet  afhankelijk zijn van externe procesbegeleiders;
  • 13 medewerkers opgeleid tot procesbeheerder, zodat processen continu worden gemonitord op verbetering;
  • Lean trainingen voor medewerkers aangeboden, ter kennismaking met lean en om quick wins in eigen processen aan te brengen.

In 2017 onderzoeken we hoe Lean de komende jaren verder is in te bedden in onze organisatie. Alleen door continue onze processen te blijven verbeteren kan een klantgerichte organisatie door professionele bedrijfsvoering gerealiseerd worden.

Juridisch
Juridische kwaliteitszorg wordt meer onderdeel van concerncontrol en interne kwaliteit. Jaarlijks wordt aan de hand van kengetallen zoals aantallen en uitkomsten van bezwaren, rechtszaken en aansprakelijkstellingen onderzocht of de organisatie juridisch in control is en of we de juiste dingen goed en klantvriendelijk doen. Er worden gerichte controles uitgevoerd op de juridische kwaliteit van werkprocessen en waar nodig verbeteracties uitgevoerd.

Daarnaast zijn in 2017 de volgende speerpunten van belang:

  • Digitalisering: naast de toenemende digitalisering van interne (juridische) werkprocessen, groeit het aantal digitale juridische procedures. Steeds meer categorieën van besluiten moeten digitaal bekend en beschikbaar gemaakt worden. In 2017 gaan we vooruitlopend op deze verplichting als service aan de inwoner alle officiële bekendmakingen elektronisch publiceren. Ook zal in de loop van 2017 digitale procesvoering bij rechtszaken verplicht wordt voor overheden. Deze procedures worden geïmplementeerd in de werkprocessen.
  • Wijziging mandaatbesluit: voor een efficiënte bedrijfsvoering liggen bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie. Nu zijn alle mandaten specifiek per functie benoemd. Om te voorkomen dat we het mandaatbesluit regelmatig moeten actualiseren als gevolg van wijzigingen in wet- en regelgeving onderzoeken we in 2017 de juridische mogelijkheden van een ‘omgekeerd’ mandaatbesluit, waarin juist de van mandaat uitgezonderde bevoegdheden worden vastgelegd.
  • Privacy en gegevensbescherming: de (Europese) Algemene verordening gegevens-bescherming is in werking getreden en is rechtstreeks van toepassing op lidstaten. Deze stelt hogere eisen aan gegevensbescherming en privacy dan de huidige Wet bescherming persoonsgegevens. Overheden hebben twee jaar de tijd om hier aan te kunnen voldoen. Het jaar 2017 is voor Overbetuwe een overgangsperiode waarin we de gelegenheid hebben om onze processen aan te passen aan deze nieuwe verplichtingen.
  • Ombudscommissie: voor klachten over de gemeente kan een inwoner nu, als hij niet tevreden is over de klachtafhandeling door de gemeente zelf, naar de Nationale Ombudsman. Dit is vaak een langdurig en wat bureaucratisch traject. Om de ombudsfunctie dichter bij de inwoners te brengen en de procedure meer klantgericht te maken wordt in 2017 onderzocht of de instelling van een onafhankelijke lokale ombudscommissie meerwaarde heeft. Zo ja, dan bereiden wij besluitvorming hierover voor.

 

[1] De primaire en aangepaste begroting van het personeelsbudget ontwikkelt zich lager dan conform de systematiek. Dit is vanaf 2012 aan de orde en met name vanaf 2015. Dit is in hoofdlijnen te verklaren door bijstellingen van de groei van het inwonersaantal en met name door de taakstellingen op het personeelsbudget.  Daarnaast is minder beroep gedaan op het jaarlijkse budget voor formatie-uitbreidingen zoals opgenomen in de Kadernota’s. Ook hebben loon- en sociale premieontwikkelingen en correcties i.v.m. organisatieontwikkelingen (bijv. de Odra en VGGM) effect op het personeelsbudget.

[2] Verschillen tussen de begroting (primair en werkelijk) en werkelijke uitgaven zijn gerapporteerd in de bestuursrapportages.

[3] de norm is vastgesteld excl. zwangerschapsverlof

[4] percentage is over de periode januari t/m augustus 2016

[5] bron: personeelsmonitor  2012 t/m 2015 van het VNG

 

VI. Verbonden partijen

Verbonden partijen

Terug naar navigatie - Verbonden partijen

3.6.1    Inleiding
Op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV), titel 2.3., artikel 15, dient de gemeente in de begroting aandacht te besteden aan derde rechtspersonen, waarmee de gemeente een bestuurlijke en financiële band heeft. Er zijn immers bestuurlijke, beleidsmatige en/of financiële belangen en risico's, die uit gemeenschappelijke regelingen, deelnemingen in NV's, stichtingen of verenigingen of andere overeenkomsten kunnen voortvloeien. Om te spreken van een verbonden partij, dient de gemeente zowel een bestuurlijk als een financieel belang in de betreffende partij te hebben.
De paragraaf verbonden partijen dient tenminste te bevatten:

  1. de visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting;
  2. de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen;
  3. de lijst van verbonden partijen.

3.6.2    Bestuurlijk belang
Onder bestuurlijk belang wordt verstaan: een zetel in het bestuur van een bestuurlijke participatie of het hebben van stemrecht. Het uitoefenen van bestuurlijke invloed op het bestuur van een bestuurlijk verbonden organisatie door de gemeente is er op gericht het publieke belang te dienen. In het nastreven van het publieke belang dient de reden gelegen te zijn van het aangaan van een relatie met een derde rechtspersoon.

