4. Maatwerkondersteuning in de drie domeinen

4.1 Domein Participatie

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

In het domein Participatie kunnen inwoners inkomensondersteuning krijgen, als ze onvoldoende zelfredzaam zijn om in hun eigen inkomen te voorzien. Er zijn vier regelingen waar inwoners gebruik van kunnen maken:

  • Participatiewet
  • Bijstand voor zelfstandigen (Bbz)
  • Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)
  • Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)

In het onderstaande overzicht zijn het aantal uitkeringsdossiers opgenomen. Een dossier kan betrekking hebben op individuele klant of een klant met partner. Het aantal inwoners dat een uitkering ontvangt ligt hoger dan het aantal uitkeringsdossiers.

Aantal uitkeringsdossiers weergegeven voor de periode 2015 – 2017

Een indicator voor het versterken van de financiële zelfredzaamheid is het aantal inwoners dat na een periode van inkomensondersteuning door de gemeente weer in staat is om zichzelf financieel te redden. De bovenstaande grafiek laat zien dat het aantal uitkeringsdossiers in 2017 is gestegen 36: 574 dossiers op 1 januari 2017 naar 610 uitkeringsdossiers op 1 januari 2018. De beleidsmatige verwachting voor 1 januari 2018 was 630 uitkeringsdossiers.

De toename van het aantal uitkeringsdossiers is grotendeels toe te schrijven aan de stijging van het aantal statushouders. Deze toename is het directe gevolg van het inlopen van de achterstanden bij het huisvesten van statushouders binnen onze gemeente. Op 1 januari 2018 waren 139 dossiers van statushouders, een toename van 53 ten opzichte van 2017. De statushouders vormen een aparte groep die specifieke begeleiding krijgt in de vorm van individuele gesprekken en inloopmiddagen, om daarmee de kans op werk en participatie te vergroten.

Voor ander kleiner deel is de stijging van het aantal uitkeringsdossiers veroorzaakt door jongeren van 18 jaar en ouder die tijdelijk in een instelling van jeugdzorg verblijven en daarmee tijdelijk inwoner van de gemeente Overbetuwe zijn.

Voor het domein Participatie is 2017 een overgangsjaar: de klantmanagers zijn integraal gaan werken, de doelgroepers zijn aan het klantenbestand toegevoegd, de samenwerking met het WSP is aangehaald en de inzet van de loonkostensubsidie is verder uitgebouwd. In het Uitvoeringsplan Participatie (september 2017) zijn deze ontwikkelingen beschreven. De verwachting is dat we in 2018 de eerste resultaten kunnen laten zien van het Uitvoeringsplan.

Integraal klantmanagement
De klantmanagers Werk & Inkomen hebben als taak om onze inwoners met een vraag naar financiële bijstand te onderzoeken en af te handelen, en hen te ondersteunen bij de participatie en re-integratie in de samenleving (integraal klantmanagement). Het loket met de klantmanagers is dichtbij gevestigd in het Ambtshuis in Elst (in 2016 was dit loket nog in Arnhem gevestigd), waar ook de loketten voor jeugdzorg en WMO zijn. Daarmee heeft de gemeente een integraal loket voor onze inwoners met hulpvragen in het sociaal domein.

De klantmanagers werken met inwoners die een ‘reguliere aanvraag’ voor een uitkering aanvragen en met ‘doelgroepers’. Onder de doelgroepers vallen inwoners met een arbeidsbeperking die recht hebben op ondersteuning in het kader van de ‘banenafspraak’. De banenafspraak is een afspraak tussen kabinet en sociale partners voor meer banen voor mensen met arbeidsbeperking. Deze groep viel voorheen onder de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) of Wajong. Met de afbouw van het Sociaal Werkbedrijf Presikhaaf komen de nieuwe aanvragen bij onze klantmanagers binnen. De klantmanagers ondersteunen de doelgroepers en reguliere instroom met hun participatie- en re-integratietrajecten. In de onderstaande tabel is te zien hoeveel reguliere dossiers door klantmanagers zijn begeleid bij instroom en bij uitstroom.

Begeleiding reguliere in- en uitstroom 2017

Aantal klantdossiers

Participatiewet

IOAW, IOAZ en Bbz

Totaal

Instroom

145

24

169

Uitstroom

105

28

133

Saldo in- en uitstroom

40

-/- 4

36


Het SW-bedrijf Presikhaaf is overgegaan in Scalabor en daar blijven onze inwoners werkzaam, die voor de afbouw bij Presikhaaf ondergebracht waren. In 2017 waren dit circa 130 Wsw-ers 2017. Deze groep inwoners met Wsw-indicatie kunnen tot hun pensioen bij Scalabor blijven, waardoor deze groep de komende jaren steeds verder zal afnemen.

Participatie en re-integratie
Naast het (tijdelijk) verlenen van financiële bijstand beschikt de gemeente over andere instrumenten om inwoners weer te laten participeren, betaald of onbetaald, zoals:

  • Werkgeversservicepunt (WSP)
  • Inzet van loonkostensubsidie en job coaching
  • Samenwerking in het kader van participatie met Forte Welzijn en Vluchtelingenwerk (activiteiten of vrijwilligerswerk)

Werkgeversservicepunt (WSP)
Het WSP is een regionale samenwerking van gemeenten, UWV, onderwijsinstellingen, kenniscentra en andere partners om samen met werkgevers de kansen op werk voor inwoners, die moeilijker aan werk komen, te vergroten. De samenwerking met het WSP is in 2017 verder uitgebouwd, onder andere op lokaal niveau met de bedrijvencontactfunctionaris te zijn er verbindingen gelegd met de bedrijven.

Aantal plaatsingen WSP 2017

 

Totaal plaatsingen

Reguliere plaatsingen*

Banenafspraken

Totaal aantal regionale plaatsingen

1.324

988

336

Waarvan Overbetuwe

**

53

**

*Inclusief Wajongeren (dit zijn plaatsingen die vanuit het UWV komen)
** Wordt nog niet gemonitord per gemeente.

Loonkostensubsidie
Het participatiedeel van de lasten bestaan uit de Sociale werkvoorziening en uit de re-integratie en participatievoorzieningen Participatiewet. Het gaat hierbij onder andere over de doelgroep met loonkostensubsidies, die vóór 2015 bij SW Presikhaaf zouden instromen.

Aantal inwoners die met loonkostensubsidie naar werk zijn begeleid

Begeleiding naar werk met loonkostensubsidie

2015

2016

2017

Aantal inwoners

5

8

20


Sinds 2016 wordt de loonkostensubsidie steeds vaker ingezet. De inzet van de loonkostensubsidie kan zowel participatiemogelijkheden voor de inwoner en financiële voordelen voor de gemeente bieden. De kosten liggen op circa 50% van de gemiddelde kosten van een gemiddeld dossier participatiewet (circa € 14.000). Succesvolle toepassing van de loonkostensubsidie is en blijft maatwerk. Voor inwoners die geen uitkering ontvangen, maar wel recht op begeleiding hebben, gaat dit financiële voordeel niet op.

 

4.2 Domein WMO

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

In de onderstaande grafieken brengen we het totaal aan WMO-voorzieningen op de meetmomenten in 2015, 2016 en 2017 in beeld. De eerste grafiek laat het totaal aantal voorzieningen voor begeleiding vanuit de WMO (‘nieuwe taken’) zien. In de twee volgende grafieken geven we in de WMO voorzieningen (‘oude taken’) weer: Hulp bij het huishouden en de incidentele en periodieke aanpassingen in huis, vervoers- en rolstoelvoorzieningen.

 Aantal voorzieningen WMO-begeleiding in 2015 - 2017

In 2017 waren er 332 inwoners die 458 voorzieningen WMO-begeleiding hadden. Deze aantallen blijven redelijk stabiel in de afgelopen 3 jaar. Het aantal PGB-voorzieningen neemt in de laatste drie jaar af. Hulpvragers krijgen de keuze om zorgvoorziening in ZIN of in PGB te krijgen, en kiezen steeds vaker voor ZIN. Het aantal voorzieningen ZIN is na een toename in 2016 weer gedaald in 2017.

In de onderstaande grafiek is het aantal voorzieningen met ondersteuning 'Hulp bij het huishouden 1 (eenvoudige zorg) en 2 (zorg en psychische ondersteuning)' weergegeven. Het aantal zorgvragers en voorzieningen Hulp bij het huishouden is gelijk. Na een daling van het aantal zorgvragers Hulp bij het huishouden vanaf 2014, is er na 2016 een stabilisatie in het aantal zorgvragers van hulp bij huishouding gekomen.

Aantal voorzieningen 'Hulp bij het huishouden 1 en 2' in 2014 - 2017

Aantal voorzieningen Hulp bij het huishouden PGB of ZIN in 2015- 2017

Naast begeleiding en hulp bij het huishouden kunnen inwoners ook andere WMO-voorzieningen krijgen, zoals: vervoers-, rolstoel-, en woonvoorzieningen. De aantallen van deze voorzieningen zijn in de onderstaande grafiek weergegeven. Ook hier zien we een stabiel beeld in het aantal rolstoel-, vervoers- en woonvoorzieningen voor de periode 2015 - 2017.