3.6.3    Financieel belang
Alleen een bestuurlijk belang maakt een partij nog geen zogenaamde verbonden partij, daarvoor is ook een financieel belang vereist. Onder financieel belang worden niet alleen eigendomsrechten, zoals die voortvloeien uit het bezit van aandelen begrepen, maar ook constructies als het verstrekken van leningen, het verlenen van subsidies en het stellen van garanties.

3.6.4    Beleid verbonden partijen
In de “Nota verbonden partijen” is een dwingend kader opgenomen voor de oprichting van en de deelneming in een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organisatie, maar ook voor de gemeentelijke vertegenwoordiging in deze organisaties. Bovendien geeft deze nota aan op welke wijze de interne controle, verantwoording en toezicht met betrekking tot de verbonden partijen is geregeld. Het doel hiervan is de gemeenteraad zicht te geven op de mate waarin de beoogde doelstellingen binnen de verbonden partijen worden gerealiseerd, op goede borging van het publieke geld dat in de verbonden partijen omgaat en op adequate beheersing van de eventuele risico’s. De “Nota verbonden partijen” is in 2012 geactualiseerd.
In de Uitvoeringsagenda 2014-2018 is bij speerpunt 11 ‘Regionale samenwerking’ vermeld dat we interne sturing, beheersing, verantwoording en toezicht m.b.t. verbonden partijen willen verbeteren. En ook de mogelijkheden van de raad vergroten om haar kaderstellende en controlerende rol uit te oefenen. Als uitwerking van genoemd speerpunt werken we aan een (nieuwe) actualisatie van de Nota verbonden partijen. Ook de paragraaf verbonden partijen passen we aan.
In voorliggende versie vermelden we vooraan een beknopt samenvattend overzicht van alle verbonden partijen. In komende versies willen we meer aandacht geven aan het bereiken van doelstellingen van de partijen en het bereiken van de doelstellingen van de gemeente met deelname in de verbonden partij. Waarbij het niet alleen financiële doelen betreft, maar ook inhoudelijke prestatieafspraken.

3.6.5 Overzicht verbonden partijen

Verbonden partij

Bijdrage 2017

Dividend 2017

Bank Nederlandse Gemeenten

-

 12.404

Ondernemerscentrum De Schalm

-

40.000

Gemeenschappelijk Orgaan Arnhem Nijmegen City Region

83.564

-

Samenwerkingsverband Euregio Rijn/Waal

11.750

-

GR voor Onderwijszaken in de regio Arnhem (GRO)

5.449

-

Hulpverlening/Veiligheids- en gezondh.regio Geld. Midd. (VGGM)

2.688.653

-

Werkvoorzieningschap Midden-Gelderland (Presikhaaf Bedrijven)

420.000

-

Westeraam

-

-

Recreatieschap Over-Betuwe

-

-

Vitens

-

101.026

Openbaar Lichaam Park Lingezegen

240.000

-

Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA)

493.622

-

St. Samenwerkingsverband Glasvezelnetwerk Arnhem (SSGA)

4.500

-

BVO Doelgroepenvervoer Regio Anrhem-Nijmegen (DRAN)

37.866

 

Totaal

3.985.404

153.430

 

3.6.6    Toelichting verbonden partijen

Bank Nederlandse Gemeenten
Het eigenaarschap van gemeenten, provincies en de Staat, alsmede het door de statuten beperkte werkterrein van de bank, bieden financiers het vertrouwen dat het risico van kredietverlening aan dit instituut zeer beperkt is. BNG bundelt de uiteenlopende vraag van klanten tot een beroep op de financiële markten dat aansluit op de behoefte van beleggers wat betreft volume, liquiditeit en looptijd. Door de combinatie van beide elementen heeft de bank een uitstekende toegang tot financieringsmiddelen tegen zeer scherpe prijzen, die weer worden doorgegeven aan decentrale overheden en aan instellingen voor het maatschappelijk belang. Dat leidt voor de burger uiteindelijk tot lagere kosten voor tal van voorzieningen.

Mede onder invloed van aanhoudende lage lange rentetarieven en de terughoudende rentepositie van de bank zal het renteresultaat naar verwachting lager uitkomen. Het resultaat financiële transacties zal ook in de nabije toekomst gevoelig blijven voor politieke, economische en monetaire ontwikkelingen.
Gezien de aanhoudende onzekerheden acht de bank het niet verantwoord een uitspraak te doen over de verwachte nettowinst 2017.

Ondernemerscentrum De Schalm
Er zijn geen relevante ontwikkelingen te verwachten voor 2017.

GO Arnhem Nijmegen City Region
Het Gemeenschappelijk Orgaan (GO) Arnhem Nijmegen City Region start in december 2016 met de evaluatie van de samenwerking in het GO, die dan één jaar bestaat. Onze gemeente heeft bij het instemmen met de gemeenschappelijke regeling hiervoor ook onze eigen toetsingscriteria bepaald. Wij evalueren dan ook aan de hand van deze toetsingscriteria.

Voor het portefeuillehoudersoverleg Economie staat in 2017 vooral het Regionaal Programma Werklocaties (RPW) centraal. Overprogrammering van werklocaties is al langer een belangrijk onderwerp voor de regio. In 2013 zijn, na een uitgebreide regionale afstemming, het Regionaal Programma Bedrijventerreinen en het Regionaal Programma Detailhandel door de Stadsregioraad vastgesteld. Daarin is afgesproken om beide programma’s eens per twee jaar te herijken. Daarnaast heeft de provincie Gelderland de regio verzocht om de overprogrammering in de regio verder aan te pakken. Daarom hebben de samenwerkende regiogemeenten, vertegenwoordigd in het Portefeuillehoudersoverleg Economie, besloten om de afspraken met betrekking tot de in 2013 vastgestelde programma’s te herijken, de overprogrammering zowel kwantitatief als kwalitatief in beeld te brengen en hierover bestuurlijke afspraken te maken. De provincie is nauw betrokken bij de ontwikkeling van het Regionaal Programma Werklocaties en zal deze – na vaststelling - ook als uitgangspunt hanteren bij de beoordeling van bestemmingsplannen met betrekking tot bedrijventerreinen, detailhandelslocaties en kantorenlocaties in de regio. Het Portefeuillehoudersoverleg Economie zal dit herijkingstraject begeleiden

Het portefeuillehoudersoverleg Wonen staat in 2017 vooral in het teken van (sub)regionale afstemming van woningbouwprogramma’s. In 2015 kwamen de regiogemeenten tot een subregionale aanpak voor afstemming door middel van een ‘stoplichtmodel’. In de woonagenda zijn per subregio afspraken gemaakt met de provincie over de invulling van de programmering. Afgesproken werd ook om deze oefening in 2017 te herhalen op basis van nieuwe woningmarktonderzoeken.

In de regio werken we momenteel gezamenlijk aan een uitwerking van het landelijke WoON2015. 
Het WoON 2015 krijgt een regionale vertaling en uitwerking dat betaald wordt door de deelnemende gemeenten. Hiermee wordt ondermeer de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de gehele woningmarktregio in beeld gebracht. Deze analyse is naar verwachting eind 2016 gereed en vormt een belangrijke basis voor gesprekken in de subregio’s over vraag en aanbod van woningen. In 2017 moet dit leiden tot een nieuwe, regionaal afgestemde, woningbouwprogrammering per subregio tot 2025. Continuering van regionaal woningmarktonderzoek en monitoring zijn belangrijke onderleggers voor een goede kwantitatieve én kwalitatieve afstemming van planningslijsten.

In 2017 blijft het portefeuillehoudersoverleg 2x per jaar themabijeenkomsten organiseren over het thema wonen met als doel kennis delen en netwerken. De regiogemeenten leveren allemaal een bijdrage aan de organisatie van deze bijeenkomsten.
Per 1 januari 2016 is de nieuwe huisvestingsverordening van kracht. De methodiek voor woonruimteverdeling is regionaal afgestemd met een bestuursovereenkomst. Het resultaat van deze gemeentelijke samenwerking biedt woningzoekenden een transparant en laagdrempelige verdeelsysteem met een grote mate van keuzevrijheid én uniformiteit voor de gehele woningmarktregio. Uitvoeringskosten worden door de gemeenten gedragen en naar rato van het inwoneraantal verdeeld.

In 2017 zal in het portefeuilleoverleg Mobiliteit wederom veel aandacht uitgaan naar doelgroepenvervoer en openbaar vervoer. Inmiddels is er een bedrijfsvoeringsorganisatie en is een regiecentrale voor de organisatie van doelgroepenvervoer in de regio. Daarnaast heeft de provincie een openbaar vervoer visie opgesteld en vraagt aan de regio deze samen uit te werken..

Van regionaal belang voor mobiliteit zijn verder de MIRT-afspraken met de minister van Infrastructuur en Milieu, de nieuwe nationale omgevingsvisie, de nieuwe toekomstvisie openbaar vervoer 2040 voor het landsdeel Oost, de snelfietsroutes, Velo-city 2017, de Brengdienstregeling, het doortrekken van de A15, Beter Benutten-Vervolg, de spoorplannen (actueel is het tweesporig maken van de spoorbrug bij Ravenstein, de ICE, nachttreinen, goederentreinen) en de jaarlijkse verdeling van de BDU-gelden.

Portefeuillehoudersoverleg Duurzaamheid
Voor PO Duurzaamheid zijn voor de periode 2015-2018 een drietal projecten prioritair en opgenomen in de regionale uitvoeringsagenda ‘Smart Energy’.
In de vastgestelde ‘MIRT-Uitnodigingsagenda stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen’ is ‘Smart Energy’ namelijk één van de drie iconen: [1] versterken van de campusontwikkeling Arnhem-Nijmegen en de cross-overs tussen de verschillende campussen/bedrijfsleven; [2] ontwikkelen van bruisende binnensteden aan de rivier; [3] ‘Smart Energy’.
Binnen dit derde icoon, ‘Smart Energy’, zijn drie thema’s ingebracht, namelijk:

  1. energietransitie (voorheen De Groene Kracht);
  2. biobased / circulaire economie (voorheen De Groene Hub);
  3. smart / zero emmision mobility.

Binnen de genoemde drie thema’s zijn er meerdere regionale projecten relevant.
Er wordt voor het PFO duurzaamheid geen aparte bijdrage gevraagd. Wel betalen de gemeenten een inwonersbijdrage aan de nieuwe regionale samenwerking Arnhem – Nijmegen.

Ook voor 2017 is er een inwonerbijdrage vastgesteld van € 1,50 per inwoner. Hiervan is € 1,00 voor de Stichting Economic Board.

Stichting Economic Board regio Arnhem Nijmegen
De stichting Economic Board zet zich in voor de bevordering van de sectoren Health, Energy en Food en de crossovers daartussen. Voor wat betreft de verbindingen naar de Foodsector is ook de voorzitter van de Triple Helix Foodvalley (dhr. C. van der Knaap) als agendalid in de Board vertegenwoordigd.
In de Economic Board heeft  burgemeester Van Asseldonk namens de regiogemeenten zitting. Vanuit zijn rol als vertegenwoordiger namens de regiogemeenten heeft dhr. Van Asseldonk in juni 2016 een eerste nieuwsbrief opgesteld en verzonden naar alle raadsleden van de regiogemeenten om ook hen goed te informeren en aangesloten te houden.
Alle gemeenten dragen vanuit het GO € 1,00 per inwoner af aan de Board (Uw raad besloot daartoe op 22 september 2015). De Board beschikt daarmee over een werkbudget vanuit de overheden van € 750.000 per jaar. Onlangs is dhr. Van Asseldonk benoemd als voorzitter van de auditcommissie: een commissie samengesteld uit enkele leden van de board die toezicht houdt op de financiële bestedingen en verantwoording daarvan door de Board.
Voor de Economic Board is inmiddels (per 1 maart 2016) een directeur aangesteld en zijn zeven mensen in het projectbureau actief. De Radboud Universiteit faciliteert de Board met huisvesting; de Board houdt kantoor naast het Radboud Innovation Center. De Economic Board wordt op 15 september 2016 formeel “gelanceerd” met een brede bijeenkomst in het nieuwe Van de Valkhotel. 