Aantallen 'overige' WMO-voorzieningen in 2015 - 2017

4.3 Domein Jeugd

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

In de onderstaande grafieken zijn het aantal zorgvragers en voorzieningen jeugdzorg over de periode 2015 - 2017.

Aantal zorgvragers jeugdzorg in 2015 - 2017

Aantal voorzieningen jeugdzorg (ZIN en PGB) in 2015 - 2017

Gemiddeld aantal jeugdzorgvoorzieningen per zorgvrager in 2015 - 2017

Jeugdzorg

2015

2016

2017

Gemiddeld aantal voorzieningen per zorgvrager

 

1,39

 

1,76

 

1,78

 

De cijfers over de afgelopen 3 jaar laten de volgende ontwikkelingen zien:

  • Het aantal zorgvragers jeugdzorg blijft stijgen. Er is een stijging van circa 10% in 2017 ten opzichte van 2016. Ook de zorgvraag in voorzieningen jeugdzorg is in 2017 met 10% gestegen ten opzichte van 2016.
  • Deze cijfers laten niet zien dat ook de aard en zwaarte van de jeugdzorg is toegenomen. Dit komt tot uiting in de kostenstijging van de jeugdzorg. In 2017 is er een kostenstijging in de jeugdzorg van circa 20% ten opzichte van 2016. Daarmee stijgen de kosten sterker dan het aantal zorgvragers.
  • De toename van jeugdzorg is terug te zien over de hele breedte, waarbij de toename in de verblijfszorg de meeste impact heeft vanwege de zorgzwaarte en hoogte van de zorgkosten.
  • Het beeld van de jeugdzorg komt overeen met de regionale en landelijke trend (CBS-cijfers jeugdzorg 2017 zijn nog niet gepubliceerd). Ook wordt dit beeld bevestigd door de zorgaanbieders. Aanbieders geven aan zwaardere zorgvragen binnen te krijgen, waarvoor ze langere en zwaardere zorgondersteuning moeten inzetten.
  • De stijging van het gemiddeld aantal voorzieningen van 2015 tot en met 2017 wordt veroorzaakt door het leveren van maatwerk en de afschaling van zorg. Hierdoor zetten we meer zorgproducten per cliënt in. Dit is in lijn het beleid om met passende zorg maatwerk te leveren tegen zo laag mogelijke kosten.
  • Het aantal PGB-voorzieningen blijft op hetzelfde niveau. Hulpvragers die rechtstreeks door (huis)arts of rechter zorg krijgen toegewezen, ontvangen altijd ZIN. Hulpvragers die via de gemeente worden doorverwezen krijgen de keuze tussen ZIN en PGB, maar kiezen vaak voor ZIN omdat deze zorgvorm minder bewerkelijk is.
  • Transformatie blijft urgent om passende zorg te bieden en de zorgkosten te verminderen, dit willen we bereiken door het lokale jeugdzorgnetwerk met voorliggende partners en algemene voorzieningen beter te benutten, verdere versterking van het jeugdzorgnetwerk in Overbetuwe en, betere doorverwijzing naar passende zorg. Aan deze opgave werken we lokaal actief met de pilots van de A poule en dyslexie (zie onderstaande beschrijving van pilots).

Twee transformatiepilots in de jeugdzorg worden tussentijds gemonitord en in de Monitor gepresenteerd:

  1. Pilot versterking lokaal jeugdzorgnetwerk: A poule
  2. Pilot transformatie in dyslexiezorg

Pilot A poule

Terug naar navigatie - Pilot A poule

Doel pilot
Het doel van de pilot is om snel en passende oplossingsgerichte hulp bij jeugd-GGZ en opvoeding te bieden (maatwerk), waarbij de hulpvraag van het kind in zijn of haar context wordt gezien. Om dit te bereiken hebben we een 'zorgroute' ingevoerd, waarbij een doorverwijzer gebruik kan maken van een korte behandeling of een consultatie door de A-poule. Ook het voorliggende veld (onder andere vanuit scholen en maatschappelijk werk) maakt gebruik van de A poule. In de A-poule zitten jeugdhulpverleners met verschillende achtergrond, zowel in de jeugd- en opvoedhulp als in de jeugd-GGZ. Deze hulpverleners ondersteunen het kind of de jeugdige vanuit een systeembenadering, bijvoorbeeld het gezin als systeem. De A poule kan (via onze consulenten) af- en opschalen binnen het jeugdzorgnetwerk: lokaal naar de algemene voorzieningen en lichtere zorgproducten (afschaling) of regionaal/landelijk naar specialistische zorg. Daarmee geeft de A poule invulling aan de transformatie in de jeugdzorg.

Resultaat pilot
De gemeente Overbetuwe is in 2016 gestart met de pilot A poule. Deze pilot is in co-creatie ontwikkeld met (momenteel) 8 jeugdzorgaanbieders uit zowel sGGZ, bGGZ als jeugd- en opvoedhulp. Het doel van de pilot is om jeugdzorgaanbieders in het bestaande professionele jeugdzorgnetwerk advies te geven aan doorverwijzers en/of direct een kortdurende behandeling om daarmee snel en passende zorg te bieden voor onze jeugdigen. Met deze pilot geven we lokaal een invulling aan de transformatie in de jeugdzorg en willen we langdurige en kostbare trajecten voorkomen. Dit willen we bereiken door te werken vanuit een visie op jeugdzorg. In deze visie zetten we jeugdzorg integraal, systeem- en oplossingsgericht in. De vraag van de jeugdige is leidend voor de aangeboden zorg. Een onderdeel van de integrale visie is dat we geen onderscheid maken in J&O, bGGZ en sGGZ, dit zien we allemaal als jeugdzorg.

De A poule biedt ondersteuning aan de lokale toegang (vooral huisartsen en consulenten). De A poule wordt door hen gewaardeerd, omdat er vaak hulpvragen binnenkomen waarbij het in eerste instantie niet duidelijk is wat er aan de hand is: vage klachten met mogelijke psychische achtergrond. Met onze aanpak kunnen jeugdigen met een aantal gesprekken het probleem op tafel krijgen en meteen kort ondersteunen. Daarmee voorkomen we dat huisartsen meteen doorverwijzen naar sGGZ en dat er te snel een DSM-diagnose wordt gestart, terwijl contextuele factoren (bijvoorbeeld vechtscheiding bij ouders) een groter probleem zijn dan het eventueel te diagnosticeren DSM-ziektebeeld. De DSM gaat uit van ziektebeeld, terwijl we in de A poule uitgaan van de vraag van de jeugdige en wat hij of zij wel kan. Let wel: als er sprake is van DSM symptomen, dan laten we onze jeugdigen uiteraard diagnosticeren, het gaat immers om passende zorg.

De deelnemers van de A poule komen periodiek bij elkaar om casuïstiek op basis van onze visie te bespreken. Bij deze besprekingen zijn onze consulten betrokken, alsook partners uit het voorliggende veld en algemene voorzieningen (onder andere voorschoolse opvang, intern begeleiders scholen, maatschappelijk werk). Op deze wijze leren de partners in het lokaal jeugdnetwerk elkaar kennen en worden de beschikbare mogelijkheden voor onzer jeugdigen beter benut. Op deze wijze geeft Overbetuwe op inhoudelijke wijze invulling aan de transformatie in de jeugdzorg.

Doorverwijzers naar A poule in 2017

Doorverwijzers

Aantal

Percentage

Huisarts

300

72 %

Jeugdarts

15

4 %

Consulent

75

18 %

Medisch specialist

5

1 %

Gecertificeerde instelling (jeugdbescherming

2

<1 %

Niet geregistreerd

17

4%

Totaal

414

100 %

 

Aantal jeugdigen ondersteund vanuit de A poule

Hulpverlener

2016

2017

Orgyd Kindergroen

9

8

Kind en Meer

205

264

Lindenhout

2

0

Praktijk Rigtering

21

51

Pactum jeugd- en opvoedhulp

0

0

Psychologen- en orthopedagogenpraktijk Dodewaard

14

25

Raadthuys psychologen

9

60

Dokter Bosman

0

4

Psychotherapiepraktijk Scharwächter

0

2

Totaal

260

414


De bovenstaande tabellen laten zien dat de A poule steeds beter wordt benut door de huis- en jeugdartsen en de consulenten. Huis- en jeugdartsen hebben ruim 75% van de jeugdigen naar de A poule doorverwezen voor advies en/of kortdurende behandeling. Het aantal jeugdigen in de A poule neemt in 2017 met 60% toe ten opzichte van 2016. Tussen de deelnemende hulpverleners zien we grote variaties in het aantal ondersteunde jongeren. Deze variaties zijn te verklaren door de verschillen tussen de praktijken. Kind en Meer is de grootste praktijk in Overbetuwe en heeft twee vestigingen in onze gemeente. Daarnaast was deze praktijk al voor de A poule bekend bij veel doorverwijzende huis- en jeugdartsen. Andere hulpverleners zitten bij kleine(re) praktijken of zijn zelfstandige hulpverleners. De hulpverleners Dokter Bosman en Psychotherapiepraktijk Scharwächter zijn vanaf het vierde kwartaal van 2016 aangesloten bij de A poule. Pactum jeugd- en opvoedhulp zijn na het tweede kwartaal van 2017 uit de A poule gegaan, omdat ze geen aanmeldingen voor de A poule kregen.