Samenwerkingsverband Euregio Rijn/Waal
Eind 2014 werd het KLiKER-project afgerond (een initiatief vanuit de Stadt Rheinberg, waarbij een aantal Nederlandse gemeenten, w.o. Overbetuwe is aangehaakt. Het project betrof de vraag hoe gemeenten integraal optimaal de klimaatbescherming kunnen organiseren, aansturen en communiceren. Met het project werd voor alle gemeenten een klimaatroadmap  ontwikkeld (inclusief doelen en maatregelen) welke zij allen kunnen implementeren. De afzonderlijke roadmaps vormen de basis voor de ontwikkeling van een euregionale roadmap. Op basis hiervan werden in 2015 pilotprojecten op het gebied van gemeentelijke klimaatbescherming uitgevoerd. In 2016 is hieraan verder een vervolg gegeven door te onderzoeken welke projecten er mogelijk zijn op het gebied van biodiversiteit. (zie onder v.w.b. het project Fruitlint).

In 2013 en in 2014 werden resp. de projecten Activ über die Grenze en Activ über die Grenze 2.0, uitgevoerd. In beide projecten werd samengewerkt met Zevenaar, de Duitse partners als jobcenters, het Theodor Brauerhaus en Kreiz Kleve. Het eerste project was gericht op werkzoekenden en het project 2.0 op de jobcoaches. De Nederlandse en Duitse werkzoekenden en jobcoaches kregen gedurende een periode van zes weken een cultuur- en taaltraining aangeboden. Tevens konden de werkzoekenden  gedurende een periode van zes weken een stageplaats vervullen in het nabuurland. Hierdoor hebben zij direct kennis kunnen maken met de cultuur, wetgeving en werkomstandigheden in het nabuurland. Kansen op de euregionale arbeidsmarkt zijn hiermee vergroot, ervaringen zijn gedeeld en nieuwe netwerken zijn gebouwd.  In sommige gevallen heeft dit voor werkzoekenden zelfs geleid tot een vaste aanstelling in het buurland.
Dit succesvolle project wilden wij in de komende 3 jaar uitrollen in een opgeschaalde regio, zowel aan Duitse als Nederlandse zijde. Dit 3e project is in juni 2015 bij de Euregio aangevraagd onder de naam Grenzen Bewegen. Het project kent nagenoeg dezelfde inhoud als het project Activ über die Grenze maar kent een ruimere doelstelling: het gaat hier 300 werkzoekenden in een periode van 3 jaar. Bovendien is hierbij een brede regio betrokken. In september 2015 werd het project door de Stuurgroep Interreg formeel toegekend en is een vliegende start met het project gemaakt. Het project loopt nog tot eind 2018. Dan kan worden beoordeeld of de doelstelling is gehaald. Tussentijds wordt het voorgang van het project bewaakt in de stuurgroep Grenzen Bewegen waarvan Overbetuwe als projectpartner ook onderdeel uit maakt.

In het voorjaar van 2015 is door een aantal Nederlandse gemeenten (w.o. Overbetuwe, Wijchen, Druten, Lingewaard, Beuningen, Heumen), het initiatief genomen om ondernemers uit de maakindustrie in contact te brengen met ondernemers uit Duitsland. Het is de bedoeling dat er een bijeenkomst wordt georganiseerd met het oog op innovatiebevordering. Er is een analyse gemaakt van ondernemers die al gewend zijn zaken te doen in Duitsland; zij kunnen hun ervaringen delen met ondernemers die hiernaar nog zoekende zijn.  Datzelfde gebeurt ook aan Duitse zijde. Het was de bedoeling om met deze wederzijdse partners een eu-regionale bijeenkomst te beleggen. In verband met te weinig animo bij het bedrijfsleven met name uit de andere gemeenten dan Overbetuwe, is dit initiatief helaas niet van de grond gekomen. Wel wordt het belang van grensoverschrijdende samenwerking voortdurend in het platform Made in Betuwe (een platform van Lingewaardse en Overbetuwse ondernemers uit de maakindustrie) met regelmaat onder de aandacht gebracht.

 Half 2016 werd een nieuw pilotproject geïnitieerd door enkele partners onder de naam Fruitlint. Overbetuwe is gevraagd deel te nemen in de kerngroep die hiervoor een projectvoorstel gaat uitwerken. Als leadpartner heeft ECNC (European Centre for Nature Conservation Representation Office Germany uit Kleef) zich opgeworpen. Naast Overbetuwe zijn ook de gemeenten Arnhem en Rheinberg betrokken. Dit project heeft tot doel een “fruitboomlint” in de Euregio Rhein-Waal te ontwikkelen. Een dergelijke ruimtelijk samenhangende structuur heeft positieve gevolgen voor de beleving van het landschap, voor promotie van lokale producten, gebiedsgerichte branding, versterking van toeristische kwaliteit en van een streekeigen karakter, stimulering van bijenvolken en andere bestuivers, versterking van de groene infrastructuur en regionale biodiversiteit. Het project richt zich op gemeenten uit de Euregio, provincies, bedrijven, landschapsbeheerders, wegbeheerders, burgers en andere betrokkenen. Nadruk ligt op doelgroepen in het ruimtelijke fruitboomlintnetwerk en de netwerken waarin zij samenwerken, zoals (biologische) landbouworganisaties, ondernemersverenigingen, volkstuinverenigingen, stadslandbouwverenigingen, natuur(educatie)verenigingen, of erfgoedorganisaties. Voor dit project is een projectaanvraag Interreg VA, in voorbereiding en zal eind 2016 worden ingediend met de bedoeling dit verder uit te rollen in 2017.

Gemeenschappelijke Regeling voor Onderwijszaken in de regio Arnhem (GRO)
Met de invoering van de Participatiewet, is Arnhem per 1-1-2015 centrumgemeente in onze regio voor de uitvoering van de volwasseneneducatie. Door de wettelijke centrumgemeente-constructie per 1-1-2015 zijn er meer uren nodig voor de regionale coördinatie. De deelnemende gemeenten (via het AB van het GRO) hebben daarom in maart 2016 besloten het aantal uren voor de regionale coördinatie uit te breiden van 8 naar 16 uur per week. De vergoeding hiervoor vanuit de gemeente Overbetuwe voor 2017 is begroot op  € 5.449.

Een tweede tak van het GRO richt zich op de regionale aanpak van de gemeentelijke taken uit de Leerplichtwet, wettelijke taken op grond van de RMC-functie en het vroegtijdig schoolverlaten (vsv). Ten behoeve hiervan is een Regionaal Bureau Leerplicht ingericht bij de gemeente Arnhem als centrumgemeente. Het jaarlijks financieel belang voor Overbetuwe is per saldo (jaarbijdrage -/- te ontvangen detacheringsvergoeding) ca. € 61.000. De bijdrage van de gemeente Overbetuwe is voor 2017 begroot op € 172.343.

Hulpverlening/Veiligheids- en gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM)
De brandweer is in 2014 geregionaliseerd. Voor 2017 staat de evaluatie gepland.
Overige aandachtspunten 2017 voor de veiligheidsregio zijn de verzelfstandiging van de meldkamerorganisatie, de arbeidshygiëne van de brandweer en de doorontwikkeling van repressieve organisatie. Tevens zal VGGM zich voorbereiden op de nieuwe Omgevingswet. De invoering van deze wet zal implicaties hebben voor de adviserende en coördinerende rol van de brandweer op het gebied van bouw, milieu en ruimtelijke ordening.

De JGZ  heeft raakvlakken met de Jeugdwet: veel preventieve activiteiten vallen onder de JGZ terwijl (curatieve) zorg vanuit de Jeugdwet geregeld is. De JGZ kan voor preventieve interventies ingezet worden, in aansluiting op de inrichting van het sociaal domein. Omdat dat in iedere gemeente anders is vormgegeven, is er sprake van maatwerk. In een regionale werkgroep maken gemeenten en VGGM de activiteiten inzichtelijk. Ook is een werkgroep bezig de kosten van de JGZ transparanter te maken. Een onderdeel daarvan is ook een onderzoek naar de bekostigingsmanier van de JGZ. Momenteel is die gebaseerd op het aantal inwoners, terwijl JGZ zich richt op inwoners van 0-18. De inwoners van 0-18 als maatstaf nemen is een mogelijkheid, waarvan de financiële effecten voor alle gemeenten in de regio nu inzichtelijk worden gemaakt.

Werkvoorzieningschap Midden-Gelderland (Presikhaaf Bedrijven)
Implementeren adviezen ‘Regionale samenwerking Participatiewet en toekomst PHB’
In het tweede kwartaal van 2015 hebben alle gemeenten ingestemd met de adviezen uit het onderzoek ‘Regionale samenwerking Participatiewet en toekomst PHB’: PHB modulair afbouwen en gezamenlijk een structuur opbouwen in het kader van de Participatiewet. In de eerste helft van 2016 zijn door PHB twee businesscases uitgewerkt, gericht op het toekomstbestendig maken van de onderneming. De eerste businesscase volgt zuiver de de adviezen uit het onderzoek, namelijk een verkavelde verkoop en privatisering van bedrijfsonderdelen, waarbij binnen de Gemeenschappelijke Regeling een verloningstak achterblijft en de sector industrie (verpakken, essemblage, etc). De tweede businesscase werkt een integrale verkoop van de ondernemingskant van de GR uit aan een sociale firma, waarbij de GR verantwoordelijk blijft voor de wettelijke taken uit de Wsw, een verloningsGR.
Er is een voorkeur uitgesproken om deze tweede businesscase verder uit te diepen. Een extern expertpanel brengt advies uit aan het Regionaal Portefeuillehoudersoverleg (RPO) over de haalbaarheid. Besluitvorming over de keuze voor businesscase 2, of businesscase 1 en de uitwerking hiervan op de uitvoering van de Participatiewet staat gepland voor het derde en vierde kwartaal van 2016.

Begroting 2017
Op dit moment is er nog geen besluit genomen over het toekomstscenario van Presikhaaf Bedrijven en is de kaderbrief begroting 2017 opgesteld vanuit de huidige situatie bij ongewijzigd beleid. Wel zijn er een aantal verbeteringen doorgevoerd die in alle scenario’s gelden. Aan de hand van de kaderbrief zal de begroting 2017 worden opgesteld door Presikhaaf Bedrijven en in de AB-vergadering van 28 september 2016 terugkeren op de agenda. Op het moment dat er een keuze gemaakt is, wordt de begroting van de GR daar op aangepast.