Kosten van 'A poule'-route versus 'oude route'

De zorgkosten van ondersteuning door de A-poule zijn lastig te vergelijken met de (fictieve) zorgkosten van een ondersteuning buiten de A-poule. Om toch een beeld te geven hebben we bij één hulpverlener uit de A poule de zorgkosten doorgerekend en vergeleken met de kostenindicatie van jeugdzorg als deze via de 'oude route' van jeugdzorg zou lopen. Op basis van de richtlijnen van de NZA is het cliëntenbestand van deze A poule-hulpverlener ingedeeld over de 4 zorgcategorieën van de 'oude route':

  • De consultatiefunctie,
  • De basis GGZ (0 - 800 minuten),
  • De specialistische GGZ (800 - 1.800 minuten)
  • De specialistische GGZ zwaar (1.800 minuten en meer).

Deze zorg is doorgerekend met de gemiddelde sGGZ-tarieven van regio Gelderland Centraal. De totale zorgomzet voor de 'oude route' is in de doorrekening als basis genomen en deze kosten zijn op 100% gezet. In de onderstaande grafiek is de 'oude route' weergegeven in de eerste donkerblauwe kolom. Dit is een optelling van de middelste vier lichtblauwe kolommen. Vervolgens zijn de zorgkosten van de 'A poule-route' procentueel afgezet tegen de 'oude route'. De 'A poule-route' is in de grafiek weergegeven in de laatste gele kolom. De geschatte kostenbesparing die bereikt wordt met de 'A poule-route' ten opzicht van de 'oude route' bedraagt 36%.

Zorgomzet 'A poule'-route en 'oude route'

Pilot Dyslexie

Terug naar navigatie - Pilot Dyslexie

De pilot dyslexie betreft de experimentele behandeling van Enkelvoudige Ernstige Dyslexie (EED) door Marant, de grootste aanbieder van dyslexiezorg in Overbetuwe. Wanneer er een vermoeden is van EED en een diagnose met behandeling wordt gevraagd, kijkt Marant eerst of ze met een korte begeleiding van 12 behandelingen een zodanige verbetering bereikt dat diagnose met behandeling voor EED niet meer nodig is. Het kind wordt dan terugverwezen naar school met gerichte adviezen. Marant betrekt ouders en school intensief bij de begeleiding. Zo wordt ook de deskundigheid van de ouders en de schoolbegeleider verhoogd. De methodiek die Marant met de pilot volgt, komt voort uit wetenschappelijk onderzoek naar de beste methode om dyslexie effectief te behandelen. Zowel ouders als scholen reageren positief op de pilot. De pilot wordt budgettair neutraal uitgevoerd.

Doel pilot

Doel van de werkwijze is het aantal behandelingen voor EED te beperken.

Resultaat pilot

De pilot bij Marant heeft er toe geleid dat er meer kinderen terugverwezen worden naar school voor begeleiding. Er deden vanaf de start in 2016 tot maart 2018 63 kinderen mee aan de pilot. Over 49 kinderen kan Marant al resultaten melden: 14 kinderen zijn terugverwezen naar school. Dit is 27 % van het totaal, in de oude situatie was dit 10 %. Als kinderen worden terugverwezen naar school krijgt school krijgt advies voor de begeleiding. Deze werkwijze vergroot ook de deskundigheid van de leerkrachten over dyslexie. Marant blijft de kinderen na terug verwijzing volgen. Eén kind heeft alsnog een regulier traject doorlopen. Er is nog geen formele eindrapportage, maar we zien de pilot wel als geslaagd. We hebben daarom met Marant afgesproken dat dit de reguliere werkwijze wordt.

Marant werkt als onderdeel van wetenschappelijk onderzoek ook aan een verbetering van de behandeling. Ze willen de behandeling meer richten op de specifieke behoeften van het kind. Hierdoor is de behandeling effectiever en kan het traject korter duren.