Financiële consequenties
De te nemen maatregelen brengen frictiekosten met zich mee door boventalligheid vanuit het verleden en naar de toekomst en een aantal bijzondere posten voor in totaal € 1,5 miljoen. Daarnaast worden extra frictiekosten verwacht in verband met de overgang naar een Social Firm. De kosten daarvan zijn een punt van bespreking en een veelvoud van het eerder genoemde bedrag (€ 1,5 miljoen). Op dit moment worden alleen de bekende frictiekosten meegenomen. Bij het definitieve besluit zullen dan ook de frictiekosten die ontstaan als gevolg van de overgang naar de Social Firm worden opgenomen.
In de Kadernota 2016 van de gemeente Overbetuwe is de geraamde extra bijdrage van € 420.000 vanaf 2016  verwerkt in de meerjarenraming. Overbetuwe is verantwoordelijk voor de dekking van ca. 6,9% van het exploitatietekort.

De begroting 2016 van Presikhaaf Bedrijven heeft een resultaat van € 7.446.000 negatief. Door Presikhaaf Bedrijven is een gewijzigde begroting 2016 opgesteld. Deze begroting sluit op een nihil resultaat doordat aan de voorkant van de gemeenten een bijdrage wordt ontvangen in de diverse resultaten. Presikhaaf Bedrijven wil de gewijzigde begroting in de vergadering van het Algemene Bestuur van 28 september 2016 vaststellen. Voor de gemeente Overbetuwe is het deelnamepercentage 6,9%. Dit betekent een vooraf te betalen bijdrage van 513.774.

Monitoring en evaluatie

  • Elk kwartaal stuurt het bestuur van PHB een kwartaalbericht aan de raadsleden van de deelnemende gemeenten. Hierin wordt gerapporteerd over realisatie t.o.v. de begroting en de verwachtingen.
  • Gemeenteraden worden actief betrokken bij de besluitvorming over de transitie van PHB en de ontwikkelingen van de Participatiewet.

Westeraam
Momenteel is de verkoop van de woningen in het laatste deelgebied, Vierslag, in volle gang. Er is overeenstemming met de Kerk over de ontwikkeling van de Groenoordstrip. Het betreffende bestemmingsplan ligt ter inzage.

Recreatieschap Over-Betuwe
Er zijn geen ontwikkelingen te verwachten met betrekking tot het Recreatieschap.

Vitens
Voor Vitens zijn voor 2017 geen relevante bestuurlijke of financiële ontwikkelingen te verwachten. De verwachte winst en de daarmee verband houdende dividenduitkeringen aan de aandeelhouders zal in lijn liggen met die in voorgaande jaren. Ook de aflossing van de achtergestelde lening zal conform planning zijn.

Openbaar Lichaam Park Lingezegen
Het bestemmingsplan Park Lingezegen is in februari 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In 2013 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een aantal beroepen. Dit heeft er toe geleid dat er een partiële herziening is vastgesteld en goedgekeurd door de gemeenteraad op 7 april 2015. Ook hier tegen zijn weer een drietal beroep bij de Raad van State ingediend. Twee van deze beroepen zijn ongegrond verklaard en tegen een derde beroep doet de Raad van State uiterlijk augustus 2016 een uitspraak.
In 2014 is een Grondstrategieplan opgesteld. Doel van dit plan is doelmatigheid en uniformiteit bij de verkoop van gronden buiten de basisuitrusting die mee moesten worden verworven om gronden binnen de basisuitrusting te kunnen kopen. Met dit GSP heeft Provincie een bedrag van 15,2 miljoen euro ter beschikking gesteld aan het OL als investeringskrediet. De provincie is hiermee eigenaar geworden en neemt de verkoop van de gronden voor haar rekening. Het OL loopt hier mee geen risico en heeft hiermee voldoende middelen om de uitvoering te continueren. In 2016 zal een Grondstrategieplan worden opgesteld voor de verkoop van grond binnen de basisuitrusting. Het realiseren van de basisuitrusting van Park Lingezegen vordert. Eind 2016 is de basisuitrusting in de deelgebieden aangelegd met uitzondering van enkele elementen zoals: spoorkruising Notenlaan De Park,  het kasteelterrein in Ressen, en de rietmoerassen in Waterrijk. Eind 2018 zijn deze volledig gerealiseerd. Voor de gebieden die al ingericht wordt  invulling geven aan het beheer conform het beheerplan. Alle deelnemers dragen bij aan het beheer van het park (elk 240.000 euro per jaar). Deze bijdragen en middelen zijn voldoende om het park een aantal decennia te kunnen onderhouden.  Uit de prognose van de begroting van het OL blijkt dat er na afronding van de werkzaamheden ten behoeve van het aanleggen van de basisuitrusting een overschot verwacht mag worden van € 3,3 mln. Er is een lijst met mogelijke bestedingen (wensenlijst) opgesteld waarin de wensen van de parkorganisatie, de verbonden partijen en de gebruikersraad zijn opgenomen. De wensenlijst bestaat uit bestedingen die bijdragen aan de werking en het optimale benutting van de basisuitrusting en aan de doelen van Park Lingezegen. Deze bestedingsdoelen zijn: aanleggen missing links en verbeteren infra, grondaankopen basisuitrusting en bevorderen doorontwikkeling. Deze middelen kunnen echter pas worden ingezet wanneer er overeenstemming is over de besteding en het zeker is dat overschot gerealiseerd wordt. Daarnaast is in het rapport van AT Osborne “Park Lingezegen klaar voor de toekomst’” een inschatting gemaakt van de ontwikkelingen bij de parkorganisatie. Hierbij is geen rekening gehouden met de besteding van een financieel overschot en de daarmee samenhangende werkzaamheden.

Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA)
De wijze waarop en de voorwaarden waaronder de ODRA als opdrachtnemer de aan haar overgedragen taken uitvoert zijn schriftelijk vastgelegd in een dienstverleningsovereenkomst die de gemeente Overbetuwe is aangegaan met de ODRA.
In het Bedrijfsplan ODRA is vastgesteld dat de eerste jaren het principe van inputfinanciering wordt aangehouden. Vanaf 2018 (2017 is een overgangsjaar) zal er op basis van outputfinanciering worden gewerkt.

De ODRA voldoet inmiddels, in samenspraak met alle partners, aan de VTH kwaliteitscriteria 2.0 die door de rijksoverheid zijn opgesteld. Dit mede dankzij  veranderingen die een jaar geleden in de organisatie en de werkwijzen doorgevoerd. Inmiddels is gebleken dat de door de ODRA geraamde kosten voor de opgedragen taken, uitgaande van dit vernieuwde kwaliteitsniveau, voldoende gedekt worden door de inkomsten. Wij volgen de stappen die de ODRA daarbij zet, alsmede de keuzes die worden gemaakt, nauwkeurig. Op het moment dat keuzes van de ODRA voor ons (financiële) gevolgen zullen hebben, zal dit aan het gemeentebestuur worden voorgelegd. Ook het werkplan voor 2017 zal wederom, evenals dat van 2016, passend worden gemaakt aan de ruimte die de inputfinanciering biedt.

Stichting Samenwerkingsverband Glasvezelnetwerk Arnhem (SSGA)
Op 5 maart 2013 heeft de raad besloten om toe te treden tot de Stichting SGGA (Stichting
Samenwerkingsverband Glasvezelnetwerk Arnhem). De SSGA is een stichting die een glasvezelring aanlegt, uitbreidt en exploiteert voor non-profit organisaties. Deelnemers in de stichting SSGA worden mede-eigenaar van het glasvezel netwerk.

Bedrijfsvoeringsorganisatie doelgroepenvervoer regio Arnhem-Nijmegen (BVO-DRAN)
De BVO-DRAN is opgericht op 14 april 2016. De volgende 19 gemeenten nemen deel: Arnhem, Berg en Dal, Beuningen, Doesburg, Druten, Duiven, Heumen, Lingewaard, Montferland, Mook en Middelaar, Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rijnwaarden, Rozendaal, Westervoort, Wijchen en Zevenaar

De deelnemers hebben besloten om samen te gaan werken op het gebied van het regionale doelgroepenvervoer. Dit betreft het vervoer voor inwoners die wegens een beperking geen gebruik kunnen maken van regulier openbaar vervoer (zoals vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015, de Jeugdwet, het leerlingenvervoer, kleinschalig openbaar vervoer (OV), maatwerkvervoer in het kader van de Participatiewet en het dorpsvervoer). Vervoersstromen gaan over gemeentegrenzen heen. In samenwerking met andere gemeenten kan het aanvullend openbaar vervoer en het gemeentelijk maatwerkvervoer slimmer, efficiënter en klantvriendelijker georganiseerd worden. Tevens kan het beter afgestemd worden op de mogelijkheden van de inwoners. Door samen te werken en het delen van kennis en kunde is het mogelijk om een deel van de opgelegde bezuinigingen in het sociale domein en het openbaar vervoer op te vangen zonder kwaliteitsverlies voor de gebruiker.
De deelnemers willen tevens samenwerken ter behartiging van de sturing en beheersing van hun ondersteunende processen en van uitvoeringstaken en hebben besloten om deze samenwerking vorm te geven middels een bedrijfsvoeringsorganisatie.
De structurele kosten voor de regio worden geraamd op € 552.930,- op jaarbasis. De provincie Gelderland draagt financieel bij aan de BVO. Voor de regio is dat een bedrag van € 240.000, -. Hierdoor resteert een bedrag van  € 312.930,- dat verdeeld moet worden over de gemeenten. Voor Overbetuwe komt dit neer op een bedrag van €18.930,- per jaar.

 

  

VII. Grondbeleid

Grondbeleid

Terug naar navigatie - Grondbeleid

3.7.1    Inleiding
In deze Paragraaf Grondbeleid wordt een beknopte toelichting gegeven op het te voeren grondbeleid in 2017 en de jaren 2018 t/m 2020.

3.7.2   Het gemeentelijk grondbeleid
In september 2009 is door de raad de Nota Grondbeleid 2009 vastgesteld. In deze nota zijn de (on-)mogelijkheden, risico’s en keuzen inzake het gemeentelijk grondbeleid beschreven en is aangegeven hoe dit beleid als sturingsmiddel en instrument bruikbaar is. Naar verwachting wordt deze nota nog voor 1-1-2017 geactualiseerd.

3.7.3    Verlies- en winstneming
Als uit de exploitatieopzet blijkt dat er een verlies op een complex ontstaat, wordt hiervoor een voorziening getroffen. Deze wordt via de jaarrekening van de gemeente ten laste van de algemene reserve gebracht. Winstneming vindt plaats op het moment dat alle gronden binnen een complex zijn verkocht.

Voor complexen waarvan onzeker is of de gemaakte voorbereidingskosten in de toekomst wel (volledig) kunnen worden gedekt, wordt een voorziening gevormd.
Eventueel in een later stadium gerealiseerde opbrengsten kunnen worden verrekend met de getroffen voorziening.

3.7.4    De te verwachten resultaten van de lopende actieve complexen
In 2017 zijn de volgende actieve grondcomplexen in exploitatie. Hiervoor zijn op 24 mei 2016, door de gemeenteraad de (geactualiseerde) exploitatieopzetten vastgesteld:

Deze tabel geeft de eindwaarde weer tegen het rentepercentage van 3,85% en 2,5%. Bij de vaststelling van de grondexploitaties is het percentage van 3,85% gehanteerd. Bij de vaststelling van de kadernota 2017 is dit percentage met terugwerkende kracht verlaagd naar 2,5% (zie ook de paragraaf 3.7.7 Wijzigingen BBV).

In de bovengenoemde tabel wordt er vanuit gegaan dat de grondcomplexen:

  • De Breekenhof
  • Maartenstraat
  • Tobbenhof

in 2016 zullen worden afgesloten conform de uitgangspunten die zijn gehanteerd in de vastgestelde grondexploitaties.

3.7.5    Risico’s grondexploitatie
De risico’s die de gemeente Overbetuwe loopt met de uitvoering van de grondexploitatie zijn:

  • Organisatorische risico’s:
    • Nagekomen kosten bij de in het verleden afgesloten complexen
    • Het niet (volledig) toekennen van subsidies
    • Invoering van de vennootschapsbelasting
  • Projectrisico’s:
    • Archeologie
    • Bodemverontreiniging
    • Onvoldoende ruimte voor de dekking van algemene en rentekosten
  • Verhaalrisico’s:
    • Het niet volledig kunnen verhalen van kosten bij ontwikkelaars
  • Economische risico’s:
    • Nadelige economische conjunctuur. Dit heeft vooral consequenties voor het tempo van gronduitgifte (bij zowel woningbouwgronden als bedrijventerreinen)

Om deze risico’s te kunnen dekken is gemeentelijke weerstandscapaciteit noodzakelijk. De weerstandscapaciteit is een financiële buffer om tegenvallers op te vangen op een zodanige wijze, dat het voorzieningenniveau ongewijzigd kan worden gehandhaafd. Het weerstandsvermogen geeft de verhouding aan tussen risico’s en de weerstandscapaciteit. Door aandacht te besteden aan het weerstandsvermogen voor grondcomplexen en ruimtelijke projecten kan worden voorkomen dat elke financiële tegenvaller aanleiding zal zijn tot bezuinigingen.

Bij de actieve complexen, die geheel voor rekening en risico van de gemeente worden uitgevoerd, is het risico aanwezig van vertraging in de gronduitgifte. Hierdoor worden de investeringen in gronden en de kosten voor het bouwrijp maken later terugverdiend en ontstaan er renteverliezen. Per 1-1-2016 is de looptijd verlengd van met name de bedrijventerreincomplexen. Deze meer realistische planning heeft als gevolg dat er enerzijds minder hoge risicovoorziening noodzakelijk is, maar anderzijds wel een grotere verliesvoorziening getroffen moet worden.

Binnen de gemeente Overbetuwe is ervoor gekozen om de risico’s ten aanzien van de grondcomplexen te dekken door het treffen van:

  • specifieke voorzieningen voor verliescomplexen.
  • een voorziening voor de mogelijk niet door te berekenen kosten.
  • een voorziening voor de mogelijke afwaardering van complexen.

3.7.6    Vennootschapsbelasting
Per 1 januari 2016 zijn de gemeenten vennootschapsbelastingplichtig over de resultaten die worden behaald met grondexploitatieactiviteiten, indien aan enkele criteria wordt voldaan (de zogenoemde ondernemerscriteria). Momenteel wordt inzichtelijk gemaakt of de grondexploitatieactiviteiten aan deze criteria voldoen (en daarmee of de grondexploitatieactiviteiten vennootschapsbelastingplichtig worden) en wat de financiële consequenties zijn van deze wetswijziging.
Op basis van scenarioberekeningen kan de totale fiscale claim voor de komende jaren tussen de € 0 en € 500.000 bedragen. Bij het verschijnen van de najaarsnota zal hiervoor al een nadere uitwerking hebben plaatsvonden. Met name de wijze van toetsing aan de ondernemerscriteria, de totstandkoming van de fiscale openingsbalans en de wijze van beoordeling van (grondexploitatie)projecten in combinatie met de status van die projecten – bijvoorbeeld al dan niet voor 90% of meer afgerond – leiden tot een zeer breed scala aan mogelijkheden en uitkomsten.
Het exacte bedrag is op dit moment nog niet inzichtelijk en zal worden bepaald aan de hand van de actualisatie van de grondexploitaties per 1-1-2017. Dit bedrag wordt dan verwerkt in de jaarrekening 2016.

3.7.7    Wijzigingen BBV
Door de commissie BBV zijn wijziging in de verslaggevingsregels voor de grondexploitatie met ingang van 1 januari 2016 gewijzigd. Deze wijzigingen zijn:  

  • De maximale duur voor een grondexploitatie is 10 jaar
  • De kostentoerekening aan grondexploitaties dient aan te sluiten op de kostenverhaalsmogelijkheden zoals benoemd in de Wetruimtelijke ordening (WRO) / het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
  • De rente die wordt toegerekend aan grondexploitaties dient te zijn gebaseerd op de werkelijke rente over het vreemd vermogen (als benoemd: in de kadernota vastgesteld op 2,5%).
  • De niet in exploitatie genomen gronden, moeten worden opgenomen onder Materiële Vaste Activa (MVA) in plaats van grondexploitatie.
  • Passieve grondcomplexen worden niet meer verantwoord als onderhanden werken.

De financiële consequenties van de invoering van deze wijzigingen met zich zal brengen worden meegenomen bij de actualisatie van de grondexploitaties per 1-1-2017 en worden verwerkt in de jaarrekening 2016.

Door de verlaging van het rentepercentage van 3,85% naar 2,5% zal:

  • afgerond  € 1.170.000 kunnen vrijvallen van de voorziening verliesgevende complexen.
  • het voordelig saldo van het winstgevende complexen (Elst Zuid en  De Poort van Midden Gelderland Zuid) afgerond € 460.000 lager uitvallen.

3.7.8    Grondcomplexen
In de jaren 2017 t/m 2020 wordt gewerkt aan de realisatie van de volgende grondcomplexen: